Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag

ons kenmerk: DL. 2005/997
datum: 02-05-2005
onderwerp: Toekomst intensieve veehouderij

Bijlagen: 2

Geachte Voorzitter,

Na het maatschappelijk debat over de toekomst van de intensieve veehouderij in Nederland in 2003 hebben de verschillende partijen, waaronder ook de overheid, gewerkt aan maatregelen, verbeteringen en initiatieven. In het najaar van 2004 hebben de relevante partijen geconstateerd dat er een flink aantal uitdagingen en knelpunten zijn waarbij een gezamenlijke aanpak nodig en mogelijk is. In een door betrokken partijen voorbereide bijeenkomst op 19 januari 2005 in Baarn zijn hierover afspraken gemaakt. Daarom leek het mij een goed moment om u over de actuele stand van zaken te informeren.

Eind 2003: de stormbal gehesen

In 2003 constateerde ik dat de hele keten kampte met tekorten op economisch, ecologisch en sociaal gebied. De discussies over de intensieve veehouderij laaiden na elke dierziekteuitbraak (laatstelijk Aviaire Influenza) en ieder incident weer op en de vooruitzichten van de sector waren zorgwekkend. Steevast werd naar de overheid gekeken voor het vinden van oplossingen. Deze constateringen vond ik dermate ernstig dat ik de stormbal heb gehesen en een breed maatschappelijk debat ben aangegaan. Dit debat kende een voorlopige eerste finale op
10 november 2003 tijdens de nationale dialoog in Beesd. In deze bijeenkomst is een positief antwoord gegeven op de existentiële vraag, namelijk of er plaats is voor een intensieve veehouderij in de Nederlandse samenleving. Tevens werd een gedeeld toekomstperspectief geformuleerd en werd duidelijk aangegeven welke verantwoordelijkheden en rollen de verschillende partijen hebben bij de verdere aanpak. Een en ander verwoordde het kabinet in een brief aan uw Kamer van 19 december 2003, die in het notaoverleg met uw Kamer op 7 juni 2004 op een brede steun bleek te kunnen rekenen.

Tegelijk werd duidelijk dat het essentieel is dat op basis van de geformuleerde uitgangspunten ook daadwerkelijk actie zou worden ondernomen. Daarover wil ik u in het vervolg van deze brief informeren.

2004: Koers zoeken

De basis is eind 2003 gelegd, vele partijen hebben de eigen verantwoordelijkheid en rol aanvaard en er is sprake van een groeiend vertrouwen in de toekomst en in elkaar. Op tal van terreinen is in 2004 concreet voortgang geboekt. Het is echter ook duidelijk dat nog steeds omvangrijke inspanningen van velen nodig zijn om een bestendige plaats van de sector in Nederland te verzekeren. Nog steeds zijn er duurzaamheidstekorten en zeker naar de toekomst een niet stabiele concurrentiepositie. De winst nu is dat in gezamenlijkheid gedacht wordt in oplossingen en niet in problemen. Positieve energie naar de toekomst in plaats van blijven hangen in zelfbeklag. Dit biedt een reëel perspectief naar een ontwikkeling van een duurzame productie van dierlijke producten. Het stellen en de positieve beantwoording van de vraag naar het bestaansrecht is daarmee van niet te onderschatten betekenis geweest.

De rol van de overheid is aan het veranderen. Van verordenend naar meer stimulerend, van bepalend naar kaderstellend en verleidend. Kortom van overwegend verticaal naar overwegend horizontaal bestuur. Bij de uitvoering van het beleid daarentegen ligt het accent op het nakomen van afspraken en dat vergt derhalve een meer dirigistische en resultaatgerichte benadering. In mijn brief van 19 december 2003 heb ik aangegeven waarop ik aanspreekbaar ben als partij bij de ontwikkelingen omtrent de toekomst van de intensieve veehouderij. In een bijlage (bijlage 1) bij deze brief ga ik meer gedetailleerd in op de stand van zaken met betrekking tot mijn actiepunten. Daarin wordt tevens antwoord gegeven op enkele nog openstaande vragen uit het debat van 7 juni 2004, zoals ontwikkelingen omtrent de comfort-class stal en ombuiging van middelen.

