Ministerie van Buitenlandse Zaken

Aan de Voorzitter van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 4
DEN HAAG

Directie Integratie Europa
Bezuidenhoutseweg 67
2594 AC Den Haag

Datum3 juni 2005AuteurMw. drs. B. M. Karel

KenmerkDIE-206/05Telefoon070 348 48 76

Blad1/10Fax070 348 40 86

Bijlage(n)3E-maildie-in@minbuza.nl

BetreftInformatievoorziening aan de Tweede Kamer over nieuwe Commissievoorstellen C.c.

Zeer geachte Voorzitter,

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij drie fiches aan te bieden die werden opgesteld door de Werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC):


1. Communication from the Commission to the Council and the European Parliament Tenth anniversary of the Euro-Mediterranean partnership: A work programme to meet the challenges of the next five years (niet in het Nederlands beschikbaar)
2. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een gemeenschappelijk kader voor ondernemingsregisters voor statistische doeleinden en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2186/93
3. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen

De Staatssecretaris voor Europese Zaken

Atzo Nicolaï
Fiche 1: Mededeling over het 10-jarig bestaan van Euro-Mediterraan partnerschap Titel:
Communication from the Commission to the Council and the European Parliament Tenth anniversary of the Euro-Mediterranean partnership: A work programme to meet the challenges of the next five years


Datum Raadsdocument: nog niet beschikbaar Nr Raadsdocument: nog niet beschikbaar Nr. Commissiedocument: COM(05)139 (12 april 2005) Eerstverantwoordelijk ministerie: Buitenlandse Zaken i.o.m. EZ, FIN, LNV, JUST, SZW, VROM, OCW, V&W

Behandelingstraject in Brussel:
Raadswerkgroep Mashrek/Maghreb, RAZEB; Euromed Senior Officials Meeting en het Euromed Comité.

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: Tijdens de door het Nederlandse voorzitterschap georganiseerde Euro-Mediterrane bijeenkomst van ministers van Buitenlandse Zaken in Den Haag op 29-30 november 2004 is besloten om in de aanloop naar het 10-jarig bestaan in november 2005 een evaluatie te maken van de resultaten van het Barcelonaproces en een nieuw actieprogramma op te stellen. De mededeling bevat een evaluatie van het Barcelonaproces en is het startschot van de besprekingen over de EU-richtlijnen voor de Euro-Mediterrane Ministeriële bijeenkomst in Luxemburg (30-31 mei 2005) en presenteert voorstellen voor het nieuwe actieprogramma voor het Barcelonaproces. Dit zal in de aanloop naar de bijeenkomst op hoog niveau ter ere van het 10-jarig bestaan van het Barcelonaproces in november 2005 in Barcelona worden opgesteld.

