VVD



Speech Jozias van Aartsen over Europese Grondwet

Fragmenten uit speech van Jozias van Aartsen gehouden tijdens een Politiek Café in Zoetermeer op maandag 23 mei 2005

Dames en heren,

Litouwen, Hongarije. Slovenië, Italië, Griekenland, Slowakije, Spanje. Zeven landen hebben het nieuwe Europese Verdrag tot nu toe hebben geratificeerd. Overmorgen stemt de Oostenrijkse Senaat, a.s. vrijdag de Duitse Senaat en zondag de Franse bevolking. Dat is nog drie erbij. En de woensdag daarna gaat Nederland naar de stembus. Zo slingert het Verdrag door Europa, handtekeningen ophalend.

Nederland dreigt op 1 juni tegen de Europese Grondwet te gaan stemmen. Buitenlandse commentatoren raken geïntrigeerd. Hoe kan het? Nederland is toch een van de grondleggers van de Gemeenschap van Zes, een open handelsnatie, een land dat alle belang heeft bij een Europese economische ruimte? Een land dat alle belang heeft bij samenwerking op het gebied van terrorisme? Dat open in de wereld staat?

Dat is allemaal zo. Toch is de kans aanwezig dat Nederland - na tien Ja's - als eerste van 25 landen tegenstemt. The Economist vatte het dit weekeinde samen in een krachtig beeld: een grote Hollandse klomp hangt dreigend boven de Grondwet, een houten blok boven een netjes opgerold documentje met een lintje eromheen. Het is een boersig beeld.

Dezelfde buitenlandse pers vermoedt inmiddels ook: dit is de zoveelste naschok van Fortuyn 2002. Een nieuwe anti-establishment golf overspoelt de polder. Nederland is onzeker over de eigen identiteit, klinkt het dan. Ik kom daar straks op terug. Het tweede punt is: de bevolking heeft geen vertrouwen meer in de politiek en in de politici. Op de nationale onzekerheid kom ik straks terug, nu eerst over het gebrek aan vertrouwen.

Dit is een zeer ernstige situatie. Ook los van Europa denkt de VVD erover na. Het Liberaal Manifest dat wij komend weekeinde in Groningen bespreken, formuleert juist op het punt van de democratische vertrouwenscrisis een antwoord. Het Manifest wil de macht in Nederland zichtbaar maken. Wie spreek je aan? Wie is verantwoordelijk? Wie kun je ergens op afrekenen? In onze consensusdemocratie is dat nu te vaak onduidelijk. Er hangt permanent mist boven de polder. Het Manifest wil die mist wegblazen.

Maar terug eerst naar Europa. Daar speelt hetzelfde. Naar mijn overtuiging heeft ook het Europese onbehagen te maken met de onzichtbaarheid van de macht. Brussel is in de beleving veraf. Je hebt er geen zicht op. Niemand weet precies hoe het zit, wie daar allemaal vergaderen in die grote Brusselse gebouwen achter 25 vlaggen, in al die comités, in al die wandelgangen. Het is schimmig. Namens wie zitten die mensen daar eigenlijk? "Niet namens mij", hoor je dan, "dus die zitten daar waarschijnlijk voor zichzelf". Nou, feitelijk niet.

Alle politici in Brussel zitten er namens ons. Niemand zit daar zomaar. Neemt u dat van mij aan. Ik heb daar ook in Brussel zitten vergaderen, namens u, namens Nederland - eerst aan de Landbouwtafel, later aan de Buitenlandse-Zaken-tafel, soms dagen achtereen tussen de ministers. Graag wil ik daar vanavond wat meer over vertellen. Kan het gekissebis over de campagne afgelopen zijn? Mogen we het over de inhoud hebben?

