Ministerie van Buitenlandse Zaken

Postbus 20061 Postbus 20701
2500 EB 's-Gravenhage 2500 ES 's-Gravenhage
Telefoon 070-3486486 Telefoon 070-3188188

Aan:
de Voorzitter van de
Tweede Kamer der
Staten-Generaal
Binnenhof 4
's-Gravenhage

Uw brief Uw kenmerk Ons nummer Datum DVB/CV-176/05 3 juni 2005

Aan de hand van het Toetsingskader 2001 informeren wij u hierbij over het kabinetsbesluit een verdere bijdrage te leveren aan de stabilisering van Afghanistan en de strijd tegen het internationale terrorisme. Het gaat hierbij om de volgende bijdragen:
- de inzet van het mariniersbataljon dat onderdeel uitmaakt van de Strategic Reserve Force (SRF) van de NAVO voor de ondersteuning van de verkiezingen voor parlement en provincieraden die op 18 september zullen plaatsvinden;
- verlenging van de inzetperiode van het Provincial Reconstruction Team (PRT) in de Afghaanse provincie Baghlan tot 1 oktober 2006; en
- het leveren van drie schepen van de Koninklijke marine ten behoeve van het maritieme deel van de operatie Enduring Freedom in de periode medio december 2005 tot eind april 2006 in de wateren rond het Arabisch schiereiland, waarbij Nederland in genoemde periode tevens het commando over een maritieme taakgroep op zich zal nemen. Bijdragen aan deze operatie worden door de regering in de geest van artikel 100 van de Grondwet behandeld. Om het belang van deze inzet te schetsen zal tevens in deze brief worden ingegaan op politieke en andere ontwikkelingen in Afghanistan.

Kern van het besluit
De regering heeft besloten verdere bijdragen te leveren aan de stabilisering van Afghanistan en de strijd tegen het internationale terrorisme. Het door Nederland geleide Provincial Reconstruction Team, dat in het kader van de door de NAVO geleide 'International Security and Assistance Force' (ISAF) is gestationeerd in de Afghaanse provincie Baghlan, levert een belangrijk aandeel in het vergroten van veiligheid en stabiliteit in deze provincie en aan het vergroten van het gezag van de centrale overheid. De inzetperiode van het PRT wordt met een jaar verlengd tot 1 oktober 2006.

De komende verkiezingen voor het lagerhuis van het parlement en de provincieraden vormen de afsluiting van het Bonn-proces en zijn daarmee een belangrijke stap op weg naar een stabiel en democratisch Afghanistan. Net als bij de presidentsverkiezingen van oktober 2004 is het van belang dat deze verkiezingen veilig en ordelijk verlopen. De NAVO zal in het ISAF-gebied de Afghaanse overheid assisteren bij het beveiligen van de verkiezingen door het inbrengen van extra middelen en eenheden. Een NAVO-besluit ter zake wordt op korte termijn verwacht. De regering heeft besloten daaraan een bijdrage te leveren door het mariniersbataljon, dat sinds 1 april jl. deel uitmaakt van de Strategic Reserve Force (SRF) van de NAVO, in te zetten voor de verkiezingsondersteuning. Het bataljon zal worden ontplooid van begin augustus tot eind oktober. U bent op 23 december 2004 (Kamerstuk 27 925 nr. 155) en op 25 februari jl. (Kamerstuk 27 925 nr. 160) geïnformeerd over de bijdrage aan de SRF en de mogelijke inzet van dit bataljon ten behoeve van de verkiezingsondersteuning.

Het maritieme deel van de operatie Enduring Freedom is een wezenlijke component van de internationale strijd tegen Al Qa'ida en daarmee verbonden terroristische netwerken in de wateren rond het Arabisch schiereiland. Op verzoek van de VS zal Nederland opnieuw een bijdrage leveren aan deze operatie, en wel met de inzet van een Luchtverdedings- en Commandofregat (LCF) plus daarop geplaatste commandostaf, een bevoorradingsschip en een onderzeeboot. Nederland zal daarbij in de periode december 2005 tot april 2006 vanaf het fregat het commando voeren over een van de maritieme taakgroepen van de operatie Enduring Freedom. Zoals diverse keren gemeld, onder meer tijdens het plenaire debat van 8 maart jl. over de rechtsbasis van deelname aan de operatie Enduring Freedom, zal de regering bijdragen aan deze operatie steeds in de geest van artikel 100 van de Grondwet behandelen.

Gronden voor deelneming
Sinds eind 2001 zijn de inspanningen van de internationale gemeenschap voor de stabilisering van Afghanistan erop gericht te voorkomen dat dit land nogmaals een vrijplaats voor het internationale terrorisme zou kunnen worden, en de omstandigheden te creëren voor de totstandkoming van een vrij, democratisch en welvarend Afghanistan. Nederland wil als lid van de internationale gemeenschap een bijdrage blijven leveren aan de stabilisering van Afghanistan en de strijd tegen het internationale terrorisme, en heeft dat sinds eind 2001 gedaan met zowel militaire als financiële bijdragen.

In de periode 2001 tot en met 2004 heeft Nederland in totaal 217 miljoen euro bijgedragen aan de wederopbouw van en humanitaire hulp in Afghanistan. Nederland is daarmee een van de grotere donoren. In 2004 bedroeg de bijdrage in totaal 52 miljoen euro, waarvan 35 miljoen euro voor het 'Afghanistan Reconstruction Trust Fund' en 7 miljoen euro voor humanitaire hulp. Dit jaar wordt een bijdrage van ongeveer 50 miljoen euro voorzien.