De mededeling concludeert dat de evaluatie een gemengd beeld oplevert van deelterreinen waarop voortgang is geboekt en deelterreinen waar voortgang achterwege is gebleven. Al met al wordt een genuanceerd beeld geschetst van de resultaten van het Barcelonaproces:
1. Voortgang is geboekt door het opbouwen van een institutioneel kader voor samenwerking tussen de EU en de Mediterrane partners, d.w.z. associatieovereenkomsten en (sectorale) ministeriële bijeenkomsten.
2. In het politieke en veiligheidsvolet zijn te weinig resultaten behaald. Het partnerschap heeft geen direct effect gehad op de conflicten in de regio (Arabisch-Israëlische conflict, Westelijke Sahara, Cyprus).
3. Te weinig is bereikt bij het promoten van respect voor mensenrechten, politieke hervormingen, democratisering en de ontwikkeling van het maatschappelijk middenveld. Hooguit kan gezegd worden dat gevoelige onderwerpen, zoals mensenrechten, bespreekbaar zijn gemaakt.
4. In het economisch volet zijn op het gebied van handel belangrijke stappen gezet in de richting van het creëren van een vrijhandelszone. Ook op het gebied van industriële ontwikkeling, werkgelegenheid en sociale zekerheid, informatie en communicatietechnologie, onderzoek en wetenschap, milieu- en waterbeheer, transport en energie zijn stappen gezet in de samenwerking met de Mediterrane partners. Echter, een gebrek aan het nastreven van economische hervormingen en handelsliberalisering heeft verhinderd dat er door economische integratie een grote sprong voorwaarts gemaakt kon worden in het economisch welvaartsniveau.
5. In het sociaal-cultureel volet is een aantal initiatieven genomen, zoals de oprichting van de 'Anna Lindh Euro-Med Foundation for Dialogue between Cultures', en de Euro-Mediterrane programma's Audiovisual, Youth en Heritage, die het contact en het begrip tussen bevolkingsgroepen aan weerszijden van de Middellandse Zee moeten bevorderen.
6. Tevens zijn er initiatieven genomen die beogen de rol van het maatschappelijk middenveld te versterken, zoals het Euromed Civil Forum, het NGO-platform en de Economic and Social Councils.
7. Ten behoeve van de onderwijssamenwerking heeft de EU reeds een aanzienlijke bijdrage geleverd, o.a. door uitbreiding van het TEMPUS-programma in de regio, maar zullen in de toekomst meer initiatieven nodig zijn om de uitdagingen van de regio het hoofd te kunnen bieden.
8. Op het gebied van justitie en binnenlandse zaken is zijn uitgangspunten voor versterkte samenwerking overeengekomen, waaraan in de bilaterale EU-relatie met deze landen een vervolg wordt gegeven.

In de mededeling worden de volgende redenen genoemd voor het gebrek aan voldoende resultaten:
· Partners lijken niet altijd even gecommitteerd te zijn aan de implementatie van de afspraken in de Barcelona Verklaring;
· Het is in veel gevallen moeilijk om consensus te bereiken, wat mede te wijten was aan de voortdurende conflicten in de regio.

Uit een groot aantal recente rapporten over de regio, zoals de UNDP Arab Human Developments Reports, de Sana'a en Alexandrië Verklaringen en de Tunis Verklaring van de Arabische Liga, is gebleken dat meer progressie nodig is op het gebied van politieke hervormingen, economische ontwikkeling, positie van de vrouw en onderwijs. In de mededeling stelt de Commissie voor om in de toekomst meer aandacht te besteden aan drie deelgebieden, te weten mensenrechten en democratisering, duurzame economische ontwikkeling en hervormingen, en onderwijs. De Commissie presenteert de volgende voorstellen voor het werkprogramma voor de komende vijf jaar:

Mensenrechten en Democratisering

1. Organisatie van een Mensenrechtenconferentie waar de basis wordt gelegd voor verdere samenwerking in het kader van het Barcelonaproces en het Europees Nabuurschapsbeleid.
2. Oprichting van een faciliteit ter bevordering van de democratie, gefinancierd uit het Europees Nabuurschap en Partnerschap Instrument, ter ondersteuning van politieke hervormingen en democratisering in de regio.

Duurzame economische ontwikkeling en hervormingen

1. Op basis van het kaderprotocol Diensten dat tijdens de Euromed Handelsministeriële 2004 is aangenomen, starten van de onderhandelingen met de Mediterrane partners over de liberalisering van de dienstensectoren met als doel dit voor 2010 af te ronden.
2. Overeenkomen van een roadmap voor de handelsliberalisering in landbouwproducten, verwerkte landbouwproducten en visserijgoederen met als doel dit voor 2010 af te ronden. Dit moet worden gecombineerd met een regionaal samenwerkingsprogramma voor plattelandsontwikkeling.
3. Continuering van de harmonisering van technische regelgeving ten behoeve van handelsfacilitatie.
4. Overeenkomen van een roadmap voor het creëren van een vrijhandelszone in 2010, inclusief vrijhandel in diensten en de liberalisering van landbouw- en visserijgoederen, gebaseerd op de bestaande bilaterale en regionale vrijhandelsverdragen en het Pan-Euromediterrane protocol voor oorsprongsregels.
5. Bevorderen van gezond macro-economisch beleid door het voeren van een economische dialoog in het kader van de associatieakkoorden, Europees Nabuurschapsbeleid en de Ministeriele Conferentie die gepland staat voor Juni 2005 in Rabat.
6. Onderzoeken van de mogelijkheid om de Euro-Mediterrane Faciliteit voor Investeringen en Partnerschap (FEMIP) van de Europese Investeringsbank om te vormen tot een Euro-Mediterrane Ontwikkelingsbank op basis van een evaluatie van de Commissie.
7. Versterken van de samenwerking op het gebied van transport door het houden van een ministeriële conferentie op het gebied van transport in 2005.
8. De geleidelijke oprichting van een Euro-Mediterrane energiemarkt door toenemende integratie van de elektriciteitsmarkten van de Maghreb-landen met de energiemarkt van de EU, de integratie van de gasmarkten in de Mashrek-regio en de aanleg van de Medgaz en Arab Gas Pipeline.
9. Overeenkomen van een tijdspad voor de aanname van maatregelen tegen de vervuiling van de Middellands Zee.