Begin 2005: het schip ligt met de kop in de golven

Een van de actiepunten voor de overheid die ik in mijn brief van 19 december 2003 beschreef, was het 'hanteren van de thermometer' en het behoud en verbreden van de sense of urgency binnen het veld van betrokkenen. Ik kondigde daarbij aan dat ik een vervolg op de nationale dialoog zou organiseren, op basis van de waargenomen inzet, ervaringen en resultaten van de uiteenlopende partijen. Dit heeft geresulteerd in een bijeenkomst op 19 januari 2005 in Baarn. Deze bijeenkomst is echter niet door mij alleen georganiseerd, maar - geheel in de geest van de gedeelde verantwoordelijkheid - voorbereid door een stuurgroep van alle betrokken partijen. Deze stuurgroep heeft in onderling overleg de agenda bepaald en partijen uitgenodigd. Op basis van besluitvorming in deze stuurgroep is vooral ingezet op het stimuleren van beweging van 'de brede middenmoot' in de sectoren en het agenderen van knelpunten met als doel concrete afspraken te maken over de aanpak. De slotverklaring die aan het eind van de bijeenkomst in Baarn is geformuleerd en gepubliceerd (bijlage 2) bevat een lijst met afspraken, compleet met de namen van de verantwoordelijke partijen voor het ondernemen van actie op dat terrein.

Als rode draad constateer ik dat de partijen gemeenschappelijk overtuigd zijn (geraakt) dat bedrijven en sectoren zelf verantwoordelijk zijn voor hun voortbestaan, ontwikkeling en marktpositie. De rol van overheid is waar mogelijk ondersteuning te bieden met haar nationale en internationale instrumentarium. De initiërende en trekkende rol ligt dus vooral bij de sector en maatschappelijke organisaties, terwijl de overheid aanspreekbaar is op een stimulerende en faciliterende rol binnen de maatschappelijke randvoorwaarden die zij tegelijkertijd heeft te stellen en te borgen.

2005: Met vol vermogen vooruit

Nu de rollen en verantwoordelijkheden helder zijn en er veel energie aanwezig is voor de verdere aanpak van de problematiek, is het zaak de uitvoering van de agenda van Baarn en de reeds lopende acties van de diverse betrokken partijen voortvarend ter hand te nemen. Ieder vanuit de eigen verantwoordelijkheid. Ik ben aanspreekbaar op het nakomen van de acties die onder mijn verantwoordelijkheid vallen en ik ga ervan uit dat dit ook geldt voor alle andere partijen. Meer concreet zijn in Baarn op hoofdlijnen de volgende afspraken gemaakt. In bijlage 2 worden deze afspraken meer gedetailleerd weergegeven, waarbij ook aangegeven is wie de trekkers zijn.

Kwaliteit, duurzaamheid en markt
Partijen zetten in op een sterke positie op de West-Europese markt door inzet op een kwaliteitsstrategie die moet leiden tot een voorsprong op de markt. De grote ketenpartijen zullen hiertoe het initiatief nemen.
Mijn inzet is gericht op het geven van steun bij de kwaliteitsstrategie van de sectoren, onder meer in onderzoek en onderwijs, op het invullen in de EU-regelgeving van het begrip 'vers', zodat dit weer echt staat voor vers en duurzaam, en op het mogelijk maken van origineaanduidingen.

Organisatie van de vleesketen
Op korte termijn zal het bedrijfsleven met een plan van aanpak komen voor het aanpakken van de kleine groep 'verziekers' in de keten, met name in relatie tot diervoeder. Hierbij wordt uitgegaan van 'name en shame beleid' als principe. Het initiatief van het bedrijfsleven om precompetitief onderzoek (innovatie) in publiek-private samenwerkingsconstructies is belangrijk, temeer omdat daarbij aangesloten wordt bij het ambitieniveau van 'Flowers and Food'. Ik zal de initiatieven steunen.

Afzet producten van gevaccineerde dieren
Op korte termijn zal door een aantal organisaties een nationaal en internationaal communicatieplan worden opgesteld als mede een concrete afspraak worden voorbereid voor de kanalisatie en borging van producten van gevaccineerde dieren. Deze initiatieven zijn gericht op een verantwoorde afzet van producten van gevaccineerde dieren. Op het gebied van de controle zal de overheid haar rol spelen.

Preventie insleep en verspreiding van dierziekten Internationale transporten worden gezien als groot risico. Door de private partijen zal ingezet worden op het vergroten van de transparantie. Daarnaast zal gewerkt worden aan een betere samenwerking. Hierbij zal ook worden aangesloten bij reeds lopende activiteiten rond de uitwisseling van gegevens tussen overheid en bedrijfsleven.
Waar mogelijk en nodig zal ik deze acties ondersteunen.