Als onderdeel van de inspanningen van de internationale gemeenschap is sinds begin 2002 in Afghanistan de veiligheidsmacht ISAF actief. Op basis van het operatieplan van 14 april 2004 wordt het operatiegebied van ISAF stapsgewijs uitgebreid tot heel Afghanistan. Het vestigen van de ISAF-aanwezigheid vindt tot dusver plaats door het inrichten van nieuwe PRT's of het overnemen van PRT's die tot dan toe deel uitmaakten van de operatie Enduring Freedom.

Op dit moment geeft Nederland in het kader van ISAF leiding aan het PRT in Pol-e Khomri in de provincie Baghlan. Tevens is voor ISAF een detachement van drie F-16 gevechtsvliegtuigen plus één als reserve gestationeerd op de luchthaven van Kabul, en zijn op het hoofdkwartier van ISAF in Kabul een aantal Nederlandse militairen werkzaam. In het kader van de operatie Enduring Freedom is momenteel een Nederlandse taakgroep speciale eenheden gesteund door helikopters actief in Afghanistan.

Zowel van de zijde van de Afghaanse regering als van de VN zijn meerdere oproepen gedaan tot het voortzetten van de inzet van buitenlandse militairen in Afghanistan. Tijdens zijn bezoek aan het NAVO-hoofdkwartier van 11 mei jl. heeft de Afghaanse president Karzai gepleit voor een grotere aanwezigheid van de NAVO in de komende jaren tot het moment dat de Afghaanse overheid zelf in staat is voor veiligheid te zorgen. De Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties (SGVN) heeft in zijn Afghanistan-rapport aan de Algemene Vergadering en de Veiligheidsraad van 18 maart jl. (S/2005/183) geconstateerd dat een geloofwaardige internationale militaire aanwezigheid geboden blijft om te voorkomen dat terrorisme, opstand en factionalisme de Afghaanse staat opnieuw kunnen bedreigen. Opvallend was dat de SGVN daarbij pleitte voor robuuste en uniforme 'Rules of Engagement' voor de internationale strijdkrachten. De VN-Veiligheidsraad heeft in resolutie 1589 (24 maart 2005) gewezen op het belang van veiligheid bij het houden van de komende verkiezingen, en heeft daarbij een oproep gedaan aan lidstaten bij te dragen aan ISAF en de uitbreiding daarvan.

Het Nederlandse PRT in de provincie Baghlan is operationeel sinds 1 oktober 2004. Tot inzet van dit PRT is besloten omdat op deze wijze het proces van stabilisering en wederopbouw van Afghanistan wordt gesteund en zodoende ook de internationale strijd tegen het terrorisme. De ervaringen met het PRT-concept zijn overwegend positief, en met zijn aanwezigheid en de uitgevoerde patrouilles heeft het PRT onder meer bijgedragen aan een rustig verloop van de presidentsverkiezingen van oktober 2004. Ook heeft de aanwezigheid een remmende werking op het machtsmisbruik van lokale en regionale machthebbers, waardoor de lokale en provinciale autoriteiten, aangesteld door de regering in Kabul, aan gezag winnen.

Gezien de positieve ervaringen met het PRT in Pol-e Khomri heeft de regering besloten om de duur van de Nederlandse leiding over dit PRT ter verlengen met vooralsnog een jaar tot 1 oktober 2006. In het licht van de voorbereidingen die de NAVO momenteel treft voor de ondersteuning door ISAF van de parlementsverkiezingen van 18 september a.s., heeft de regering bovendien besloten in te stemmen met inzet van het Nederlandse mariniersbataljon dat sinds 1 april jl. ter beschikking is gesteld aan de SRF.

Het doel van de operatie Enduring Freedom is het bestrijden van internationale terroristische netwerken. Een onderdeel daarvan is het aan terroristische organisaties ontzeggen van het gebruik van de zee alsmede het voorkomen van terroristische aanslagen op zee en aan de wal. In de evaluatie van de inzet van het fregat Hr. Ms. Tjerk Hiddes die u op 18 mei jl. is toegegaan, is uiteengezet dat er sinds medio 2003 tastbare resultaten zijn geboekt. Daarvan kunnen worden genoemd het onderscheppen van smokkel van wapens, munitie en drugs waarbij een verband kon worden gelegd met Al Qa'ida, en het voorkomen van een aanslag op een olieterminal.

Zoals gemeld in de brief van 15 april 2005 (Kamerstuk 27 925 nr. 170) hebben de VS Nederland verzocht eind dit jaar opnieuw een bijdrage te leveren aan het maritieme deel van de operatie Enduring Freedom. Gezien dit verzoek en het grote belang dat Nederland hecht aan de strijd tegen het internationale terrorisme, heeft de regering besloten om in de periode december 2005 tot april 2006 daaraan een nieuwe bijdrage te leveren in de vorm van een fregat met commandostaf, een bevoorradingsschip en een onderzeeboot.

Politieke aspecten

Verkiezingen
De Nederlandse regering schat de politieke ontwikkelingen positief in: met de parlementsverkiezingen in september wordt een nieuwe belangrijke stap gezet in het democratiseringsproces. De voorbereidingen van de verkiezingen van 18 september a.s. voor de 'Wolesi Jirga', het lagerhuis van het parlement, en de provincieraden komen na een trage start nu goed op gang. Op 27 april jl. heeft de regering een nieuwe kieswet aangenomen waarmee de weg is vrijgemaakt voor het ter hand nemen van de voorbereiding van de verkiezingen. Er is enige vertraging opgelopen door trage besluitvorming door de Afghaanse ministerraad. Het verkiezingsproces wordt beheerd en bestuurd door een onafhankelijke verkiezingscommissie, bijgestaan door de 'Joint Electoral Management Body' (JEMB). Aan de JEMB nemen ook internationale deskundigen deel.

