Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Aan de Voorzitter van De Tweede Kamer Postbus 90801 2509 LV Den Haag Der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA DEN HAAG Telefax (070) 333 40 33

Uw brief Ons kenmerk Doorkiesnummer AV/A+Z/05/30369

Onderwerp Datum
Kamervragen van het lid Koser Kaya (D66) 27 mei 2005

./. Hierbij zend ik u, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, de antwoorden op de vragen van het lid Koser Kaya (D66) over de werkgeversbijdrage in de kinderopvang voor zelfstandigen.

De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(mr. A.J. de Geus)

2040513450

Vragen van het lid Koser Kaya (D66) aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de werkgeversbijdrage in de kinderopvang voor zelfstandigen. (Ingezonden 21 april 2005)


1
Herinnert u zich mijn schriftelijke vragen over de positie van zelfstandigen in de Wet kinderopvang van 7 februari 2005? 1)

Ja.


2
Deelt u de mening dat zelfstandigen naast een tegemoetkoming in de kosten voor kinderopvang door de overheid ook in aanmerking behoren te komen voor een tegemoetkoming in de kosten voor kinderopvang door de werkgever?

Het belangrijkste kenmerk van een ondernemer is dat deze niet in dienstbetrekking staat tot een werkgever en dus ook geen tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang van een werkgever kan ontvangen.


3
Deelt u de mening dat het merkwaardig is dat een zelfstandige met een BV zichzelf wel een fiscaal gefacilieerde tegemoetkoming in de kosten voor kinderopvang kan uitkeren, maar dat een zelfstandige met een eenmanszaak of een vrijeberoepsbeoefenaar dit niet kan omdat er formeel geen verhouding werkgever-werknemer is?

Neen. De arbeidsverhouding tussen de directeur-grootaandeelhouder en de BV is zowel in civiel- als in fiscaalrechtelijke zin een dienstbetrekking. Daaraan doet niet af dat de directeur het in de vennootschap feitelijk voor het zeggen heeft. De status van werknemer brengt mee dat voor de directeur de regels van de Wet op de loonbelasting 1964 gelden, waaronder de mogelijkheid van een vrije vergoeding voor kosten van kinderopvang. Anderzijds heeft hij geen recht op fiscale faciliteiten voor ondernemers, zoals de zelfstandigenaftrek. Andersom hebben ondernemers wél zelfstandigenaftrek maar geen toegang tot werknemersfaciliteiten. Dit geldt niet alleen voor kinderopvangvergoedingen, maar ook voor bijvoorbeeld vrijgestelde diensttijduitkeringen en verloffaciliteiten.


4
Deelt u de mening dat ook een zelfstandige met een eenmanszaak of een vrijeberoepsbeoefenaar de mogelijkheid zouden moeten hebben zichzelf een fiscaal gefacilieerde tegemoetkoming in de kinderopvang toe te kennen? Zo ja, hoe is dit binnen de huidige Wet Kinderopvang mogelijk? Bent u bereid de wet hierop aan te passen?

Bij de mondelinge behandeling in de Tweede Kamer van het wetsvoorstel dat heeft geleid tot de Wet kinderopvang heb ik betoogd waarom de overheid niet het ontbreken van een specifieke werkgeversrol bij zelfstandigen moet faciliteren. Ik heb destijds aangegeven dat zelfstandigen bewust hebben gekozen voor het verrichten van betaalde arbeid, maar niet in loondienst, met de

daarbij behorende voor- en nadelen, zoals de zelfstandigenaftrek. Zelfstandigen moeten vervolgens niet bij de overheid aankloppen voor het financieren van ontbrekende werkgeversbijdragen (verwezen zij naar Handelingen II 2003/04, p. 4597). Een amendement om zelfstandigen structureel een hogere tegemoetkoming te bieden in verband met het ontbreken van een werkgeversbijdrage is destijds door uw Kamer verworpen. Ik zie geen reden om nu een andersluidend standpunt in te nemen.


1) Aanhangsel-Handelingen nr. 1007, vergaderjaar 2004-2005