Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag

ons kenmerk:
datum: 27-05-2005
onderwerp: Fytosanitaire ontwikkelingen DL. 2005/1277

Bijlagen: 1

Geachte Voorzitter,

In deze brief ga ik in op relevante ontwikkelingen binnen het fytosanitaire beleidsveld. Daarbij besteed ik met name aandacht aan de ontwikkeling van een nieuw kostprijsmodel en een nieuw tariefstelsel. Hiermee geef ik tegelijkertijd een reactie op het verzoek van de vaste Kamercommissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit om op de hoogte te worden gesteld van de toekomstplannen ten aanzien van de Plantenziektenkundige Dienst (brief d.d. 14 april 2005, kenmerk 43-05-LNV).

Achtergrond
In 2002 is door de heer prof.dr. J. de Vries op verzoek van mijn ministerie kritisch gekeken naar het fytosanitaire beleidsveld. Hij heeft een aantal spanningen en dilemma's geschetst en is daarnaast met een aantal aanbevelingen gekomen. Dit rapport is onder meer besproken met het georganiseerd bedrijfsleven. Op basis van dit rapport en de gesprekken hierover heb ik in mijn beleidsprogramma 2004-2007 'Vitaal en Samen' aangekondigd dat er meer inzet zal komen op het fytosanitaire beleidsveld. Dit heeft ertoe geleid dat per
1 januari 2004 het programma 'Versterking fytosanitair beleid' van start is gegaan. Vooruitlopend hierop was in 2003 na de zomer reeds het project Slim Fruit gestart. Hiermee wil ik het belang van het fytosanitaire beleidsveld voor ons land als 'agrarische grootmacht' onderstrepen. Het programma heeft er mede voor gezorgd dat een aantal belangrijke bewegingen in gang is gezet. Hieronder ga ik kort in de op de belangrijkste, te weten:
* Verbetering van het keuringssysteem;

* Versterking van de internationale beleidsinzet;
* Ontwikkeling van een nieuw kostprijsmodel en nieuw tariefstelsel. Verbetering van het keuringssysteem
Uit het rapport van prof. De Vries kwam naar voren dat zeker de organisatie rondom de keuringen een lappendeken was: de taakverdeling tussen de verschillende keurings- en uitvoeringsdiensten is niet eenduidig en de achtergronden van deze verdeling zijn bovendien niet duidelijk. Eind 2002 is daarom tussen mijn ministerie en het georganiseerd bedrijfsleven afgesproken de organisatie van kwaliteitskeuringen en fytosanitaire keuringen tegen het licht te houden. Mijn wens daarbij was om te komen tot een helder en eenduidig keuringssysteem waarin geborgd wordt dat Nederland aan internationale verplichtingen voldoet en waarbij het bedrijfsleven maximaal haar eigen verantwoordelijkheid neemt.

Dit heeft geleid tot het project Slim Fruit, een gezamenlijk project van overheid en bedrijfsleven. Dit project beperkte zich tot de keuringen in de groenten- en fruitsector. Over de resultaten van het project Slim Fruit heb ik u op 15 oktober 2004 (TK nr. 29800 XIV, nr. 9) geïnformeerd. In het eindrapport is de aanbeveling gedaan om keuringen van geïmporteerde groenten en fruit te baseren op een risicoanalyse en om bij het bepalen van de frequentie van de keuringen rekening te houden met de kwaliteitscontroles die reeds door het bedrijfsleven zelf worden uitgevoerd. Verder is aanbevolen om een keuringsmodel te ontwikkelen waarbij de privaatrechtelijk georganiseerde ZBO, de keuringsdienst voor groenten en fruit (KCB), de keuringen uitvoert en LNV aanstuurt en toezicht houdt.