Op 30 april is de registratie van de kandidaten gestart. In het Afghaanse kiesstelsel zullen zij niet als partijlid, maar als individu deelnemen. Het aantal kandidaten dat zich tot nu toe heeft gemeld, is minder dan verwacht. Voor het parlement hebben zich ruim 2900 kandidaten gemeld en voor de verschillende provincieraden ruim 3100. Wellicht speelt een rol dat men op veel plaatsen consensus-kandidaten probeerde te vinden die onder het geldende kiessysteem zeker zullen worden gekozen.

Het tijdpad voor de voorbereidingen van de verkiezingen is erg krap en de organisatie heeft momenteel een gebrek aan financiële middelen. Nederland maakte begin 2005 de toegezegde 4 miljoen euro over. De logistieke voorbereidingen zijn ingewikkeld. Verder dient er een grote voorlichtingscampagne te worden gevoerd om de bevolking voor te bereiden op de verkiezingen.

De districtraadverkiezingen zijn uitgesteld, mogelijk tot de volgende verkiezingen van 2009 of 2010. Hierdoor zal de 'Meshrano Jirga', de senaat, de komende jaren bestaan uit 34 door de provincieraden te kiezen leden en uit 17 door president Karzai te benoemen leden.

De nieuwe Kieswet is niet volmaakt, maar kent een aantal positieve bepalingen. Er is een klachtencommissie ingesteld, er is een quotum van 25% vrouwen voor de provincieraden, en de bevolkingsaantallen zijn vastgesteld zodat het aantal zetels per provincie bekend is. De Kuchi-nomaden krijgen tien zetels. Er zal geen 'out of country voting' door Afghaanse vluchtelingen in het buitenland plaatsvinden, omdat dat financieel, logistiek maar ook politiek onhaalbaar is. Wel kan president Karzai vluchtelingen benoemen als parlementslid.

Het kiesstelsel ('Single Non-Transferable Vote System', SNTV) blijft, ondanks de voorkeur van o.a. de EU voor een systeem van evenredige vertegenwoordiging, gehandhaafd. Dit kiesstelsel gaat uit van individuele kandidaten en niet van politieke partijen. Ook op andere manieren wordt de rol van politieke partijen door de nieuwe Kieswet beperkt. Deze partijen zien dit uiteraard als een obstakel voor hun ontwikkeling. Wat betreft de selectie van kandidaten ('vetting') wordt waarschijnlijk als enige criterium gebruikt of kandidaten banden hebben met gewapende groepen. De kandidaten moeten daarnaast een verklaring tekenen dat zij niet veroordeeld zijn voor misdaden, maar dat is in het juridisch zwakke Afghanistan voor vrijwel niemand het geval.

Er zijn circa zestig geregistreerde politieke partijen. Onlangs is Jombesh-e Mell, de partij van Dostum, officieel geregistreerd nadat Dostum zijn nieuwe positie in de regering (chef-staf voor veiligheidszaken) had geaccepteerd en zich had teruggetrokken als partijleider. De meeste politieke partijen werken nog aan hun profiel. Mohaqeq lijkt als enige een uitgesproken agenda te hebben, waarbij de belangen van de Hazara voorop staan. Eind april zijn ook Jamiat-e Islami en Dawat-e Islami geregistreerd, met steun van President Karzai, ondanks dat zij niet volledig voldoen aan de criteria van het DDR-ontwapeningsprogramma.

Op 31 maart werd een politieke coalitie van twaalf partijen bekend gemaakt, onder leiding van de voormalige presidentskandidaten Mohaqeq en (vooral) Qanooni. Als doelstelling noemen zij een constructieve parlementaire oppositie, verbetering van de overheid en strijd tegen drugs en terrorisme. De twaalf partijen komen alle voort uit voormalige Mujahedin-groeperingen en hebben een vrij brede etnische basis. Deze coalitie heeft zich sterk uitgesproken tegen de nieuwe Kieswet, vooral omdat die de rol van politieke partijen zeer beperkt. Alle partijen willen echter graag deelnemen aan de verkiezingen en een boycot is niet waarschijnlijk. Recent werd een tweede coalitie van oppositie partijen opgericht: het National Democratic Front of Afghanistan, bestaande uit dertien partijen en groepen. Deze coalitie zegt vooral de democratie en goed bestuur te willen bevorderen.

De Europese Commissie heeft begin maart een verkenningsmissie uitgestuurd om te bezien op welke manier de EU ondersteuning kan leveren aan de verkiezingen. De verkenningsmissie heeft de aanbeveling gedaan dat de EU een volledige waarnemingsmissie zal sturen, mits de veiligheidssituatie zulks toestaat. De besprekingen in de OVSE over een mogelijke ondersteunende missie vanuit die organisatie zijn nog gaande.

Tegelijk met de voorbereiding van de verkiezingen wordt gewerkt aan de opzet van een nieuw parlement. De bouw van het nieuwe parlementsgebouw, in het voormalige koninklijk paleis, wordt gefinancierd door India. Frankrijk heeft, in samenwerking met de Afghaanse autoriteiten en UNDP, de leiding bij de training van de parlementaire staf en bijvoorbeeld het opstellen van de procedureregels. Ook Nederland heeft aangeboden een deel van de training voor zijn rekening te nemen. In overleg met uw Kamer is daartoe een voorstel uitgewerkt.

Drugs
Met 4.200 ton opiumproductie in 2004 is Afghanistan verantwoordelijk voor ruim 85% van het aanbod van opium in de wereld. Terwijl een groot deel van de opium naar gebruikers in de regio gaat (Iran, Pakistan, Centraal-Azië) vindt ongeveer 30% zijn weg naar de EU. Op de Europese markt is vrijwel alle heroïne afkomstig uit Afghanistan.

