Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag

ons kenmerk:
datum: 03-05-2005
onderwerp: Bestrijding vogelpest Azië VD. 2005/1197

Bijlagen:

Geachte Voorzitter,

In vervolg op eerdere correspondentie met uw Kamer over de situatie in Azië ten aanzien van Aviaire Influenza (AI) bericht ik u als volgt.

De uitbraken van hoogpathogene AI in Azië gaan onverminderd voort. Deze epidemie vormt een bedreiging voor de voedselvoorziening in de regio en door de kans op virusmutatie ook voor de wereldwijde volksgezondheid.
In de meeste getroffen (ontwikkelings)landen is niet voldoende kennis en capaciteit aanwezig om deze dierziekte onder controle te krijgen. Mijn departement mobiliseert daarom Nederlandse diergeneeskundige kennis en ervaring om de landen in de regio te helpen deze ziekte onder controle te krijgen en daarmee risico's voor mens en dier te verminderen. Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) werkt hierbij samen met de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO).
In Europa lijken de risico's van deze epidemie voor de volksgezondheid nog niet voldoende te worden beseft. Een oproep aan andere EU-landen mijnerzijds in de Landbouw- en Visserijraad heeft tot heden nog onvoldoende in beweging gebracht.

Waar liggen de grootste veterinaire risico's?

* Uit verschillende analyses blijkt dat grote risico's worden gevormd door de sterke onderlinge vermenging van dierpopulaties als gevolg van lokale dierhouderijtradities, zoals de zogenoemde 'wild bird markets'. Dit bevordert de verspreiding van het virus.
* Het houden van eenden op de rijstvelden en open water vormt een grote risicofactor voor de verspreiding van het virus. Bij eenden verloopt de infectie vaak zonder symptomen, waardoor geïnfecteerde dieren niet worden herkend en het virus makkelijk kan verspreiden.
* Op het gebied van de bestrijding liggen de risico's bij het tekort aan voldoende kennis en capaciteit van de veterinaire diensten. Daarnaast is er vaak te weinig transparantie over (mogelijke) uitbraken in deze landen.

Inzet van LNV
Door het sterke agrarische kennisnetwerk en de dierziekteuitbraken in ons land heeft Nederland een grote kennis en ervaring opgebouwd op het gebied van besmettelijke dierziekten en dierziektebestrijding. De Nederlandse expertise is buitengewoon relevant voor de vogelpestproblematiek in Azië. LNV heeft aan enkele getroffen landen specifieke expertise aangeboden. Ik heb besloten om vanwege de noodzaak van een goede regionale regie deze kennis en ervaring zoveel mogelijk onder de multilaterale coördinatie van FAO te brengen. De Nederlandse kennisoverdracht is toegespitst op de vergroting van epidemiologische kennis, het verbeteren van diagnostiek en monitoring, het ontwikkelen van een effectieve en maatschappelijk aanvaardbare dierziektebestrijding (inclusief vaccinatie) en het verbeteren van dierhouderijsystemen. Hiermee doet Nederland weer waardevolle expertise op.

LNV is een samenwerkingsproject met de FAO aangegaan om deze organisatie te ondersteunen in het vervullen van coördinerende en technische hulptaken. Daartoe is nu een Nederlandse deskundige gedetacheerd bij de FAO en is een trustfund van $ 250,000 opgezet om in 2005 de FAO-bestrijdingsstrategie verder te ontwikkelen en enkele technische projecten in de getroffen regio op te zetten. Ik vind het van belang dat deze samenwerking met de FAO ook ná 2005 wordt voortgezet.

Daarnaast is LNV met Wageningen Universiteit en Research (WUR) op verzoek van de Indonesische overheid een project gestart in Indonesië. Dit project zal ondersteuning bieden bij de controle van AI, onder andere door gebieden die nog vrij zijn van deze ziekte ook vrij te houden.

Ook andere vormen van technische assistentie worden door mijn departement uitgewerkt. Hierbij wordt onder meer aansluiting gezocht bij activiteiten van de Europese Commissie, FAO en de Internationale Organisatie voor Diergezondheid (OIE). Bij de gehele problematiek spelen aspecten van ontwikkelingssamenwerking en volksgezondheid. Daarover onderhoudt LNV nauwe contacten met het ministerie van Buitenlandse Zaken (Ontwikkelingssamenwerking) en VWS.

Om tot terugdringing van AI en goede bestrijdingsplannen te komen in de regio zal een meerjarige internationale gecoördineerde inspanning noodzakelijk zijn. De betrokken landen zullen zelf de grootste inspanning moeten plegen, maar gezien de mondiale risico's kan de internationale gemeenschap niet achterblijven.

Conclusie
De aviaire influenza-epidemie is niet alleen een lokaal socio-economisch probleem voor de getroffen landen, maar vormt ook een risico voor de wereldwijde volksgezondheid en is daarom een mondiaal probleem.

Door het mobiliseren van veterinaire expertise in multilateraal kader tracht LNV met partners de aviaire influenza problemen bij de basis aan te pakken.

De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,

dr. C.P. Veerman