CDA

11-05-05
Europees Parlement stemt in met wetgeving arbeidstijden Woensdag 11 mei heeft het EP met 355 stemmen voor en 272 stemmen tegen ingestemd met Europese wetgeving die de arbeidstijden in de EU-lidstaten regelt.
Met name de Britse uitzonderingspositie, waar nu geen wettelijke regeling is voor een 48urige werkweek, komt nu zwaar onder druk te staan. Ook heeft het Europees Parlement regels vastgesteld over slaap- en wachtdiensten.

Europarlementariër Ria Oomen-Ruijten (sociale zaken) is ingenomen met de stemuitslag: "Het aantal voorstemmen benadert de absolute meerderheid in het Parlement. Dit betekent dat een zeer sterk signaal is gegeven richting de Raad van Ministers, die zich nu een oordeel moeten vormen."

De eerste Europese regeling waarin afspraken werden gemaakt over arbeidstijden is al tot stand gekomen in 1993. Het Verenigd Koninkrijk heeft toen een opt-out bedongen. Op dit moment werkt daar één zesde van de werknemers langer dan 48 uur per week. Deze opt-out is nu door het Europees Parlement verworpen.

Verder zijn in het Europese wetsvoorstel verschillende arresten van het Europese Hof van Justitie verwerkt. In de arresten SIMAP en Jaeger heeft het Hof namelijk gewezen dat bijvoorbeeld de tijd die een verpleegster bij wachtdienst 's nachts in een ziekenhuis doorbrengt als arbeidstijdtijd moet worden aangemerkt. Er wordt verschil gemaakt tussen actieve en inactieve wachttijd. Met actieve wachttijd wordt bedoeld als bijvoorbeeld een arts of verpleegster in het ziekenhuis verblijft, maar slaapt; inactieve arbeidstijd is wanneer de werknemer thuis beschikbaar moet zijn voor de werkgever, maar niet direct werkzaamheden uitoefent.

Het Europees Parlement heeft nu besloten alle wacht- en slaapdiensten te beschouwen als arbeidstijd. Hierbij wordt het overgelaten aan de sociale partners of de lidstaten om te bepalen welke arbeidstijd meegeteld wordt bij de bepaling van de 48-urige werkweek en welke uren wel en niet betaald worden. Door het veranderen van de definitie zal volgens Ria Oomen-Ruijten de nieuwe wetgeving bij een nieuwe toetsing door het Europees Hof van Justitie staande blijven.

De Europese invoering van de 48-urige werkweek wordt gedefinieerd aan de hand van een referentieperiode van minimaal 4 en maximaal 12 maanden. Dit betekent dat binnen die referentieperiode afgeweken kan worden van de maximale werkweek van 48 uur, mits het gemiddelde aantal arbeidsuren niet boven de 48 uur uitkomt.

Ria Oomen-Ruijten: "Het is nu aan de Raad van Ministers een gemeenschappelijk standpunt in te nemen. Ik hoop dat dit in juni zal geschieden. Indien de Ministers het niet eens zijn met het Parlement volgen onderhandelingen tussen Parlement en Raad. Ik verwacht stevige oppositie, met name vanuit Engeland, maar een Engels veto op dit terrein is onmogelijk."