De waarde van de opiumproductie voor de boeren is het afgelopen jaar afgenomen, terwijl de waarde aan de grens licht is gestegen. Dit betekent dat met name de winsten voor de opiumhandelaren zijn gestegen. UNODC (UN Office on Drugs and Crime) heeft berekend dat de illegale opiumhandel ongeveer 2,8 miljard dollar bedraagt, wat overeenkomt met 60 procent van het legale BBP. Enerzijds heeft een dergelijke grote schaduweconomie negatieve consequenties voor de stabiliteit en wederopbouw, anderzijds zijn deze illegale inkomsten op de korte termijn wel een belangrijke economische pijler en kan het wegvallen daarvan grote nadelige sociaal-economische consequenties hebben (o.a. armoede onder boeren). Veel boeren zijn afhankelijk van drugsbaronnen geworden doordat zij in het verleden leningen zijn aangegaan op basis van te verwachten papaveropbrengsten. Bovendien raken veel boeren zelf verslaafd.

De verbouw van papaver lijkt in 2005 te zullen afnemen. Uit een recent onderzoek van UNODC en het Afghaanse ministerie voor Drugsbestrijding blijkt dat in 29 van de 34 provincies in Afghanistan sprake is van een lichte afname van papaveraanplant. Redenen die hiervoor door boeren werden aangedragen zijn het overheidsverbod op verbouw en angst voor verdelging. Ook de slechte oogst en lage prijzen van vorig jaar kunnen voor boeren een reden zijn geweest om over te stappen op andere gewassen. Of ook de hoeveelheid opium op de markt afneemt is twijfelachtig, vanwege de eerder aangehouden voorraden van handelaren. In vijf provincies, waaronder de provincie Baghlan, lijkt echter sprake te zijn van een toename van de verbouw in 2005. Deze provincies nemen in totaal slechts tien procent van de totale productie voor hun rekening. Uit het UNODC-onderzoek blijkt dat boeren in Baghlan zich wel bewust zijn van het opiumverbod in het land, maar niet geloven dat dit zal worden geïmplementeerd. Ondanks deze toename in de aanplant blijft Baghlan een "kleine speler" in de totale productie.

Op 16 februari jl. lanceerde president Karzai officieel het 'Counter Narcotics Implementation Plan 2005'. Het plan gaat uit van een geïntegreerde benadering van de drugsproblematiek, waarbij ingezet wordt op onder andere verdelging, onderschepping, alternatieve ontwikkeling, vraagvermindering en regionale samenwerking. De Afghaanse instanties voor drugsbestrijding dienen op al deze terreinen voortgang te boeken.

De Afghaanse autoriteiten blijven er bij de internationale gemeenschap op aandringen vooral projecten op het gebied van alternatieve ontwikkeling te ondersteunen, en zo papaverboeren en regio's waar papaver wordt verbouwd meer mogelijkheden voor andere inkomstenbronnen te bieden.

Bij verdelgingsactiviteiten door de Afghaanse autoriteiten zijn recentelijk enige onlusten ontstaan, die ook tot een kortstondige staking van de bestrijdingsactiviteiten hebben geleid. Deze activiteiten zijn nu echter weer hervat en het ministerie van Binnenlandse Zaken heeft laten weten dat geen enkel papaververbouwend gebied zal worden ontzien.

Taliban en krijgsheren
President Karzai probeert een proces van nationale verzoening op gang te brengen door gematigde Taliban aan zich te binden, via het zgn. 'Strengthening Peace Programme'. Enkele Taliban-leiders zouden zich al hebben aangemeld. De meer radicale Taliban verzetten zich tegen dit verzoeningsproces.

Het proces van nieuwe benoemingen van gouverneurs en politiecommandanten gaat nog steeds voort. Door (voormalige) krijgsheren uit hun machtsbasis weg te halen en elders te plaatsen, hoopt president Karzai de macht van het centrale gezag te bevorderen. Hij probeert daarbij een confrontatie of een juridische aanpak te vermijden. De benoemingen van krijgsheren Dostum, Ismael Khan, Daoud en Atta zijn daarvan een voorbeeld. Critici vinden echter dat Karzai er goed aan zou doen personen te benoemen met een betere reputatie.

Het kabinet van Karzai (President's Office) is momenteel bezig een nationale strategie voor 'transitional justice' (overgangsjustitie) op te stellen, in samenwerking met de VN-missie UNAMA en de Afghaanse onafhankelijke mensenrechtencommissie (AIHRC). De Nederlandse regering is van mening dat aandacht voor mensenrechtenschendingen uit het verleden belangrijk is om een duurzame vrede op te bouwen. Nederland organiseert derhalve, in afstemming met Italië als 'lead nation' voor de justitie-sector, begin juni een seminar in Den Haag om steun voor de 'transitional justice'-strategie te vergaren. Het AIHRC-rapport over dit onderwerp, van januari jl., zal daarbij als inspiratiebron dienen. Vanwege de tegenstrijdige belangen die op dit terrein bestaan, ligt het initiatief in het 'transitional justice'-proces echter bij de Afghaanse regering.

Afghan Development Forum en het post-Bonn proces
In Kabul is van 22 tot 24 april jl. het 'Afghanistan Development Forum' gehouden, een vervolg op de Berlijn-donorconferentie van een jaar eerder. Tijdens dit forum heeft de Afghaanse regering een aantal beleidsvoornemens gepresenteerd. Het forum was een eerste aanzet voor de beleidsdiscussie tussen regering en donoren met het oog op de situatie na de verkiezingen. Aangezien de parlementsverkiezingen de formele afronding vormen van het Bonn-proces wordt in dit verband gesproken van 'post-Bonn'. De algemene lijn was dat de Afghaanse regering armoedeverlichting wil bereiken via economische groei en daarvoor de nadruk legt op infrastructurele projecten en ontwikkeling van de private sector. De donoren leggen het accent iets meer op armoedeverlichting langs de klassieke weg (sociale sectoren en aandacht voor de allerarmsten). Afghanistan zal op korte termijn een 'Poverty Reduction Strategy' opstellen.