Tijdens het overleg met het georganiseerde bedrijfsleven in oktober 2004 is het principebesluit genomen om de uitkomst van het rapport Slim Fruit breed uit te werken. Dat wil zeggen dat gekeken wordt of een systeem mogelijk is waarbij de inspecties van plantaardige producten, zowel fytosanitair als kwaliteit, plaatsvinden door bestaande privaatrechtelijke georganiseerde ZBO's (de keuringsdiensten NAK, NAKtuinbouw, KCB, BKD) onder toezicht van de Plantenziektenkundige Dienst (hierna: PD).

Belangrijk argument voor dit systeem is dat hierdoor een heldere en meer eenduidige rol- en verantwoordelijkheidsverdeling ontstaat. Het bedrijfsleven is zelf nauw betrokken bij de verschillende keuringsdiensten en kan zelf sturen op efficiency. LNV kan door explicitering van randvoorwaarden en goed toezicht haar publieke taak, die mede voortvloeit uit internationale afspraken, borgen. Dit sluit aan bij het kabinetsbrede programma naar een 'Andere overheid'.

Om dit systeem verder uit te werken is in januari 2005 het project Plant Keur gestart. Binnen dit project zijn de eerste stappen gezet om de mogelijkheden te onderzoeken voor een nieuw keuringsmodel. Het project bestaat uit twee fasen waarbij mijn ministerie, het bedrijfsleven en de keuringsdiensten gezamenlijk optrekken. De eerste fase wordt direct na de zomer afgerond. In deze fase wordt het toekomstig organisatorisch model uitgewerkt en wordt verder gesproken over de uitgangspunten voor een verdeling van bevoegdheden, taken en werkzaamheden. Ook wordt in deze fase bekeken op welke wijze een aantal meer of minder sectorspecifieke zorgen ondervangen kan worden. Deze fase moet vlak na de zomer leiden tot een besluitvormingsmoment. Daarbij zullen overheid en bedrijfsleven gezamenlijk (nog steeds) het gevoel moeten hebben dat de ingeslagen weg zal leiden tot een robuust en internationaal geaccepteerd systeem.

De tweede fase, de implementatiefase, start in september en moet uitmonden in specifieke afspraken per keuringsdienst. Daarna kan daadwerkelijke uitbesteding van taken plaatsvinden. Het bedrijfsleven en de betrokken keuringsdiensten zullen zeer nauw betrokken worden bij het hele project.

Aangezien het de intentie is de fytosanitaire keuringen uit te besteden, verandert de rol van de PD. Het is in dat verband mijn voornemen de PD om te vormen tot een kennis- en auditdienst die zowel in eigen land als in het buitenland als gezaghebbend wordt gezien. Dit traject is parallel aan het project Plant Keur in gang gezet. Ondertussen wordt ook gewerkt aan verbetering van de dienstverlening door de PD en aan de communicatie daarover met het bedrijfsleven.

Versterking van de internationale beleidsinzet
Nederland heeft nationaal en internationaal de verplichting om in de wet vastgelegde ziekten en organismen te weren van haar eigen markt en van markten van andere landen. Dit ter bescherming van de primaire productie en handel in planten en plantaardige producten in de wereld. Een goede controle is daarom van groot belang. Nederland fungeert als poort van Europa (Schiphol, Rotterdam) en krijgt het leeuwendeel te verwerken van de producten die naar de EU vervoerd worden. Daarnaast heeft Nederland een sterke positie als exporterend agrarisch producent. Dit heeft als consequentie dat Nederland met relatief weinig stemmen binnen de EU een meer dan evenredig economisch belang heeft. Daarom wil ik onze strategische beleidsinzet, ook internationaal, versterken. Zo heb ik vorig jaar in het kader van het Nederlands voorzitterschap een seminar georganiseerd met als thema 'reflecties op inspecties van tuinbouwproducten'. Dit is in goede samenwerking gebeurd met het Productschap Tuinbouw. Nederland heeft bij uitstek belang bij een slim keuringssysteem. Het doel van dit seminar was opstarten van een discussie binnen de Europese Unie over een goed functionerend inspectiesysteem in de toekomst. In juni wordt in Nederland een internationaal wetenschappelijk congres georganiseerd dat voortborduurt op dit thema.

