Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid

Gemeente Utrecht, Postbus 90801 t.a.v. de wethouder voor Sociale Zaken, 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Maatschappelijke Opvang, Sport en de wijken Telefoon (070) 333 44 44 Utrecht-noordwest en Utrecht-zuid, J. L. Spekman Fax (070) 333 40 33 www.szw.nl Postbus 16200
3500 CE Utrecht

Contactpersoon Uw Brief 04.018434, d.d. 18 Doorkiesnummer november 2004 E-mail Ons kenmerk ABG/GA/04/81755 Datum 9 december 2004

Onderwerp Wet sociale werkvoorziening

Geachte heer Spekman,

Uw brief van 18 november jl. over de Wet sociale werkvoorziening ontving ik in goede orde. Uw brief richt zich met name op de manier waarop de gemeente Utrecht sinds 1998 vorm geeft aan de uitvoering van de Wsw. U noemt een aantal concrete knelpunten waarmee u geconfronteerd wordt bij de uitvoering van de wet. Over deze knelpunten wordt op dit moment ook gesproken in een aantal themasessies over de uitvoering van de Wsw. De inbreng tijdens deze bijeenkomsten zal gebruikt worden bij het opstellen van een voorstel voor modernisering van de Wsw. Bij de bijeenkomst van 29 november jl. over de sturing door gemeenten waren ook twee medewerkers van de gemeente Utrecht en het Utrechtse sw-bedrijf aanwezig. De knelpunten die u in uw brief heeft genoemd zijn ook daar ter sprake gekomen.

Een aantal van de door u genoemde knelpunten heeft u in uw eerdere brief van 16 april jl. (kenmerk 04.005886) eveneens ter sprake gebracht. In antwoord op uw brief van 16 april werd al aangegeven dat de door u geconstateerde knelpunten bij het opstellen van een voorstel voor een gemoderniseerde Wsw zullen worden betrokken.

Een belangrijk deel van de door u genoemde knelpunten onderken ik, en ik ben met u van mening dat deze dienen te worden opgelost. Zoals u begrijpt zal tot het moment waarop een eventuele wetswijziging in het kader de modernisering van de Wsw van kracht zal worden, de huidige wet het uitgangspunt blijven. Ik ben evenwel voornemens om op basis van alle signalen uit de praktijk zo snel mogelijk met een concreet voorstel voor een gemoderniseerde Wsw te komen.

Op de door u in uw brief genoemde onderwerpen wil ik als volgt reageren. U geeft aan aanvankelijk geen voorstander te zijn geweest van de overheveling van de Wsw-indicatiestelling naar CWI, omdat in Utrecht de indicatiestelling goed en onafhankelijk van het sw-bedrijf verloopt. Ik deel die opvatting. De aanleiding voor de overheveling is echter onder meer ook gelegen in de doelstelling om de Wsw-

Ons kenmerk ABG/GA/04/81755
Datum

indicatiestelling onafhankelijk van de gemeente uit te laten voeren en om landelijke uniformiteit in de wijze van indicering te bewerkstelligen. Op dit moment vertoont de Wsw-indicatiestelling zoals u bekend grote verschillen in de manier waarop deze in verschillende gemeenten en werkvoorzieningschappen vorm heeft gekregen.

Ten aanzien van begeleid werken geeft u aan dat de gemeente Utrecht conform de doelstelling van de wet het begeleid werken laat uitvoeren door gespecialiseerde begeleidingsorganisaties en los van het sw-bedrijf. U geeft daarbij aan dat dit ongunstig is voor het sw-bedrijf, omdat het bedrijf daardoor een standaardeenheid en de rijksvergoeding kwijtraakt. Deze opvatting deel ik niet. De rijksvergoeding is niet bedoeld voor het sw-bedrijf, maar wordt verstrekt aan de gemeente, die hiervoor een passende plaats dient te realiseren voor de Wsw-geïndiceerde. Dat kan een plaats binnen het sw- bedrijf zijn maar, in geval van begeleid werken, ook daarbuiten. Voor de gemeente als uitvoerder van de wet is het (laten) realiseren van begeleid werken buiten het sw-bedrijf om zeker niet financieel ongunstiger dan het laten realiseren van begeleid werken via het sw-bedrijf. Als belangrijkste knelpunt zie ik op dit moment veeleer dat arbeidsovereenkomsten in het kader van begeleid werken nog onvoldoende worden gerealiseerd. De modernisering van de Wsw is er ondermeer op gericht om dat te verbeteren. De ervaringen die Utrecht ten aanzien van begeleid werken al heeft opgedaan, zijn waardevol in het huidige stelsel, maar in de systematiek van een gemoderniseerde Wsw zal de gemeente Utrecht hiervan ook zeker profiteren.