De discussie over 'post-Bonn' is inmiddels in diverse fora gestart, waaronder de VN en de NAVO. De visie van de Nederlandse regering sluit aan bij de visie van UNAMA: na de formele afronding van het Bonn-proces moet een nieuw partnerschap tussen Afghanistan en de internationale gemeenschap worden aangegaan. Het Afghaanse 'ownership' en leiderschap moet daarbij groter worden. Ook moeten andere accenten worden gelegd. Zo zouden mensenrechten meer aandacht moeten krijgen, waarbij ook aandacht voor schendingen uit het verleden nodig is. Nederland steunt het proces van 'transitional justice', zoals boven beschreven. Daarnaast is de opbouw van een betrouwbare staat van groot belang, in het bijzonder de opzet van de juridische sector en een goed functionerende democratie. Het is nu zaak voortgang te boeken in de institutionele opbouw in het algemeen en capaciteitsopbouw in het bijzonder, in alle provincies. Afghanistan moet een duurzame economie opbouwen, met solide inkomstenbronnen. Er moet een stevige en betaalbare veiligheidssector komen (leger en politie) die geleid wordt door de Afghanen zelf. Daarnaast blijft voorlopig de aanwezigheid van de internationale coalitie van de operatie Enduring Freedom en voor een nog wat langere termijn ISAF nodig om de stabiliteit te garanderen.

Nederland heeft laten weten actief betrokken te zullen blijven bij de verdere wederopbouw en stabilisatie, met zowel militaire als financiële middelen. Voor 2005 wordt een bijdrage van circa 50 miljoen euro voorzien. Hiervan is 25 miljoen euro bestemd voor het 'Afghanistan Reconstruction Trust Fund'. Daarnaast is 5 miljoen euro bedoeld voor het bevorderen van wederopbouw in de provincie Baghlan, zoals u reeds op 31 maart jl. is gemeld in het verslag van het bezoek van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking aan Afghanistan (Kamerstuk 29 800 V nr. 91). Projecten worden geïdentificeerd op het gebied van goed bestuur, civiele infrastructuur, economische ontwikkeling en werkgelegenheid. Ook zullen initiatieven op het terrein van Security Sector Reform worden ondersteund, zoals voor de politie en het nieuwe Afghaanse leger (Afghan National Army - ANA). Met lokaal opererende non-gouvernementele organisaties (NGO's) en internationale organisaties worden de mogelijkheden bezien voor aansluiting bij hun activiteiten. Ook zullen gelden uit het Stabiliteitsfonds worden vrijgemaakt en zal nog een bijdrage voor humanitaire noden worden overgemaakt.

NGO's
De regering-Karzai werkt aan een nieuwe NGO-wetgeving. Karzai spreekt zich publiekelijk uit tegen vermeende corruptie bij en 'branchevreemde' activiteiten door NGO's. Met de nieuwe restrictieve wetgeving wil hij proberen bonafide NGO's te scheiden van winstbeluste commerciële bedrijven. De internationale gemeenschap maakt zich sterk voor een goede wet, waarin NGO's niet te veel door de regering worden ingeperkt. NGO's zullen zich waarschijnlijk opnieuw moeten registreren, een gedragscode ondertekenen en niet langer op infrastructuurprojecten van de overheid mogen bieden.

Relatie met de VS
De VS zijn met hun grote militaire inzet en ontwikkelingsprogramma's (5 miljard dollar in 2005) de belangrijkste speler in Afghanistan. Op 23 mei jl. bracht president Karzai in Washington een bezoek aan president Bush, waarbij de beide landen een strategisch partnerschap aangingen om Amerikaanse betrokkenheid op het gebied van veiligheid en wederopbouw voor de lange termijn mogelijk te maken. De VS en de coalitie kunnen militaire operaties blijven uitvoeren, na overleg met de Afghaanse autoriteiten, en er zullen regelmatige besprekingen komen over politieke, veiligheids- en economische zaken.

Deze formele samenwerking heeft inmiddels geleid tot een bepaalde mate van binnenlandse oppositie. Karzai heeft echter van tevoren in een 'Loya Jirga', een vergadering van politieke en tribale leiders, steun gekregen voor het plan een langdurige relatie met de VS aan te gaan, hoewel afgevaardigden benadrukten dat het parlement er nog mee zal moeten instemmen. De reeds eerder aangekondigde plannen zijn mogelijk mede debet aan de onlusten die sinds 11 mei hebben plaatsgevonden. Op meerdere plaatsen waren gewelddadige demonstraties tegen de vermeende schending van de Koran op Guantánamo Bay.

Mensenrechten
De mensenrechtensituatie in Afghanistan is nog steeds slecht, in het bijzonder voor vrouwen. Op 23 april jl. werd een vrouw vermoord in Badakshan die verdacht werd van overspel. Er zijn aanwijzingen dat niet alleen haar familie, maar ook lokale religieuze leiders, van wie er één een fatwa zou hebben uitgesproken, betrokken waren bij de moord. Op 2 mei jl. zijn drie Afghaanse vrouwen vermoord aangetroffen in Pol-e Khomri in de provincie Baghlan. Ter plekke werd een briefje aangetroffen van de 'Afghan Youth Convention' met een beschuldiging van hoererij en de waarschuwing dat vrouwen zich niet moeten inlaten met NGO's. Twee weken eerder was al een andere vrouw vermoord, een medewerkster van een NGO. De EU in Kabul, bij monde van de Nederlandse ambassadeur als plaatselijk EU-voorzitter, heeft bij minister Abdullah van Buitenlandse Zaken bezorgdheid uitgesproken over deze gevallen. Minister Abdullah deelde de zorgen en zei dat de autoriteiten onderzoek uitvoeren. In Baghlan is door het PRT bij de provinciale autoriteiten aangedrongen op voortvarendheid bij het onderzoek.

