Ministerie van Verkeer en Waterstaat

Toespraak van de minister van Verkeer en Waterstaat, Karla Peijs, bij de ondertekening van het convenant Metros, in Amsterdam op 25 mei om 18.15 uur. N.B. de SRR kan niet aanwezig zijn bij de onder

(Alleen de uitgeproken tekst geldt)

Dames en heren,

"Decentraal wat kan, centraal wat moet." Deze oneliner uit de Nota's Ruimte en Mobiliteit heb ik de afgelopen maanden vaak in de mond genomen. Meer ruimte voor regio's om invulling te geven aan mobiliteit, dat klinkt natuurlijk prachtig. Dat doen we vanuit de gedachte dat je problemen moet oplossen waar ze zich voordoen. En dat regio's de aangewezen partijen zijn om ervoor te zorgen dat wegen, het spoor en het regionale openbaar vervoer goed op elkaar aansluiten. Maar liefst driekwart van de verplaatsingen is korter dan 10 kilometer: daar weet u dus meer van dan wij in Den Haag.

De argumenten voor meer decentralisatie zijn dus glashelder. We zijn volop bezig het roer daadwerkelijk over te dragen aan de regio's. Denk maar aan de Brede Doeluitkering. En vandaag geef ik ook het stuur van de metro aan het Regionaal Orgaan Amsterdam. Helaas kan de Stadsregio Rotterdam er nu niet bij zijn, maar ik hoop ook met hen binnenkort een convenant te ondertekenen. U gaat de komende 25 jaar grote bedragen uitgeven aan onderhoud en vervanging zonder de bureaucratische rompslomp die daar in het verleden mee gepaard ging.

De komende 25 jaar is er 722 miljoen voor de Amsterdamse en 670 miljoen Euro voor de Rotterdamse metro beschikbaar. En naar goed Hollands gebruik betalen we de rekening samen: Verkeer en Waterstaat 85 procent van de totale kosten en Amsterdam en Rotterdam ieder 15 procent van hun eigen budget. In de lijn van de Brede Doeluitkering is het aan u om dit geld goed te besteden. En ik heb er alle vertrouwen in dat dit gaat gebeuren.

Vandaag voegen we dus de daad bij het woord "decentralisatie" en luiden daarmee een nieuw tijdperk in. We sluiten ook een periode af waarin we flink met elkaar hebben geworsteld. Sinds de introductie van de Wet Infrastructuurfonds stonden we voor de opgave om afspraken met elkaar te maken over vervangingsinvesteringen. Jarenlang leidde dit modderworstelen in de polder niet tot een uitkomst. We struikelden steeds weer over de complexe materie en de moeilijk vergelijkbare begrotingen van Amsterdam en Rotterdam. Een projectmatige aanpak bood uiteindelijk uitkomst. En de opbrengst is groot: draagvak bij alle partijen en een inhoudelijk en financieel solide overeenkomst. Ik ben heel trots op het ROA, de SRR en Verkeer en Waterstaat dat we deze lastige klus hebben geklaard.

Ik verwacht veel van de convenanten. De verschillen tussen het metronetwerk in de twee grote steden zijn namelijk zo groot dat het bijna een mission impossible is om het rijksbeleid hierop af te stemmen. Nu liggen beslissen en betalen eindelijk in één hand per regio.

Een ander voordeel van de convenanten is dat er eindelijk een einde komt aan de bureaucratische rompslomp van tijdelijke subsidieregelingen. Ik zei het al. Flink snoeien in de wildgroei van bureaucratische regels past prima in het programma "Andere Overheid", een van de speerpunten van dit kabinet.

Ik ben ervan overtuigd dat de convenanten het mogelijk maken om het ondergronds openbaar vervoer op het niveau van de 21^e eeuw te brengen. Maar dat gaat niet vanzelf. Zo zijn de elektrotechnische installaties behoorlijk aan het aftakelen. En om de sociale veiligheid in beide steden op een acceptabel niveau te krijgen moet ingrijpend worden verbouwd. Glazen liften, overzichtelijke ruimtes en goede verlichting moeten de kans op agressie en vandalisme verkleinen.

Vooral in Amsterdam zijn ook de stations en metro's zelf rijp voor een extreme makeover. De Rotterdamse metro is de afgelopen jaren al behoorlijk verbeterd. Ik vind het dan ook prima dat Amsterdam de metro volgens de Rotterdamse geen-woorden-maar-daden -methode gaat opknappen. Hier geen Ajax-Feyenoord emoties, en zo hoort het ook.

Kijken naar en leren van elkaar is dus het credo. En dat kijken en leren kan ook goed over onze grenzen heen. Steden als Londen, Parijs en Berlijn hebben een metronetwerk om van te dromen. Het zijn bij uitstek steden om inspiratie op te doen. Leren van onze buitenlandse buren mag van mij nog wel wat meer ingeburgerd raken in Nederlandse beleidskringen. We denken in Nederland nog te weinig Europees. Ook daarom is het goed als er een Europese Grondwet komt, als een volgende stap op weg naar dat ene Europa. Deels is dat een gevoel, een sentiment, maar het is vooral ook heel praktisch want met Grondwet marcheert Europa soepeler dan zonder. Zo simpel is dat. Op 1 juni heeft u de kans om Europa een stukje dichterbij te brengen. Ik hoop van harte dat u die kans met beide handen aangrijpt.

Dames en heren,

Nu we zo dicht bij 1 juni komen kon ik het niet laten om toch even deze opmerkingen over de Grondwet te maken. Ik heb nu eenmaal een groot Europees hart.

Graag wil ik iedereen bedanken die heeft meegewerkt aan de totstandkoming van de afspraken die we vandaag met elkaar maken. En ik wens u heel veel succes bij de uitvoering van het werk dat voor u ligt.

Dank u wel.