Markttoegang
Daarnaast zet ik sterk in op het openen en het openhouden van markten die belemmerende fytosanitaire regelingen kennen voor Nederlandse producten. Het grote economische belang van de plantaardige uitvoer maakt een omvangrijke inzet vanuit LNV noodzakelijk. De ontwikkelingen van de afgelopen tijd op de Russische markt onderstrepen dit. Verder signaleer ik dat er de komende jaren binnen de WTO een accentverschuiving plaatsvindt met meer aandacht voor non-tarifaire barrières, inclusief de fytosanitaire markttoegangsproblematiek. Het overkoepelende bedrijfsleven onderkent het belang van deze ontwikkeling en heeft mij verzocht om de benodigde inzet op dit terrein zeker te stellen en prioriteit te verlenen. Ik beraad mij op dat verzoek.

Implementatie Fytorichtlijn en reduced checks
Per 1 januari 2005 is een aantal belangrijke wijzigingen van richtlijn 2000/29/EG (de Fytorichtlijn) geïmplementeerd. De spilfunctie die Nederland vervult in de import van plantaardige producten in de EU maakt dat er grote belangen gemoeid zijn met deze richtlijn. Mijn insteek bij de implementatie is geweest het logistieke proces zo min mogelijk te verstoren, binnen de kaders van de richtlijn. Vandaar ook de keuze om de mogelijkheden van elektronische vooraanmelding voor fytosanitaire keuringen van het LNV programma Cliënt optimaal te benutten.

Dit past in mijn streven om ook in internationaal verband de ontwikkeling naar verdere elektronische certificering te bevorderen.

Bij de wijziging van de Fytorichtlijn is daarnaast ook een tweetal voor Nederland belangrijke wijzigingen doorgevoerd. Allereerst zijn alle lidstaten nu verplicht om voor importkeuringen een tarief in rekening te brengen, voorheen hadden lidstaten de vrije keuze. De uitwerking van de EU-eisen op de tarieven waren dermate ingewikkeld dat ik besloten heb de implementatie van de nieuwe tarieven voor 2005 uit te stellen naar 1 april 2005.

Vóór de wijziging van de Fytorichtlijn moesten importpartijen van inspectieplichtige plantaardige gewassen altijd geïnspecteerd worden. Onder de nieuwe regelgeving is het mogelijk om op basis van risicoanalyse zendingen groenten, fruit en snijbloemen met een lagere frequentie te inspecteren. Dit is het zogenaamde reduced checks systeem. Voor de gehele EU gelden dezelfde inspectiepercentages. Nederland paste dit systeem al sinds 2002 toe voor snijbloemen. Het huidige Europese systeem van reduced checks is tot stand gekomen door grote Nederlandse inzet. Het is echter niet exact gelijk aan het in Nederland gehanteerde systeem. Op een aantal punten is het systeem aangescherpt. Hierdoor is voor Nederland een aantal inspectiepercentages hoger geworden dan voor 1 januari 2005. Nederland is na een uitgebreide discussie in Brussel met het Europese systeem akkoord gegaan omdat hiermee de mogelijkheid om 'reduced checks' te hebben per 1 januari 2005 gewaarborgd was. Als er niet tot een compromis gekomen was, hadden alle lidstaten vanaf die datum 100% van de zendingen moeten inspecteren. Het is een eerste begin. Het systeem moet nu verder benut worden om het aantal producten waar 'reduced checks' op van toepassing is uit te breiden.

