Ministerie van Justitie
Persbericht ministerraad
3 juni 2005
SPECIALE EENHEDEN ONDERGEBRACHT IN EEN OVERKOEPELENDE DIENST
De ministerraad heeft op voorstel van minister Donner van Justitie,
minister Remkes van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en minister
Kamp van Defensie besloten dat er een nieuwe overkoepelende dienst komt
voor de daadwerkelijke inzet van speciale eenheden van politie en defensie
bij terreurgerelateerde situaties, of situaties van grof geweld en in
bijzondere gevallen. De Dienst Speciale Interventies (DSI) is de nieuwe
organisatie waarin alle verschillende eenheden samenwerken. Dat is de kern
van het kabinetsstandpunt over de herziening van het stelsel van speciale
eenheden.
Een nieuwe organisatie die slagvaardig kan opereren, gecombineerd met
heldere en snelle besluitvorming is het antwoord van het kabinet om te
zorgen voor meer samenhang in het huidige stelsel en voor een optimale
aanpak van het hedendaagse terrorisme. Met de inrichting van een stelsel
van speciale eenheden wordt een slagvaardiger organisatie opgebouwd zodat
de eenheden onder éénhoofdige leiding, met een versnelde
besluitvormingslijn zo snel mogelijk ingezet kunnen worden.
De DSI wordt opgebouwd uit de BBE- Snelle Interventie Eenheid (BBE-SIE),
een scherpschutterscapaciteit en een staf.
Beheersmatig blijven de overige eenheden van het huidige stelsel, zoals de
Aanhoudings- en Ondersteuningseenheden (AOE) van de politie, de AOE van de
Brigade Speciale Beveiligingsopdrachten (BSB), Koninklijke Marechaussee en
de BBE-Mariniers (BBE-M), onder de verantwoordelijkheid van de regiokorpsen
en het ministerie van Defensie vallen. De DSI zal voor wat betreft de
daadwerkelijke inzet bij terrorismebestrijding en de aanpak van grof geweld
verantwoordelijk zijn voor de operationele aansturing van de BBE-SIE en de
BBE-M. Ook de AOE'n die in gezamenlijkheid met de overige eenheden van de
DSI worden ingezet vallen onder de operationele aansturing van de DSI.
De inzet van de DSI vindt plaats na goedkeuring van minister Donner onder
het gezag van het OM.
Alleen bij inzet van de BBE-M (of delen daarvan) overlegt de minister van
Justitie met zijn collega van Defensie. Overigens worden de minister-
president, de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de
minister van Defensie zo snel mogelijk in kennis gesteld van het besluit
tot inzet van de DSI. Dit zal, indien mogelijk, voorafgaand aan de
feitelijke inzet geschieden.
Het kabinetsstandpunt volgt op het (vertrouwelijke) advies van professor
Cyrille Fijnaut en een nader rapport van een drietal deskundigen van het
Openbaar Ministerie, politie en defensie.
Naast een vereenvoudiging van de aansturing zullen de procedures worden
vereenvoudigd, zodat de besluitvorming wordt versneld. Dit zal gebeuren
door middel van vooraf afgestemde inzetscenario's en mandatering van de
beslissingsbevoegdheid over een inzet door de minister van Justitie aan de
voorzitter van het College Procureurs-Generaal. Het gaat hier om een aantal
nog nader vast te stellen specifieke situaties waaraan de minister van
Justitie vooraf zijn goedkeuring gegeven heeft.
Daarnaast zullen er een aantal acties worden ondernomen om ervoor zorg te
dragen dat het stelsel goed kan functioneren. Daarbij valt onder meer te
denken aan de sanering en de vereenvoudiging van wet- en regelgeving, de
aanschaf van de benodigde uitrusting en bewapening en het zorgdragen voor
een adequate informatie-uitwisseling tussen inlichtingendiensten,
opsporings- en observatiediensten en de eenheden zelf.
Er is voor het stelsel van speciale eenheden, structureel een bedrag van 3
miljoen euro beschikbaar gesteld. Dit bedrag komt bovenop het huidige
jaarlijkse BBE-budget van 900.000 euro. Dit bedrag zal worden aangewend
voor personele uitbreiding in de vorm van staf/ondersteuning en expertise,
bijscholing/opleidingen en bijzondere uitrusting/middelen.
De ministerraad heeft de bewindspersonen gemachtigd het kabinetsstandpunt
naar de
Tweede Kamer te sturen.
RVD, 03.06.2005
Ministerie van Algemene Zaken