Marktontwikkeling eiersector
Een groot succes van de eiersector is dat momenteel al meer dan 50% van de tafeleieren afkomstig is uit niet-kooisystemen. Een niet geringe prestatie die een goede basis biedt voor een nog verder gaande waardecreatie. Door een promotiecampagne voor tafeleieren gericht op de inkopers voor de Duitse markt en door in te zetten op de afzet van niet-kooieieren voor eiproducten, wordt getracht waarde toe te voegen aan de geproduceerde eieren. Dit zal ondersteund worden door onderzoek naar koopgedrag van de consument en naar redenen waarom het restant van kooibedrijven nog niet overgeschakeld zijn. Ik zal onderzoeken of en waar fiscale ondersteuning mogelijk is.

Duurzaamheid en labeling
In de sectorinitiatieven rond kwaliteit, duurzaamheid en markt wordt ingezet op een hoog kwaliteits- en duurzaamheidsniveau. Hierbij past een actieve communicatie van betrouwbare en uniforme informatie over productkwaliteit en duurzaamheid. Hiertoe zal door de private partijen het algemene informatiesysteem via de website 'Alles over eten' met kracht worden doorgezet, aangevuld met enkele specifieke pilots. Desgevraagd zal ik deze initiatieven waar mogelijk en nodig faciliteren.

Ruimte, regels en de praktijk
Omtrent dit thema zijn door betrokken partijen, waaronder ook mijn departement, het ministerie van VROM en provincies en gemeenten afspraken gemaakt die gericht zijn op het vereenvoudigen van administratieve procedures, informatievoorziening, bieden van experimenteerruimte en het ontwikkelen van heldere toetsingskaders in het kader van geur en ammoniak en de IPPC-richtlijn. Het kabinet heeft als uitgangspunt dat regels en procedures niet onnodig belemmerend mogen werken. Tegelijkertijd is duidelijk dat de politieke en bestuurlijke werkelijkheid niet snel en eenvoudig te veranderen is. In dit spanningsveld zet de overheid in op een structurele verbetering van de verhouding samenleving en overheid via het programma Andere Overheid. Meer specifiek in verband met de toekomst van de intensieve veehouderij zet de overheid in op onder meer het verkorten en vereenvoudigen van procedures via de taskforce Vereenvoudiging vergunningen, bundeling van procedures uitmondend in een integrale VROM-vergunning en bieden van experimenteerruimte bij nieuwe innovatieve technieken omtrent bijvoorbeeld geur en ammoniak.

Het verdere bestek

De ontwikkelingen staan in het teken van het gezamenlijk en voortvarend uitvoeren van de gemaakte afspraken, ieder vanuit de eigen rol en verantwoordelijkheid. Voor mij betekent dat ook het - waar nog nodig - voortvarend verder werken aan de actiepunten uit mijn brief van 19 december 2003. In dat kader zal ik in de loop van dit jaar ook een aantal regelingen open stellen voor financiële ondersteuning van initiatieven die een bijdrage kunnen leveren aan een duurzame ontwikkeling van de intensieve veehouderij.

Er ontstaat nu zicht op de toekomst en een bestendige plaats van de intensieve veehouderij in Nederland. Tevens is sprake van een groeiend onderling vertrouwen. Een gezamenlijke aanpak van de problemen zal dit vertrouwen naar verwachting nog verder verdiepen. Er is veel energie en daadkracht aanwezig bij de betrokken partijen, wat onder andere blijkt uit de acties die reeds door enkele partijen zijn ingezet. Ik zal voeling blijven houden met de verdere ontwikkelingen omtrent de afspraken van Baarn, maar samen met alle partijen ook verder vooruit blijven kijken.

De koers naar de toekomst is ingezet, de golven worden op de kop genomen. De rollen, verantwoordelijkheden en posities zijn helder waardoor eendrachtig kan worden samengewerkt in zowel de machinekamer als op de brug. Dit geeft vertrouwen, echter het bepalen van het verdere bestek blijft de aandacht vragen. Mijn rol is en blijft die van faciliteren, stimuleren, de kaders aangeven en zonodig de partijen bij elkaar brengen.
Nu de structurele verandering van mijn inzet als overheid is gemarkeerd en de sectoren hun rol hebben aanvaard en ter hand genomen, meen ik dat de beweging naar vernieuwing definitief is ingezet. Daarmee is de aanpak van de problematiek van de intensieve veehouderij definitief uit de projectsfeer gekomen.

De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,

dr. C.P. Veerman
Bijlagen
Bijlage 1 - Stand van zaken actiepunten overheid Bijlage 2 - Slotverklaring van de vervolgbijeenkomst toekomst intensieve veehouderij op 19 januari 2005 te Baarn