Onderwijs

1. Start van een dialoog met Mediterrane partners over het verbeteren van de bilaterale EU-samenwerking in de onderwijssector en verhoging van de financiële middelen voor de ondersteuning van onderwijs met 50%.
2. Verbeteren van de mobiliteitsprogramma's voor studenten uit Mediterrane landen door beurzen te beschikking te stellen.

Ook op de overige gebieden heeft de Commissie een reeks nieuwe voorstellen gedaan:


1. Midden-Oosten vredeproces: continueren van het bevorderen van samenwerking tussen Israël en haar buren in aanvulling op het politieke proces in het kader van het Kwartet (VN, EU, VS en Russische Federatie).
2. Starten van onderhandelingen over een gedragscode voor de strijd tegen terrorisme, inclusief de strijd tegen financiering van terrorisme, met als doel in 2007 daarover een akkoord te bereiken.
3. De Commissie verwelkomt het initiatief om in 2005 een workshop te organiseren over de samenwerking op het gebied van de non-proliferatie van massavernietigingswapens.
4. Onderzoeken van mogelijkheden om de EVDB-samenwerking met de Mediterrane landen te versterken.
5. Organisatie van een bijeenkomst van ministers belast met Justitie en Binnenlandse Zaken, waar afspraken moeten worden gemaakt over intensivering van de samenwerking op het gebied van justitie, veiligheid en vrijheid, inclusief migratie en sociale integratie.
6. Ontwikkelen van een regionale strategie voor de bestrijding van racisme, xenofobie en intolerantie in het kader van de bestaande instrumenten, zoals de Anna Lindh Stichting.
7. Organisatie van een conferentie voor overheden en maatschappelijke organisaties ter versterking van de rol van het maatschappelijk middenveld en sociale partners.
8. Oprichting van een netwerk van vrouwelijke leiders uit het bedrijfsleven, kunstwereld, politiek en maatschappelijk leven.

Rechtsbasis van het voorstel: n.v.t.

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: n.v.t.

Instelling nieuw Comitologie-comité: n.v.t.

Subsidiariteit en proportionaliteit: n.v.t., het betreft een mededeling.

Consequenties voor de EU-begroting:
Geen directe consequenties. Het is mogelijk dat de prioriteiten van de EU voor de Mediterrane regio worden aangepast naar aanleiding van de besluitvorming over een nieuw actieprogramma, dat door de bijeenkomst op hoog niveau in November 2005 in Barcelona moet worden goedgekeurd. Dit zal van invloed kunnen zijn op de aard en de hoogte van de financiële middelen voor de regio. Omdat de financiële middelen van de EU voor de jaren 2005 en 2006 al grotendeels zijn toegekend, zullen deze veranderingen hoofdzakelijk in het kader van de financiële perspectieven 2007-2013 en de implementatie van het nieuwe financiële instrument voor de regio, het 'European Neighbourhood and Partnership Instrument', hun beslag krijgen.

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: nee

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): Geen

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: n.v.t.

