Ministerie van Buitenlandse Zaken

Kamerbrief over de behandeling van VN-rapport inzake naleving wapenembargo DR Congo in Veiligheid sraad

Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag | |

|Datum |29 april 2005                       |Behand|Frank van Pelt       |
|      |                                    |eld   |                     |
|Kenmer|DAF-305/05                          |Telefo|070-3485607          |
|k     |                                    |on    |                     |
|Blad  |1/3                                 |Fax   |070-3486607          |
|Bijlag|-                                   |frank-van.pelt@minbuza.nl    |
|e(n)  |                                    |                             |
|Betref|Behandeling van VN-rapport inzake   |                             |
|t     |naleving wapenembargo DR Congo in   |                             |
|      |Veiligheidsraad                     |                             |
Graag informeren wij u bij deze over de uitkomst van de behandeling van het VN-rapport (S/2005/30, d.d. 25 januari jl.) inzake de naleving van het wapenembargo in de Democratische Republiek Congo (DRC) door de Veiligheidsraad, conform de toezegging in de brief aan de Tweede Kamer van 10 februari jl. inzake het conflict tussen de DRC en Rwanda (25098, nr. 25) en uw verzoek van 4 maart jl. (05-BuZa-17). Volledigheidshalve wijzen wij u tevens op de brief van 9 maart jl. (25098, nr. 27) waarin u tussentijds over de behandeling van het rapport op de hoogte werd gesteld.

Op verzoek van de Veiligheidsraad werd in maart 2004 een groep van deskundigen ingesteld met als taak informatie over de naleving van het wapenembargo in de DRC te verzamelen en te analyseren, en aanbevelingen te doen voor een effectieve implementatie van het embargo (resolutie 1533). Op 17 juli 2004 publiceerde de groep haar eerste rapport, op 25 januari jl. gevolgd door een tweede rapport. Dit laatste rapport schetst opnieuw een indringend beeld van de nijpende veiligheidssituatie in het oosten en de manier waarop de handel in grondstoffen en illegale wapentransacties ertoe bijdragen dat gewapende groepen zich in stand houden. Het rapport geeft een aantal voorbeelden van overtredingen van het embargo door bedrijven en luchtvaartmaatschappijen, maar ook door de buurlanden Rwanda, Uganda en Burundi en enkele (niet-geïntegreerde) onderdelen van het Congolese leger. Bovendien maakt het rapport melding van gebrek aan medewerking met de groep van deskundigen door verschillende overheden.

Na een langdurige discussie heeft de Veiligheidsraad op 18 april jl. overeenstemming bereikt over resolutie 1596, die betrekking heeft op het laatste rapport. Hierin worden onder andere de volgende maatregelen aangekondigd. Ten eerste wordt het embargo, dat in juli 2003 werd ingesteld en uitsluitend van toepassing was op gewapende groepen in het oosten van het land, uitgebreid naar het hele Congolese grondgebied, in eerste instantie tot 31 juli 2005. Alleen geïntegreerde leger- en politie-eenheden die door de nationale leger- en politieleiding worden aangestuurd, worden van het embargo uitgezonderd. MONUC zal met de middelen die zij daarvoor beschikbaar heeft blijven toezien op de naleving van het embargo, met bijzondere aandacht voor de oostelijke provincies, zonder dat dit ten koste mag gaan van de uitvoering van haar andere taken.

Daarnaast worden de regeringen van de DRC, Rwanda, Uganda en Burundi opgeroepen hun toezicht op de militaire en burgerluchtvaart te verbeteren en relevante gegevens beschikbaar te stellen aan de groep van deskundigen. Ook dienen deze landen hun grenscontrole te versterken om illegale transporten tegen te gaan. De internationale gemeenschap wordt opgeroepen hierbij te assisteren, en tevens in eigen land maatregelen te treffen tegen personen en bedrijven die betrokken zijn bij overtredingen van het embargo. Hierbij wordt ondermeer genoemd het bevriezen van tegoeden. Ten slotte worden de landen in de regio met klem opgeroepen volledige medewerking te verlenen aan de groep van deskundigen.

De Nederlandse regering is tevreden met de genomen besluiten. De uitbreiding van het wapenembargo over het hele grondgebied van de DRC is een belangrijke stap in het tegengaan van illegale wapentransacties. Dit geldt eveneens voor het verbeteren van de controle op de grenzen en luchtvaart. Daarnaast blijft het toezicht op de naleving van het embargo gewaarborgd door verlenging van het mandaat van de groep van deskundigen tot 31 juli a.s. De effectiviteit van de maatregelen zal evenwel in de praktijk moeten blijken. De groep zal voor 1 juli a.s. opnieuw van haar bevindingen verslag uitbrengen aan de Veiligheidsraad.

Rwanda en Uganda hebben de beschuldigingen uit het rapport ontkend. Beide landen wijzen op het gebrek aan goed gefundeerd bewijs voor de beschuldigingen. Uganda erkent evenwel dat controle op het grensverkeer tekortschiet, en belooft maatregelen om burgervluchten vanaf de militaire luchthaven bij Entebbe tegen te gaan. Wat betreft het gebrek aan medewerking zou volgens Rwanda en Uganda juist de groep van deskundigen afspraken met beide landen niet zijn nagekomen. Daar komt bij dat onlangs ernstige kritiek is geleverd op de werkwijze van de groep door een van de consultants die bij het werk van de groep betrokken is geweest, de heer Church. Volgens deze deskundige zou de groep zich in veel gevallen niet gehouden hebben aan de regels voor objectieve bewijsvoering.

Het sanctiecomité van de Veiligheidsraad is op de hoogte van de kritiek. Nederland heeft er bij verschillende leden van de Veiligheidsraad op aangedrongen deze kritiek serieus te behandelen. Zeker in een gebied als de Grote Merenregio, waar waarheid en geruchten vaak moeilijk van elkaar te onderscheiden zijn, is grondige en verifieerbare onderbouwing van de beschuldigingen van wezenlijk belang. Er zijn vooralsnog geen aanwijzingen dat Nederlandse bedrijven betrokken zouden zijn bij overtredingen van het embargo, of dat illegale transporten richting de DRC via Nederlands grondgebied zouden plaatsvinden. Mocht dit wel het geval zijn, dan zullen hiertegen, in lijn met resolutie 1596, passende maatregelen genomen worden.

Met betrekking tot versterking van de grenscontrole zal, al dan niet in EU-verband, gezocht worden naar mogelijkheden om activiteiten van de betrokken landen te ondersteunen, bij voorkeur in regionaal verband. Van belang in dit opzicht is het feit dat de Conferentie over de Grote Meren de problematiek van illegale handel in wapens en grondstoffen, alsmede de noodzaak tot versterking van grenscontrole als belangrijk actiepunt heeft geïdentificeerd. Nederland zal zich als co-voorzitter van de Group of Friends van de Conferentie ervoor inzetten dat dit onderwerp een belangrijk onderdeel zal uitmaken van het pact voor veiligheid, stabiliteit en ontwikkeling dat tijdens de tweede Top van Conferentie, gepland voor november a.s., zal worden gesloten.

De Minister De Minister
van Buitenlandse Zaken, voor Ontwikkelingssamenwerking

Dr. B.R. Bot A.M.A. van Ardenne-van der Hoeven


---- --