Bij de VN-Mensenrechtencommissie is onlangs besloten de rapportage over mensenrechtenschendingen in Afghanistan niet langer door een onafhankelijk expert te laten doen, maar het mandaat aan de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten te geven. Nederland hecht groot belang aan de monitoring van de mensenrechten in Afghanistan en die van vrouwen in het bijzonder.

Nederland is van mening dat de Geneefse Conventies ook van toepassing zijn op de Amerikaanse gevangenissen in Afghanistan en op Guantánamo Bay en benadrukt dat ook in de contacten met de VS. Voor informatie over de behandeling van gevangenen van de Amerikaanse strijdkrachten en de Nederlandse positie daaromtrent verwijzen wij naar de brief over onder meer Guantánamo Bay die u op 10 mei jl. is gestuurd over het bezoek van de Mensenrechtenambassadeur aan de VS (Kamerstuk 27 925 nr. 175).

Vluchtelingenterugkeer
Sinds de val van het Talibanbewind zijn ruim drieëneenhalf miljoen Afghanen vrijwillig, en grotendeels bijgestaan door UNHCR, teruggekeerd naar Afghanistan. Het grootste deel van deze vluchtelingen keerde terug vanuit Pakistan. In 2005 zijn vanuit dat land reeds 50.000 Afghanen teruggekeerd. UNHCR verwacht dat in 2005 en 2006 jaarlijks een half miljoen Afghanen vanuit Pakistan en Iran (opgeteld) diezelfde gang zullen maken. In Iran verblijven rond de 750.000 Afghanen. In een in april door UNHCR uitgebracht rapport wordt gesteld dat zich in Pakistan nog ongeveer drie miljoen Afghanen bevinden.

Terugkeer vanuit Nederland
Nederland heeft op 18 maart 2003 een tripartiete overeenkomst (MoU) met de Afghaanse regering en UNHCR gesloten over de terugkeer van uitgeprocedeerde Afghaanse asielzoekers. De overeenkomst is opgesteld naar het voorbeeld van soortgelijke overeenkomsten die het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk eerder met de Afghanen en UNHCR sloten. De overeenkomst regelt de vrijwillige terugkeer van Afghanen naar Afghanistan, maar maakt ook gedwongen terugkeer mogelijk.

Er verblijven momenteel ongeveer 35.000 Afghanen in Nederland. De migratie van Afghanen naar Nederland staat in nauw verband met de opeenvolgende golven (communistische periode, 1978-1992; Mujahedin-periode, 1992-1996; Taliban-periode, 1996-2001) van het conflict in Afghanistan gedurende de laatste tientallen jaren. De overgrote meerderheid van deze 35.000 in Nederland verblijvende Afghanen is in het bezit van een asielstatus voor onbepaalde tijd of heeft inmiddels de Nederlandse nationaliteit verworven.

Vrijwillige terugkeer
Sinds de val van het Talibanbewind zijn meer dan 375 personen met assistentie van de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM), onder meer met het door het ministerie van Buitenlandse Zaken gefinancierde REAN+-project, vrijwillig naar Afghanistan teruggekeerd. De Afghaanse gemeenschap in Nederland heeft gewezen op een aantal knelpunten bij vrijwillige terugkeer naar Afghanistan. De belangrijkste hiervan zijn de gebrekkige veiligheidssituatie, het gebrek aan huisvesting, problemen bij het vinden van een baan in Afghanistan, en te weinig financiële ondersteuning bij terugkeer.

Bij aankomst van terugkerende Afghanen in Kabul kan via IOM een beroep worden gedaan op voorzieningen met betrekking tot bemiddeling bij onder meer huisvesting en werkgelegenheid onder het EU-'Return, reception and reintegration of Afghan nationals to Afghanistan' (RANA)-project. Vanaf de aanvang in juni 2003 hebben in totaal 355 Afghanen afkomstig uit Nederland een beroep op het project gedaan.

Afghanen die vóór 1 april 2001 Nederland zijn binnengekomen en hier onafgebroken hebben gewoond, kunnen opteren voor de 'Herintegratieregeling project Terugkeer' (HRPT), dat eveneens door IOM wordt uitgevoerd. Dit project loopt sinds 22 juni 2004 en richt zich op ongeveer 6000 Afghanen. Tot en met april van dit jaar hebben 25 Afghanen gebruik gemaakt van deze regeling.

De Nederlandse regering heeft bij IOM een loket ingericht voor in Nederland verblijvende, hoog opgeleide Afghanen die tijdelijk willen terugkeren naar Afghanistan om een bijdrage te leveren aan de wederopbouw van hun vaderland. Onder dit mede door de Europese Commissie gefinancierde 'Return of Qualified Afghans (RQA)'-project zijn sinds de start van het project in 2003 51 Afghanen tijdelijk naar Afghanistan teruggekeerd. Voor de gehele EU zijn er tot dusver 150 personen onder het programma teruggekeerd. Genoemd programma loopt deze zomer af.

Gedwongen terugkeer
Tot dusver zijn negen Afghanen gedwongen naar Afghanistan teruggekeerd. De gedwongen terugkeer van zes Afghanen wordt momenteel voorbereid door de IND. Het Afghaanse ministerie voor de Terugkeer van Vluchtelingen (MoRR) en UNHCR zijn hier inmiddels over ingelicht. UNHCR heeft laten weten bedenkingen te hebben ten aanzien van gedwongen terugkeer naar in de visie van UNHCR onveilige provincies.

Overigens staat deze mogelijkheid tot terugkeer van Afghanen los van het reisadvies voor Nederlanders die willen reizen naar Afghanistan. Reizende Nederlanders die onbekend zijn met de situatie in Afghanistan wordt ontraden naar het land te reizen. Terugkerende Afghanen worden opgenomen in een voor hen bekende leefomgeving of familiekring.