Consequenties voor ontwikkelingslanden: Geen

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Op basis van de recent verschenen mededeling zal eerst in EU-verband en vervolgens met de Mediterrane partners een discussie worden gevoerd over de toekomst van het Barcelonaproces. Dit zal resulteren in een nieuw actieprogramma voor de Euro-Mediterrane samenwerking. Nederland heeft in EU-verband en tegenover de Mediterrane partners herhaaldelijk aangegeven dat de samenwerking in het kader van het Euro-Mediterrane Partnerschap meer focus moet krijgen, waarbij meer aandacht besteed moet worden aan het bevorderen van politieke en economische hervormingen, en ontwikkeling en ondersteuning van onderwijs. Nederland steunt de voorstellen van de Commissie om de samenwerking op m.n. deze deelterreinen te intensiveren. Nederland is van mening dat in november 2006 een evaluatie van het FEMIP-mandaat dient plaats te vinden, conform de ECOFIN-conclusies van november2003, in plaats van een onderzoek naar de oprichting van een Euro-Meditterane Ontwikkelingsbank, zoals voorgesteld door de Commissie.

Fiche 2: Verordening over ondernemingsregisters voor statistische doeleinden Titel:
Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een gemeenschappelijk kader voor ondernemingsregisters voor statistische doeleinden en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2186/93


Datum Raadsdocument: 6 april 2005
Nr. Raadsdocument: 7857/05
Nr. Commissiedocument: COM(2005) 112 definitief
Eerstverantwoordelijk ministerie: Economische Zaken i.o.m. FIN, BZK en LNV

Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep Statistiek, RAZEB Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: De huidige verordening over ondernemingsregisters (de 'ondernemingsregister verordening' 2186/93), die de door de lidstaten voor statistische doeleinden gebruikte ondernemingsregisters harmoniseert, dateert uit 1993 en is toe aan modernisering. Door de ontwikkeling van de interne markt is behoefte ontstaan aan betere statistische vergelijkbaarheid, die vooral afhangt van de beschikbaarheid van geharmoniseerde bronnen voor de bedrijvenpopulatie van de EU.

Daarnaast is er steeds meer vraag naar informatie over ondernemingen die bestaan uit meer dan één rechtspersoon (ondernemingsgroepen), op nationaal niveau om de concentratie van de economie te meten en op internationaal niveau om statistieken over effecten van mondialisering op te stellen. De huidige situatie, waarin alleen delen van ondernemingsgroepen op het nationale grondgebied worden geregistreerd, voldoet niet. De gegevens over ondernemingen die bestaan uit meer dan één rechtspersoon en in verschillende landen gevestigd zijn (multinationale ondernemingsgroepen) moeten op Europees niveau worden geconsolideerd.

Het voorstel heeft tot doel de huidige ondernemingsregister verordening aan te passen. Om dit doel te bereiken wordt voorgesteld dat de financiële banden tussen juridische eenheden in de nationale ondernemingsregisters verplicht worden opgenomen en dat informatie over transnationale banden aan de Commissie (Eurostat) wordt meegedeeld. Dit moet leiden tot:
· Geharmoniseerde steekproefkaders voor bestaande enquêtes die het begrip financiële banden gebruiken;
· Betere vergelijkbaarheid van tal van bestaande statistieken waarin de financiële banden tussen ondernemingen in verschillende landen een belangrijke factor zijn, zoals gegevens over de productiviteit;
· Aanvullende informatie over de populatie van ondernemingsgroepen, aangezien de registers ook als directe bron voor statistieken over de mondialisering kunnen worden gebruikt.

