---

Brieven aan de Kamer
---

Medezeggenschap bij Defensie, kabinetssreactie motie Eijsink

20-5-2005 14:35:00

Op 22 maart 2005 nam de Kamer de motie aan van het lid Eijsink (PvdA) c.s. (29 800 X, nr. 66). De Kamer verzoekt met deze motie geen beperkingen op te leggen aan de medezeggenschapcommissies bij Defensie in hun contacten met de Kamer over zaken die hen direct raken en waarover de politieke besluitvorming nog niet is voltooid. In deze brief licht ik toe hoe de contacten van de medezeggenschapscommissies bij Defensie met de Kamer in de huidige situatie kunnen plaatshebben. Daarnaast ga ik in op de verandering van de positie van de medezeggenschap bij Defensie in de nabije toekomst.

Wanneer de Kamer laat weten direct geïnformeerd te willen worden door een medezeggenschapscommissie van de defensieorganisatie, zal ik daar in beginsel toestemming voor verlenen en bijdragen aan het tot stand brengen van het contact. Het is immers beslist niet de bedoeling de contacten tussen de Kamer en de medezeggenschapscommissies onmogelijk te maken. Overigens kunnen er zich uitzonderlijke situaties voordoen waarin ik contact niet toesta. Dat geldt bijvoorbeeld voor vertrouwelijke veiligheidspolitieke, militair-operationele of commerciële aangelegenheden.

Als besluiten worden genomen waarvoor defensiebrede afwegingen moeten worden gemaakt, is de politieke leiding van het departement daarvoor verantwoordelijk. De personeelsleden van Defensie staan ten dienste van de politieke leiding, voor het voorbereiden en uitvoeren van deze besluiten. De medewerkers worden niet geacht besluiten van de politieke leiding ter discussie te stellen. Het kabinetsstandpunt ter zake van de medezeggenschapsorganen, juist ook die bij de overheid, stelt dat deze zich niet kunnen begeven op het terrein dat aan de democratisch gecontroleerde organen is voorbehouden (Kamerstuk 29 818, nr. 6). De medezeggenschapscommissies bij Defensie overleggen met de dienstleiding op de werklocatie, over de gevolgen van de politieke besluiten voor de zaken die het personeel van de desbetreffende eenheden direct raken.

Een medezeggenschapscommissie kan zich nu reeds richten tot een functionaris hoger in de zogenoemde "lijn" van de defensieorganisatie, als ze meent onvoldoende gehoor te krijgen voor haar argumenten. Thans bezien de staatssecretaris en ik de mogelijkheden om de inspraak van de medezeggenschapscommissies te beleggen op het niveau van de defensieonderdelen. Dat biedt de mogelijkheid het overleg met de vertegenwoordigers van de medezeggenschap ook op een ander, hoger niveau in de organisatie te voeren. Dat is de eerste stap, met als doel overleg op centraal niveau te realiseren. In het uiterste geval kan een medezeggenschapscommissie zich wenden tot de staatssecretaris of mij, zoals ook individuele medewerkers dat kunnen.

Ik heb niet de intentie contacten tussen de medezeggenschapscommissies en de Kamer in de weg te staan. Als een medezeggenschapscommissie zich tot de Kamer wil richten, dient zij de bewindslieden hierover vooraf te informeren. Het behoort immers tot mijn verantwoordelijkheid op de hoogte te zijn van dergelijke contacten en om van geval tot geval te beoordelen of mijn verantwoordelijkheid in het gedrang komt. Mijn tussenkomst is dus noodzakelijk. De staatssecretaris en ik zijn voornemens dit standpunt aan de medezeggenschapscommissies toe te lichten.

DE MINISTER VAN DEFENSIE