Hoe maakt het Verdrag de Europese macht beter zichtbaar? De Europese Unie is een democratie. Daarin heb je macht als je namens iemand spreekt. Bijvoorbeeld: waarom is op een Europese vergadering kanselier Schröder machtiger dan eerste-minister Juncker? Een simpel antwoord is: Schröder spreekt namens 80 miljoen Duitsers, Juncker slechts namens minder dan 400.000 Luxemburgers. Overigens, Balkenende spreekt namens 16 miljoen Nederlanders. Weliswaar vijf keer minder dan de Duitsers, maar toch veertig keer méér dan de Luxemburgers. Dus kom mij niet aan dat wij een "klein land" zijn.

Wie spreekt er nu namens u in die Brusselse vergaderzalen? Het is minder ingewikkeld dan het lijkt. Je hebt drie instellingen. De Grondwet geeft ze alledrie een duidelijke plaats. De Commissie spreekt uit naam van het Europese algemene belang. Daar zit Neelie, namens niemand, voor ons allemaal. In het Europese Parlement, de ene wetgever, zitten bijvoorbeeld Jules Maaten en zijn mensen, namens alle Europese liberalen. En in de Raad van Ministers, de andere wetgever, zit voor elk land één minister en die spreken voor hun land.

De Grondwet legt dit goed vast. In de Grondwet gaat het om de spelregels, niet om de knikkers. Die spelregels worden beter. Duidelijker en democratischer. Ik loop de drie instellingen af. . De Europese Commissie is de waakhond van de markt. Zij heeft haar positie geconsolideerd. Dat is van cruciaal belang voor ons bedrijfsleven en dus voor de Nederlandse werkgelegenheid. Van welke heronderhandeling dan ook, moeten we het ergste vrezen. . De Raad van Ministers, dat is een machtige club. Afgesproken is nu dat de Ministers in de openbaarheid stemmen. Het vergaderen vindt plaats achter gesloten deuren, maar bij stemmingen gaat het raam open. De mist wordt weggeblazen. Zodat iedereen thuis kan zien: hé, mijn Minister heeft wel of niet zijn best gedaan. En dat kunnen wij in Den Haag dan weer beter controleren, en u dus ook. . Het Europese Parlement gaat er nog het meeste op vooruit. Het krijgt evenveel macht als de Raad en mag nu over de hele begroting meepraten. Eén voorbeeld uit mijn eigen Brusselse ervaring. Zelf heb ik vier jaar in de Landbouwraad gezeten. Daar vergaderden we over prijsafspraken, quota en subsidies. Ik had daar altijd een dubbele insteek. Enerzijds probeer je, als dat geld er toch is, zoveel mogelijk binnen te krijgen voor de Nederlandse boeren en vissers. Beter een bietenboer of haringvisser gesponsord dan een olijfplukker. Zo heb ik voor Nederland na de Varkenspestcrisis 800 miljoen euro binnengesleept. Anderzijds probeerde ik steun te verwerven voor een hervorming en afbouw van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. Dat is ook Nederlands belang. Nu gaat er 45 procent van het EU-budget heen. Dat is te veel. Volgens het nieuwe Verdrag gaat het Parlement voor het eerst meebeslissen over die landbouwgelden. De landbouwbelangen zullen dus veel beter worden afgewogen tegen andere belangen - bijvoorbeeld milieu, de Derde Wereld (einde aan importheffingen) en onze overheidsfinanciën. Want weliswaar liever een bietenboer dan een olijfplukker, maar nog beter is dat zulk geld naar een VMBO-leerling gaat, van het Zoetermeerse Erasmuscollege bijvoorbeeld. Dat is een groter Nederlands belang.

Tot zover het: Wie spreekt waar voor wie? Dat is het 'namens' binnen Europa. Maar er is ook een 'namens' naar buiten toe. Wie spreekt er namens Europa in de wereld? Dat is een oud probleem. Beroemd is de klacht van Henry Kissinger: ik weet nooit wie ik kan bellen als ik Europa aan de lijn wil. Gaat dit nu veranderen?