Veiligheidssituatie
Na de presidentsverkiezingen op 9 oktober jl. was er in geheel Afghanistan een sterke daling van het aantal incidenten te zien. Deze daling heeft zich voortgezet tot en met de afgelopen winter, die door een combinatie van extreem lage temperaturen en abnormaal hoge sneeuwval de strengste van de afgelopen veertien jaar was. Sinds medio maart is er met het einde van de winter echter weer sprake van een geleidelijke toename van het aantal incidenten, voornamelijk in de zuidelijke en oostelijke provincies.

Vanaf 11 mei hebben enkele dagen gewelddadige anti-Amerikaanse demonstraties plaatsgevonden in het hele land. Daarbij zijn tenminste veertien mensen om het leven gekomen en honderden gewond geraakt. Kantoren van de regering en internationale organisaties werden in brand gestoken en geplunderd. Gedeeltelijke aanleiding voor de onlusten was een bericht in Newsweek dat de Koran op Guantánamo Bay zou worden onteerd. De onlusten zijn mogelijk door Gulbuddin's tak van Hezb-e Islami en andere militante groepen aangewakkerd.

In de provincie Baghlan bleef het lange tijd relatief rustig. Bij een ontploffing op 26 mei jl. in de omgeving van de stad Pol-e Khomri raakten echter twee Nederlandse militairen licht gewond. Tijdens onderzoek is vastgesteld dat het hier ging om een bomaanslag. Het is echter nog onduidelijk wie er voor deze aanslag verantwoordelijk is. Weliswaar heeft de Taliban de verantwoordelijkheid opgeëist, maar het is onzeker hoeveel waarde hieraan moet worden gehecht. Tevens staat niet vast dat de aanslag was gericht tegen het Nederlandse PRT. Het onderzoek naar deze aanslag duurt voort.

Zuidelijke provincies
In de zuidelijke provincies vonden de afgelopen periode, naast de gebruikelijke kleinschalige acties door kleine groepen strijders, opmerkelijk veel bomaanslagen en aanslagen op hoogwaardigheidsbekleders plaats. Bovendien kenmerkte de afgelopen periode zich door verschillende zware gevechten tussen het Afghaanse leger en de coalitiestrijdkrachten van de operatie Enduring Freedom enerzijds en de 'Opposing Militant Forces' (OMF) anderzijds in met name de provincies Kandahar, Uruzgan en Zabul. Deze gevechten waren heftiger en langduriger dan tot nu toe gebruikelijk was.

De OMF, waartoe worden gerekend de Taliban, de Hezb-e Islami Gulbuddin en Al Qa'ida, verwerpen het democratiseringsproces en verzetten zich tegen de verkiezingen. Het optreden van de OMF zal de komende periode geconcentreerd blijven op de zuidelijke en oostelijke provincies waarbij een belangrijk doel zal zijn het verstoren van de verkiezingen in september.

De algehele veiligheidssituatie in zuidelijk Afghanistan wordt bepaald door een combinatie van machtsmisbruik door regionale en lokale overheden, spanningen tussen diverse stammen en clans, criminele activiteiten, en het optreden van de OMF. Alhoewel corruptie, tribale spanningen en criminaliteit ook een rol spelen, blijven in de zuidelijke provincies de OMF de meest bepalende factor van invloed op de veiligheidssituatie. In hoeverre de OMF de komende periode in staat zullen zijn om deze bepalende rol te blijven vervullen, zal mede afhangen van hun militair vermogen. Dit militaire vermogen is de laatste tijd aangetast doordat bij de diverse acties en aanslagen een aanzienlijk aantal strijders is gesneuveld of gearresteerd. Verder nemen diverse commandanten en strijders deel aan het nationaal verzoeningsproces. Zo heeft op 30 maart jl. een belangrijke Taliban-commandant en stamleider uit het noorden van de provincie Helmand, Abdul Wahid, zich loyaal verklaard aan de Afghaanse regering. Niettemin kunnen de corruptie, tribale spanningen, drugsbestrijdingsoperaties en criminaliteit leiden tot nieuwe aanwas van strijders, en tot gelegenheidsallianties van de OMF met plaatselijke groeperingen.

De verkiezingen van 18 september a.s. zijn bepalend voor de verdeling van de politieke macht en invloed voor de komende jaren op zowel provinciaal als landelijk niveau. De eensgezindheid onder de Pashtun bij de presidentsverkiezingen zal bij de parlementsverkiezingen afbrokkelen. Dit zal de onderlinge spanning tussen de stammen doen toenemen. Ook de ontwapenings- en demobilisatieprogramma's (Disarmament, Demobilisation and Reintegration - DDR, en Disarmament of Illegal Armed Groups - DIAG) zullen de gemoederen onder de stammen bezig houden, en kunnen de stabiliteit negatief beïnvloeden. Dit geldt zeker wanneer door deze programma's een militaire onbalans tussen de stammen zou ontstaan.

Noordelijke provincies
De veiligheidssituatie in het noorden, het ISAF-operatiegebied, wordt in tegenstelling tot de zuidoostelijke en zuidelijke provincies als overwegend rustig maar niet stabiel aangemerkt. De veiligheidssituatie wordt in het noorden vooral gekenmerkt door etnische spanningen en criminaliteit, waarbij de nog steeds aanwezige milities een belangrijke rol spelen. Ondanks de ontmanteling van de drie grote legerkorpsen van de 'Afghan Military Forces' (AMF) via het DDR-programma en de opname van hun respectievelijke commandanten in de centrale overheid is in het noorden nog steeds sprake van strijd om macht en invloed vanuit de achterban van de grote krijgsheren.