Ontwikkeling van een nieuw kostprijsmodel en nieuw tariefstelsel

Algemeen
Per 1 april 2005 zijn de tarieven van de Plantenziektekundige Dienst (PD) aangepast. Die aanpassing was onder andere noodzakelijk om te voldoen aan nadere Europese regels met betrekking tot de kostendoorberekening van fytosanitaire importinspecties. Daarnaast past het in het streven om - mede op verzoek van het bedrijfsleven - de inspectiekosten voor alle fytosanitaire keuringen transparanter te maken en nauwkeuriger toe te kunnen rekenen aan de verschillende (deel)sectoren. De totale kosten die het bedrijfsleven voor inspecties door de PD moet opbrengen kennen een kleine toename ten opzichte van het niveau in 2004. Er is wel sprake van herverdelingseffecten over en binnen de sectoren. Uitgangspunt hierbij is kostendekkende tarieven, conform het algemene kabinetsbeleid. Alle kosten van de PD worden in het kostprijsmodel toegerekend aan de producten die de PD levert. Per product wordt duidelijk welke kosten (direct of indirect) er aan verbonden zijn. Het nieuwe model is begin 2005 volledig in de administratieve systemen geïmplementeerd en daarmee is een goede basis gecreëerd om de kosten per product realistisch te bepalen. Ter informatie treft u in de bijlage een overzicht aan van de kosten die aan het bedrijfsleven worden doorberekend. Op basis van voorcalculatie is er voor 2005 van uitgegaan dat via de tarieven een bedrag van circa 15 miljoen euro door het bedrijfsleven wordt opgebracht.

Tevens heeft de implementatie van de wijzigingen in de Fytorichtlijn 200/29/EG invloed op de tariefsystematiek, maar ook op het level playing field in zijn Europese context. Vanaf 1 januari 2005 zijn alle lidstaten verplicht om voor importinspecties bij de aanbieders een tarief in rekening te brengen, dat was vóór die tijd niet het geval. In de richtlijn wordt de lidstaten de keuze geboden hoe het tarief vast te stellen: óf de in de bijlage van de richtlijn vastgestelde forfaitaire tarieven, óf een kostendekkend tarief op basis van een aantal criteria. Een aantal lidstaten heeft ervoor gekozen het Europese forfait door te voeren. In Nederland is het reeds jaren kabinetsbeleid om kostendekkende tarieven in rekening te brengen. Vandaar dat Nederland ervoor gekozen heeft om binnen de kaders van de richtlijn een kostendekkend tarief in rekening te blijven brengen. Daarmee is het zo dat de tarieven in ons land hoger blijven dan in andere EU-landen die het forfait toepassen. Tegelijkertijd draagt het feit dat alle lidstaten voor importinspecties nu een tarief in rekening moeten brengen ook bij aan een level playing field (dat overigens door meer factoren wordt bepaald dan de hoogte van de fytosanitaire tarieven).

De Fytorichtlijn schrijft voor dat de tarieven voor fytosanitaire importinspecties voor snijbloemen en groenten en fruit gedifferentieerd moeten worden naar gelang de risicocategorie waarin deze producten vallen. Tevens schrijft de richtlijn voor dat zendingen die op basis van een verlaagd risico in aanmerking komen voor een steekproefsgewijze controle, ongeacht het feit of ze fysiek geïnspecteerd worden, het bij die verlaagde steekproef passende tarief dienen te betalen. De keuringskosten voor alle goederen die in zo'n verlaagde risicocategorie vallen dienen dus over alle partijen omgeslagen te worden. De wens van het bedrijfsleven om hier een tariefsysteem te hanteren gebaseerd op een verrichtingenstelsel kan daarmee niet gehonoreerd worden. Als de hierboven genoemde goederen niet een verlaagd risicoprofiel hebben, zou een tarief op basis van een zogenaamd verrichtingentarief mogelijk zijn. Echter de besluitvorming in Brussel over die risico-indeling is een doorlopend proces. Tussentijds kunnen producten vanuit een verlaagde risicocategorie terugvallen in een 100 procentcontrole en omgekeerd. Om redenen van eenvoud in de toch al complexe voorcalculatie en voorspelbaarheid van de tarieven is ervoor gekozen om bij fytosanitaire importinspecties snijbloemen en groenten en fruit één kostentoerekeningssysteem toe te passen. Bovendien geldt dat het kostentoerekeningssysteem niet van invloed is op de totale kosten die aan een sector worden toegerekend.