Ten opzichte van de huidige verordening worden in het onderhavige voorstel ook twee andere belangrijke wijzigingen opgenomen:
· registratie van de sectoren openbaar bestuur en landbouw en visserij, zodat van alle ondernemingen die economische activiteiten verrichten die bijdragen tot het bruto binnenlands product, de lokale eenheden van deze ondernemingen en de overeenkomstige juridische eenheden wordt verplicht;
· registratie van financiële banden en ondernemingsgroepen. Lidstaten en Eurostat moeten gegevens uitwisselen over multinationale ondernemingsgroepen en de eenheden die daarvan deel uitmaken. Rechtsbasis van het voorstel: Artikel 285 EG

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: co-decisie

Instelling nieuw Comitologie-comité: nee, bestaand Comité: Comité Statistisch Programma

Subsidiariteit en proportionaliteit:
Subsidiariteit: positief, het doel van de verordening is het vaststellen van een gemeenschappelijk kader voor statistische ondernemingsregisters in de Gemeenschap. Dit kan niet op een afdoende wijze door de lidstaten afzonderlijk worden uitgevoerd. Proportionaliteit: positief, de verordening gaat niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

Consequenties voor de EU-begroting: geen

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: De verordening heeft enerzijds betrekking op een uitbreiding van het bestaand beleid en anderzijds betrekking op nieuw beleid.

Uitbreiding bestaand beleid
In het voorstel wordt de opname van de sector landbouw en visserij en de sector openbaar bestuur verplicht gesteld. Hierdoor wordt de totale omvang van het huidige statistische register van het CBS ongeveer 5-10% groter. Dit zullen naar verwachting tussen de 50.000 en 100.000 kenmerken zijn (onder andere identificatie kenmerken, demografische kenmerken en economische kenmerken). Hierdoor neemt onderhoudslast van het statistische register van het CBS navenant toe, met mogelijk als gevolg daarvan met ingang van 2006 een beperkte uitbreiding met 1 vte ( ¤ 87.770,-) van de personele capaciteit. Echter of deze extra capaciteit nodig zal zijn, zal sterk afhankelijk zijn van de kwaliteit en volledigheid van het door de Kamers van Koophandel en de Belastingdienst beheerde Basis Bedrijven Register (BBR). De basis voor het statistische register van het CBS wordt gevormd door dit BBR, dat met ingang van 1 januari 2007 een wettelijke basis zal krijgen.

Nieuw beleid
Het voorstel strekt ertoe het uitwisselen van gegevens op Europees niveau over ondernemingen die juridisch en financieel met elkaar verbonden zijn en met tenminste twee ondernemingen of juridische eenheden in verschillende landen gevestigd zijn, mogelijk te maken en verplicht te stellen. Om te onderzoeken op welke manier de Europese gegevensuitwisseling op de meest efficiënte en optimale manier kan worden georganiseerd, wordt door Eurostat een pilot uitgezet om in 2007 een eerste aanzet voor een Europees register op te leveren. Nederland zal actief participeren in de ontwikkeling en aan het bouwen van het Europees statistische register.

Als het Europees statistische register operationeel is, zal er een geautomatiseerd systeem moeten worden toegevoegd aan het Nederlandse statistische register om de gegevensuitwisseling met Eurostat te kunnen realiseren. Dit systeem zal nog ontwikkeld en geïmplementeerd moeten worden. Voor de ontwikkeling en implementatie zal extra personele capaciteit nodig zijn. Op basis van de ervaringen die zijn opgedaan met de ontwikkeling en implementatie van het gegevensmodel, zoals gebruikt voor Basis Bedrijven Register versie 1.0, wordt op dit moment geschat dat in 2008 voor 1 jaar voor de ontwikkeling 6 vte (¤ 644.520,-) en voor de implementatie 2 vte (¤ 214.840,- ) nodig zijn. Het CBS zal de uit deze verordening voortvloeiende kosten opnemen in de jaarlijkse opgave van kosten die gepaard gaan met nieuwe Europese statistische verplichtingen.

Door verregaande Europese samenwerking en de verdere ontwikkeling van een geharmoniseerd kader zal de jaarlijkse telefonische uitvraag over de actualisering van de registergegevens bij internationaal georganiseerde ondernemingen nationaal en internationaal afnemen. De effecten op de administratieve lasten zijn daardoor erg gunstig te noemen. De nationaal ervaren lastendruk zal afnemen. Het kwantificeren van de afname is moeilijk maar zal naar verwachting minimaal 5.000 uren minder tijd vergen van ondernemingen op jaarbasis.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): Voor een deel betekent het onderhavige voorstel een additionele EU-verplichting voor het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treden (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: De Commissie (Eurostat) streeft ernaar de verordening uiterlijk 1 januari 2007 in werking te laten treden.