Jazeker, het grondwettelijke Verdrag brengt veranderingen. Kleine stapjes, zoals gewoonlijk. Dit keer is het de Europese Minister van Buitenlandse Zaken. Daar was veel over te doen. Er is kritiek: mensen zeggen, Europa kan toch nooit met één mond spreken, zie de Irakcrisis. Er waren ook mensen die alles in één keer wilden: dat de landen hun vetorecht opgaven. Dat kan natuurlijk niet. Dat doet het Verdrag dan ook niet. Het nieuwe Verdrag is verstandig. Het dwingt niets af, het verplicht niemand, maar Europa bereidt zich er mee voor op dingen die kunnen gaan gebeuren. Want de wereld buiten ons kolkt.

Nederland hecht zeer aan de band met de Verenigde Staten en de NAVO. Dat deden we, dat doen we. Niettemin kun je in alle nuchterheid constateren dat de belangen van de VS en de EU minder vanzelfsprekend samenvallen dan tien of twintig jaar geleden. De nakende crisis met Iran is een goed voorbeeld. Het is dus goed dat wij ons in Europa beter organiseren. Dat vraagt de wereld ook van ons, zoals Joschka Fischer gisteren goed duidelijk maakte in Buitenhof.

Moeten we ons daarbij dan door de Fransen op sleeptouw laten nemen? Nee. Als minister van Buitenlandse Zaken heb ik me altijd verzet tegen de Franse en Duitse neiging het Veiligheidsbeleid los te zingen van Atlantische band. In Nice hadden mijn inspanningen resultaat. Sinds het Verdrag van Nice is het Europese Veiligheidsbeleid gekoppeld aan de NAVO. In het nieuwe Constitutionele Verdrag wordt dat prominent bevestigd (voor de liefhebbers: in art. I-47(7)). Dit dwarsboomt Franse plannetjes en het houdt de Britten erbij. Voor Nederland en onze eigen veiligheid is dat belangrijk. Het is in die context dat ik het eens ben met onze voormalige ambassadeur bij de VN, Peter van Walsum - een groot atlanticus - die vorig jaar zei: "Wij ontkomen er niet aan de rangorde tussen onze rol in de NAVO en die in de EU te overdenken." Het Verdrag zet een stap. Wij kunnen die meemaken, onze verantwoordelijkheid nemen, samen met de andere landen. Dat is alles wat de Grondwet vraagt. Niet meer, maar ook niet minder.

Het Verdrag bepaalt wie wat doet in Europa. Dat brengt helderheid. En alleen helderheid kan op de lange duur vertrouwen bij de bevolking brengen. De mist zal niet in éénmaal optrekken, maar langzaam zullen we erin meegroeien. Gewoon een kwestie van 'inburgering'.

Tot slot. Blijven we nog wel onszelf? Meer dan ooit, is mijn stelling. Dat is de vraag van de nationale identiteit. Het Verdrag regelt duidelijk de verhouding tussen de Lidstaten en de Unie. Het bakent af wat Nederland en de andere landen zelf blijven doen, wat Brussel blijft doen. Wij gaan zelf - nu en in de verre toekomst - over de Koningin, over de Nederlandse taal, over de Grondwet. Wij gaan zelf - nu en in de toekomst - over de softdrugs, over het homohuwelijk en over de sociale zekerheid. Daarom zullen wij in de Tweede Kamer goed opletten dat onze Ministers deze nationale verworvenheden niet in Brussel weggeven. Dat Donner niet aankomt met: jammer maar helaas, van Eurocommissaris Franco Frattini moeten de koffieshops dicht. (Daarom is het ook zo belangrijk dat die vergaderingen toegankelijker worden.) En ja, wàt tot de kern van die nationale identiteit behoort, dat maken wij steeds zelf uit - als we het zeker weten en ook als we het even niet meer weten. Ook de identiteitscrisis is van onszelf.

Kortom: Nederland blijft in dit nieuwe Europa zichzelf. Op 1 juni heeft u allen de kans om ons land een plaats te geven in het nieuwe Europa. Daartoe roep ik iedereen op.


---- --