Evaluatie tarieven
LNV heeft een zo goed mogelijke inschatting gemaakt van de tarieven voor de uit te voeren importinspecties groenten en fruit. Doordat er voor het nieuwe tariefsysteem onvoldoende relevante gegevens beschikbaar waren, was het nog niet mogelijk een exacte inschatting te maken. Om die reden is nadrukkelijk aangegeven dat al na twee maanden ervaring met de nieuwe tarieven een eerste evaluatie gemaakt zal worden op basis waarvan zo nodig de tarieven worden aangepast.

Die evaluatie houdt in dat op basis van de praktijkcijfers de aan de zijde van de PD gemaakte, aan het bedrijfsleven toe te rekenen, kosten aan de producten van de PD nauwkeurig zullen worden vergeleken met de vastgestelde tarieven. Ook zal daarbij gekeken worden naar specifieke effecten van de nieuwe tariefsystematiek, bijvoorb eeld het toepasselijke tarief voor kleine zendingen.

Gelet op de problemen die naar voren zijn gekomen, hecht ik sterk aan de afspraak die met het bedrijfsleven is gemaakt om na twee maanden de tarieven te evalueren.

Vragen van het Kamerlid Dezentjé Hamming over de tarieven die door de PD worden gehanteerd (ingezonden 19 april jl.) beantwoord ik separaat.

Uitbreiding dienstverlening buiten kantooruren
In het verlengde van de introductie van de nieuwe tarieven heeft de PD per 1 april 2005 het dienstverleningsniveau verhoogd door aanzienlijk verruimde inspectiemogelijkheden buiten kantoortijden aan te bieden. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan een reeds langer door het bedrijfsleven geuite wens.

Bovenstaande ontwikkelingen geven mijn inzet weer gericht op versterking van het fytosanitaire beleid. Ik zal u op de hoogte houden van verdere voortgang.

De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,

dr. C.P. Veerman

Bijlagen

Bijlage
Het nieuwe kostprijsmodel dat per 1 januari 2005 binnen de PD geïntroduceerd is rekent alle kosten van de PD toe aan de te leveren producten.
De producten van de PD zijn:

- Inspecties

- Beschikkingen

- Diagnoses

- Audits

- Advies

- Kennis algemeen belang
Een deel van deze producten wordt alleen afgenomen door het bedrijfsleven, een deel wordt alleen door het ministerie van LNV afgenomen en een deel wordt door beide afgenomen. Op basis van de geschatte mensinzet per product worden de kosten toegerekend. De kosten per product zijn te verdelen naar directe en indirecte kosten. Directe kosten zijn die kosten die nauw aan het product verbonden zijn:
- Kosten van medewerkers die direct aan het product werken, zoals een inspecteur, een analist of een beleidsmedewerker (directe personeelskosten);
- Kosten om deze medewerkers te laten werken, zoals vervoerskosten, microscoop, huisvesting, PC (directe materiële kosten);

- Kosten verbonden aan de directe aansturing en leiding van deze medewerkers (directeindirecte personeelskosten).
Indirecte kosten zijn de overige kosten van de PD:
- Kosten leidinggevenden en stafafdelingen, zoals facilitair, financiën (indirecte personeelskosten);
- Kosten van materieel dat niet direct aan een product te koppelen is, zoals huisvesting van de stafafdelingen, computernetwerk (indirecte materiële kosten). Bovenstaande betekent dus dat het bedrijfsleven naar rato van de geschatte mensinzet voor de producten welke zij afnemen, zowel directe als indirecte kosten van de PD doorberekend krijgen. Eenmalige kosten die voor rekening komen voor het ministerie van LNV zijn buiten de kostentoerekening van de nieuwe tarieven gehouden