Daarnaast signaleert u nog een ander knelpunt, namelijk het feit dat de rijksfinanciering wordt verstrekt op basis van daadwerkelijk bezette Wsw-plaatsen. Toeleidingstrajecten komen, vóórdat deze hebben geleid tot een daadwerkelijke plaatsing, niet voor Wsw- subsidie in aanmerking. U geeft aan dat u daardoor cliënten die in een toeleidingstraject zitten niet kunt plaatsen zodra een plaats bij een werkgever beschikbaar komt, omdat de subsidie voor de betreffende standaardeenheid door het rijk wordt ingetrokken indien deze standaardeenheid niet wordt gerealiseerd. Dat is echter niet het geval. De subsidie die wordt teruggevorderd heeft betrekking op niet-vervulde standaardeenheden voorzover deze in het uitvoeringsjaar niet zijn vervuld. Wanneer derhalve in de loop van het jaar een toegekende niet-bezette standaardeenheid wordt vervuld door middel van een dienstbetrekking of arbeidsovereenkomst, dan is deze vanaf dat moment subsidiabel. Dat laat onverlet dat de kosten voor het voortraject op dit moment nog niet worden gesubsidieerd. Dit is een van de onderwerpen die ik in het kader van de modernisering van de Wsw serieus zal bezien.

Met betrekking tot de wachtlijst merkt u op dat het in de huidige systematiek lonend is voor gemeenten om de wachtlijst kunstmatig hoog te houden. Veel mensen op de
---

Ons kenmerk ABG/GA/04/81755
Datum

wachtlijst levert extra geld en formatie op. Dit is één van de problemen die in de eerste fase van de modernisering van de Wsw zijn aangepakt. Met ingang van 1 januari 2005 is geregeld dat personen die ten onrechte langer dan 12 maanden op de wachtlijst staan en in die periode langer dan 12 maanden beschikbaar zijn geweest voor arbeid, niet meer worden meegeteld bij de verdeling van de taakstelling onder gemeenten. Gemeenten die personen langer dan een jaar op de wachtlijst laten staan worden hiervoor dus niet langer beloond. Door deze wijziging wordt juist actief wachtlijstbeheer en tijdige plaatsing van Wsw-geïndiceerden beloond.

Ten slotte geeft u aan dat het feit dat de taakstelling voor het jaar 2005 wordt gebaseerd op realisatiecijfers uit het jaar 2003 een probleem oplevert, omdat de verdeelsystematiek daardoor als het ware achter de feiten aanloopt. Ook op dit punt ben ik het met u eens. De achterliggende reden van deze `T+2-systematiek' is dat op het moment van toekenning van de subsidie aan gemeenten, de realisatiegegevens van het vorige jaar nog niet zijn vastgesteld. De gegevens van het daaraan voorafgaande jaar zijn derhalve de meest recente gegevens waarop de subsidieverdeling kan worden gebaseerd. Ook dit is een element in de huidige systematiek dat ik bij het moderniseringsvoorstel wil betrekken.

Zoals hierboven aangegeven wordt een aantal knelpunten die u in de huidige Wsw ervaart op dit moment al aangepakt met de wetswijziging die op 1 januari a.s. in werking treedt. Daarnaast wordt op dit moment een voorstel voor modernisering van de Wsw voorbereid. De nieuwe systematiek die hieruit voortvloeit, zal er op gericht moeten zijn dat het voeren van beleid gericht op het bevorderen van begeleid werken en een actief wachtlijstbeheer het meest lonend is. Ik ben voornemens om in het voorjaar van 2005 een concreet voorstel te presenteren, dat ik daarna ook met de bij de uitvoering van de Wsw betrokken partijen wil bespreken. Ik hoop op dat moment ook met u van gedachten te kunnen wisselen over de voorstellen voor een nieuwe systematiek.

Hoogachtend,
de Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(H.A.L. van Hoof)


---