Ministerie van Buitenlandse Zaken

Via onderstaande link kunt u het document (in WORD-formaat) bekijken: ================

Aan de Voorzitter van de
Eerste Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof22
Den Haag Directie Effectiviteit en Kwaliteit Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag

Datum27 mei 2005BehandeldAnja Roelofs

KenmerkDEK/BA-030/05Telefoon070-348 6767

Blad1/2Fax070-348.4093

Bijlage(n)anja.roelofs@minbuza.nl

BetreftVerzoek over uitvoering de motie - Van
Gennip c.s. (29200V, letter E)
Mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken doe ik u hierbij naar aanleiding van uw verzoek over de uitvoering van de motie Van Gennip c.s. (29200V, letter E) de navolgende reactie toekomen. Nederland geeft onverminderd uitvoering aan de zuivere oriëntatie en opvatting van ontwikkelingssamenwerking zoals verwoord in de beleidsnota's 'Aan elkaar verplicht' en 'Sterke mensen, zwakke staten' over Afrika.

Zoals in genoemde nota's gesteld streeft de regering daarbij naar een integrale aanpak, waarbij ontwikkelingssamenwerking met diplomatie, politieke dialoog en druk, veiligheidspolitiek, eerlijke handel en markttoegang wordt gecombineerd. De regering beschouwt daarbij stabiliteit als voorwaarde voor ontwikkeling. Ontwikkeling kan ook alleen duurzaam zijn in een stabiele en veilige omgeving.

In het Hoofdlijnenakkoord 'Meedoen, meer werk, minder regels' d.d. 16 mei 2003 is aangekondigd dat de Nederlandse regering bij de OESO zal bepleiten dat een groter deel van de kosten van vredesoperaties in ontwikkelingslanden alsmede het klimaatbeleid in ontwikkelingslanden (CDM) onder de ODA-definities worden gebracht.

Nadat in 1968 de 0,7% doelstelling voor officiële hulp - Official Development Assistance (ODA) was geïntroduceerd, stelde de groep van bilaterale donoren, verenigd in het Development Assistance Committee (DAC) van de OESO, voor de eerste maal de ODA-definitie vast. Dit werd nodig geacht om ontwikkelingshulp-stromen te onderscheiden van andere officiële geldstromen.

Het DAC is sindsdien de gezaghebbende instantie gebleven waar interpretaties van de overeengekomen definitie en nieuwe hulpinstrumenten worden getoetst. Voor besluiten over wat al dan niet als ODA kan worden beschouwd is consensus nodig.

De Nederlandse regering respecteert deze definitie ten volle en besteedt derhalve jaarlijks 0,8% zuivere hulp volgens de OESO/DAC-definitie. De afgelopen twee jaar is binnen het DAC gediscussieerd over de vraag welke activiteiten op het gebied van vrede en veiligheid als ODA kunnen worden aangemerkt. De Nederlandse inzet bij deze discussie in OESO/DAC-verband richtte zich de afgelopen twee jaar op financiering uit ODA-middelen van een aantal ontwikkelingsrelevante activiteiten op het raakvlak tussen vrede, veiligheid en ontwikkeling die tussen wal en schip dreigen te vallen. Onder de 23 leden van het DAC is er thans brede consensus over het feit dat veiligheid van doorslaggevend belang is voor ontwikkeling, en zij hebben gezamenlijk besloten tot een nadere operationalisering van de ODA-definitie op het terrein van vrede en veiligheid. Het resultaat van de besprekingen in OESO/DAC-verband tot nu toe is dat meer activiteiten in (post-)conflict situaties als ODA kunnen worden geregistreerd. Ook activiteiten op de volgende terreinen voldoen aan de ODA-criteria: hervormingen van de veiligheidssector, civiele vredesopbouw, conflictpreventie en -oplossing, het voorkomen van kindsoldaten en het terugdringen van kleine en lichte wapens.

Met de instelling van het Stabiliteitsfonds is een flexibel instrument gecreëerd om ontwikkelingsrelevante activiteiten te kunnen financieren op het terrein van vrede en veiligheid. Indien deze activiteiten aan de ODA-definitie voldoen, worden ze als ODA geregistreerd. Zo niet, dan worden ze ook niet als zodanig aangemerkt. Hiermee wordt beoogd om een coherent en vooral beter geïntegreerd beleid te kunnen inzetten.

Ik vertrouw erop U hiermee voldoende geïnformeerd te hebben.

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

A.M.A. van Ardenne-van der Hoeven