Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag

ons kenmerk: DL. 2005/1422
datum: 27-05-2005
onderwerp: Motie 'Koe in de wei' (Kamerstukken II 2004/05, 29800 XIV, nr. 37)

Bijlagen:

Geachte Voorzitter,

Naar aanleiding van de in uw Kamer aangenomen motie van het lid Atsma (Kamerstukken II 2004/05, 29800 XIV, nr. 37) bericht ik u als volgt, conform mijn toezegging in mijn brief 'Groeien in Concurrentie' van 17 december 2004 (Kamerstukken II 2004/05, 29939, nr. 1) Met deze motie verzoekt de Kamer mij 4 pilots 'Koe in de wei' op te zetten.

Met mijn brief van 15 april jl. over het mestbeleid (Kamerstukken II 2004/05, 28385, nr. 48) heb ik u het onderzoeksrapport aangeboden over de invloed van het mestbeleid op de mogelijkheid om koeien te blijven weiden. Uit dit rapport is gebleken dat deze invloed slechts gering is. Toch zien we, zoals ik ook in deze brief aangaf, een tendens dat koeien meer jaarrond op stal worden gehouden. Hierbij spelen verschillende factoren een rol, zoals de grootte van de huiskavel en het automatische melken.

Tevens heb ik in de voornoemde brief van 15 april jl. aangegeven met verschillende organisaties in gesprek te zijn over de mogelijkheden om weidegang te stimuleren. Deze gesprekken hebben er mede toe geleid dat de Nederlandse Zuivelorganisatie (NZO), de Land- en Tuinbouworganisatie Nederland (LTO), de Dierenbescherming (DB), de Stichting Natuur en Milieu (SNM) en het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel (CBL) gezamenlijk de mogelijkheid onderzoeken om een conferentie 'Koe in de wei' te organiseren, waarbij dit thema in relatie zal worden gezien met de (verwachte) ontwikkelingen in de melkveehouderij. Ik verwelkom dit initiatief, omdat het gedragen wordt door een brede afspiegeling van betrokken partijen. Daarom heb ik ook aan deze organisaties laten weten graag bereid te zijn deze conferentie waar nodig te faciliteren.

Graag wil ik de pilots 'Koe in de wei' waar uw Kamer om verzocht heeft uitvoeren in overleg met de organisatoren van de conferentie en wil ik ze richten op de factoren die wellicht het jaarrond opstallen van koeien bevorderen. Ik denk hierbij aan de volgende factoren:

* kleine huiskavel;

* automatisch melken;

* groot aantal melkkoeien in de koppel;

* hoge melkproductie per koe en/of per hectare. Het beeld dat ik nu voor ogen heb is dat groepen van melkveehouders worden gevormd die vergelijkbare bedrijfsomstandigheden kennen en minstens één van de genoemde factoren gemeenschappelijk hebben, maar waarbij binnen de groep sommigen gekozen hebben voor jaarrond opstallen en anderen juist voor weidegang. Met deze groepen wil ik praktijkgegevens naar boven halen die vervolgens gebruikt kunnen worden in de bedrijfsadvisering over hoe ondanks de genoemde factoren toch weidegang mogelijk blijft. Na overleg met de organisatoren van een mogelijke conferentie heb ik besloten de opzet en uitvoering van deze pilots in gang te zetten vooruitlopend op deze conferentie.

De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,

dr. C.P. Veerman