Ministerie van Buitenlandse Zaken

Beantwoording kamervragen over vrijheid van godsdienst in Griekenland

Tweede Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof
Den Haag | |Directie West- en Midden Europa
Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag | |

|Datum |29 april 2005                       |Behand|Charlotte van Baak   |
|      |                                    |eld   |                     |
|Kenmer|DWM/378-05                          |Telefo|070-3486610          |
|k     |                                    |on    |                     |
|Blad  |1/1                                 |Fax   |070-3486233          |
|Bijlag|1                                   |charlotte-van.baak@minbuza.nl|
|e(n)  |                                    |                             |
|Betref|Beantwoording vragen van de leden   |                             |
|t     |Çörüs en Van Dijk over vrijheid van |                             |
|      |godsdienst in Griekenland           |                             |
Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door de leden Çörüs en Van Dijk over vrijheid van godsdienst in Griekenland. Deze vragen werden ingezonden op 7 april 2005 met kenmerk 2040511910.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Dr. B.R. Bot

Antwoord van de heer Bot, minister van Buitenlandse Zaken, op vragen van de leden Çörüz en Van Dijk (beiden CDA) over vrijheid van godsdienst in Griekenland.

Vraag 1
Bent u bekend met de berichten dat de vrijheid van godsdienst in Griekenland zodanig wordt begrensd dat de Grieks-orthodoxe kerk bijvoorbeeld toestemming moet geven voor ieder nieuw gebedshuis, ook van een andere geloofsgemeenschap, en dat crematie verboden is omdat de Grieks-orthodoxe kerk hiertegen is? Berusten deze berichten op waarheid?

Antwoord
Ja, ik ben met die berichten bekend. Het bericht dat crematie in Griekenland verboden is, berust op waarheid. Het is echter niet juist dat de Grieks-orthodoxe kerk toestemming zou moeten geven voor het oprichten van nieuwe gebedshuizen (van andere religies).

Voor het oprichten van een gebedshuis moeten geloofsgemeenschappen een vergunningaanvraag indienen bij het Ministerie van onderwijs en religieuze zaken. In het verleden was verlening van een dergelijke vergunning mede afhankelijk van goedkeuring van de Grieks-orthodoxe Kerk. Naar aanleiding van uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens , heeft Griekenland deze procedure in de praktijk aangepast. Tegenwoordig geeft de lokale Grieks-orthodoxe bisschop een niet-bindend advies.

Vraag 2
Wat is uw standpunt ten aanzien van deze begrenzing van godsdienstvrijheid?

Vraag 3
Zijn deze beperkingen van de vrijheid van godsdienst geoorloofd binnen de politieke criteria van Kopenhagen, het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en andere mensenrechtenverdragen waaraan Griekenland gebonden is?

Vraag 4
Heeft u, al dan niet in EU-verband, hierover in het verleden contact met de Griekse regering opgenomen? Zo ja, wat is hiervan het resultaat geweest? Zo neen, waarom niet?

Vraag 5
Bent u bereid deze situatie te bespreken met uw Griekse ambtsgenoot? Zo neen, waarom niet?

Antwoord
De vrijheid van godsdienst is in Griekenland bij grondwet gegarandeerd. In artikel 3 van de Griekse Grondwet wordt weliswaar bepaald dat de Grieks-orthodoxe Kerk heersend is, maar dit wordt aangevuld door artikel 13 waarin bepaald wordt dat de vrijheid van godsdienst onschendbaar is. Griekenland is bovendien goed ingebed in de Europese structuren die mensenrechten garanderen. Griekse burgers die van mening zijn dat hun religieuze rechten op het gebied van vrijheid van godsdienst geschonden zijn kunnen bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens een klacht indienen. Het Hof heeft de afgelopen tien jaar een aantal uitspraken gedaan met betrekking tot godsdienstvrijheid, waarbij Griekenland door dit Hof werd veroordeeld wegens schending van artikelen 9 en 14 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens. Naar aanleiding van deze uitspraken heeft de Griekse regering maatregelen genomen om herhaling te voorkomen. Op een juiste naleving van de uitspraken wordt op grond van artikel 46 lid 2 EVRM toezicht gehouden door het Comité van Ministers van de Raad van Europa. Gezien het bovenstaande zie ik geen noodzaak mijn Griekse ambtgenoot aan te spreken op de kwestie.


-----------------------
NRC Handelsblad, 21 maart jl., 'Vrijheid van godsdienst betekent vooral vrijheid voor Grieks-orthodoxe kerk' N.B. Juiste titel van het artikel luidt: 'De meeste Grieken weten niet wat ze geloven'. zie bijvoorbeeld Manoussakis e.a. v. Griekenland, EHRM-uitspraak van 29 augustus 1996


---- --