Consequenties voor ontwikkelingslanden: geen

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Nederland heeft belang bij het uitwisselen van statistische gegevens binnen een geharmoniseerd kader. Hierdoor wordt de inhoud, de kwaliteit alsmede de vergelijkbaarheid van de nationale en de communautaire ondernemingsstatistieken verder verbeterd. Daarnaast zullen de thans nog bestaande waarnemingsproblemen bij internationale ondernemingsgroepen verminderen, waardoor de administratieve lastendruk zal verminderen. Nederland kan instemmen met het voorstel.

Fiche 3: Verordening over een Europese procedure voor geringe vorderingen Titel:
Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen


Datum Raadsdocument: 21 maart 2005
Nr Raadsdocument: 7388/05
Nr. Commissiedocument: COM(2005) 87 def
Eerstverantwoordelijk ministerie: Justitie i.o.m. EZ

Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep civiel recht, JBZ-Raad

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: De verordening stelt een gerechtelijke procedure voor geringe vorderingen vast, teneinde de procesvoering betreffende geringe vorderingen te vereenvoudigen en te bespoedigen en de kosten te verminderen. De procedure staat open voor nationale en grensoverschrijdende geschillen en is een alternatief dat naast bestaande procedures van de lidstaten kan worden aangeboden. Die bestaande procedures behoeven niet te verdwijnen. Rechtsbasis van het voorstel: Art. 61, sub c EG

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: co-decisie

Instelling nieuw Comitologie-comité: ja (art. 21 en 22 Verordening)

Subsidiariteit en proportionaliteit:
Subsidiariteit: Positief t.a.v.. grensoverschrijdende gevallen, twijfelachtig t.a.v. niet-grensoverschrijdende gevallen: op nationaal niveau kan geen uniforme Europese regeling worden gerealiseerd voor grensoverschrijdende geschillen. Nationale geschillen behoeven daarentegen in beginsel geen internationale regeling; zij kunnen in een (eenvoudige) nationale procedure eveneens snel en tegen lage kosten worden afgewikkeld. T.a.v. de niet-grensoverschrijdende gevallen kan aan de subsidiariteit worden getwijfeld. Proportionaliteit: Positief. De keuze voor een verordening ligt voor de hand omdat uniformering wordt beoogd. Onverminderd de opmerkingen over subsidiariteit, gaat het voorstel niet verder dan nodig is voor het inrichten van een vereenvoudigde procedure.

Consequenties voor de EU-begroting: geen.

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: Het voorstel kan mogelijk leiden tot geringe extra kosten voor de rechtspraak, waaronder:
- kosten opleiden rechters en griffie voor nieuwe taak;
- kosten voor verzending stukken door griffie aan partijen;
- kosten toename beroep op rechterlijke macht voor kleine vorderingen. Het ministerie van Justitie zal de Raad voor de Rechtspraak verzoeken om op korte termijn de gevolgen voor de rechterlijke macht te inventariseren en zal vervolgens de kosten in kaart brengen.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): ja, rechterlijke macht dient vereenvoudigde procedure aan te bieden naast bestaande varianten.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: Niet aangegeven.

Consequenties voor ontwikkelingslanden: geen

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Nederland steunt de introductie van eenEuropese vereenvoudigde procedure voor geringe vorderingen.Een regeling op Europees niveau voor niet-grensoverschrijdende geschillen acht Nederland echter niet gewenst. Dergelijke geschillen kunnen via een nationale procedure worden afgewikkeld. Welmoet te zijner tijd worden bezien of de Europese regeling zodanig aantrekkelijk is dat wenselijk is ook voor interne gevallen op nationaal niveau iets dergelijks te regelen. Op verschillende meer technische punten kan de ontwerp-verordening worden verhelderd t.b.v. rechterlijke macht en de partijen bij de procedure.