Deze conflicten tussen maar ook binnen etnische groeperingen zijn het sterkst in de provincies Balkh en Faryab. De provincie Balkh kent drie grote etnische groepen (Oezbeken, Tadzjieken en Hazara) die op lokaal en provinciaal niveau om macht en invloed strijden. Op lokaal niveau ontaardt dit regelmatig in gewapende strijd tussen milities, terwijl op provinciaal niveau meer politiek-economische factoren een rol spelen. De situatie in Faryab kent veel overeenkomsten met die in Balkh. In Faryab lijkt de NGO-gemeenschap echter vaker het doelwit te zijn van roofovervallen. Ook blijft er spanning bestaan in de provincie als gevolg van de gewapende acties door Dostum-eenheden in april 2004, toen een Oezbeekse divisiecommandant zich loyaal verklaarde aan president Karzai en Dostum de rug toekeerde.

Drugsgerelateerde criminaliteit komt in alle noordelijke provincies voor, maar is het meest prominent in de noordoostelijke provincie Badakshan. Deze provincie behoort tot de drie grootste opiumproducerende provincies van Afghanistan en kent een grote uitvoer van drugs via de lange grens met Tadzjikistan. De drugsmarkt is in handen van verschillende kleinere groepen, die zowel onderling strijden als een bedreiging vormen voor de internationale aanwezigheid. Ontwapening
Ongeveer 57.000 soldaten hebben inmiddels deelgenomen aan het DDR-ontwapeningsprogramma en ruim 90 procent van de zware wapens is opgeslagen. De regio's Kandahar, Gardez, Kunduz, Jalalabad en Mazar-e Sharif zijn volledig ontwapend verklaard. Meer dan 80.000 soldaten zijn van de salarislijst van het leger geschrapt. De officiële einddatum van het DDR-proces is definitief vastgesteld op 30 juni aanstaande. Deze einddatum zal echter door een aantal AMF-eenheden en militairen niet worden gehaald. Hoewel een paar commandanten nog steeds weerstand bieden aan het DDR-proces en wapens achterhouden, raken ook aanvankelijk weigerachtige commandanten steeds meer overtuigd van de onomkeerbaarheid van het ontwapeningsproces. Van belang daarbij is dat politieke partijen zich pas kunnen registreren als gelieerde AMF-eenheden aan het DDR-proces meedoen.

In het kader van het reïntegratie-onderdeel van het DDR-proces zijn tot nu toe op individuele basis ruim 1.000 militairen van de AMF toegetreden tot het Afghaanse leger (ANA). Daarnaast komen via een apart beleidstraject ongeveer 7.500 AMF-militairen, als een reserve-eenheid, beschikbaar voor het ANA.

Het PRT in Baghlan heeft vorige maand in het kader van het ontwapeningsproces met de Afghaanse leider Jalal (voormalig commandant van de 902e divisie) afspraken gemaakt dat zijn aanzienlijke wapen- en munitievoorraden zullen worden opgehaald en vernietigd. Op 2 mei jl. heeft in een wapendepot van Jalal in Khinjan, in de provincie Baghlan, een grote ontploffing plaatsgevonden, waarbij meer dan dertig doden vielen onder wie enkele van zijn familieleden. Naar aanleiding van deze explosie is afgesproken dat versneld tot inlevering van de overige voorraden zal worden overgegaan. Dit wordt gezien als een belangrijke stap voorwaarts in het ontwapeningsproces. Het DIAG-programma voor de ontwapening van illegale milities waaronder ook de ontwapening van Jalal valt, is inmiddels begonnen. Binnenkort vinden de eerste 'pilots' plaats. De bedoeling is om eerst de groepen aan te pakken die het meest schadelijk zijn voor hun gemeenschap en voor het gezag van de plaatselijke autoriteiten.

De liquiditeitsproblemen van het DDR-programma lijken door tussenkomst van Italië (overbruggingskrediet) en committering door donoren (o.a. Japan, het VK en de VS) grotendeels opgelost. Ook Nederland overweegt een additionele bijdrage ter ondersteuning van het DDR-programma uit het Stabiliteitsfonds.

Vergroting ISAF-operatiegebied
Met de brief van 16 april 2004 (Kamerstuk 27 925 nr. 127) bent u geïnformeerd dat de Noord-Atlantische Raad (NAR) akkoord is gegaan met een herzien operatieplan van de NAVO voor ISAF, waarin staat omschreven volgens welke procedure ISAF in steeds meer delen van Afghanistan de Afghaanse overheid kan gaan bijstaan bij het vergroten van de veiligheid. ISAF zal daarbij de operatie Enduring Freedom in deze gebieden gaan aflossen. Kern van dit proces is een stapsgewijze ontplooiing van ISAF in achtereenvolgens het noorden, het westen, het zuiden en het oosten van het land waarbij tot dusver de PRT's de uitwerking van de ISAF-aanwezigheid vormden.

Op 1 juli 2004 is het genoemde operatieplan van kracht geworden. ISAF is vanaf dat moment met 'stadium 1' van de uitbreiding actief geworden in de vijf noordelijke provincies. Eerder waren al de vier noordoostelijke provincies aan het ISAF-gebied toegevoegd. De ontplooiing van ISAF in de vier westelijke provincies, 'stadium 2', is op 1 juni jl. formeel van kracht geworden. Hierover bent u op 25 februari jl. per brief (Kamerstuk 27 925 nr. 160) geïnformeerd. Voor zowel het noorden als het westen geldt dat de veiligheidsomstandigheden daar relatief gunstig zijn. Er is sprake van een 'permissive environment' waarin relatief lichtbewapende PRT's actief kunnen zijn.

Het is de intentie van de NAVO dat ISAF in de eerste helft van 2006 met 'stadium 3' van het uitbreidingsproces actief zal worden in de zes zuidelijke provincies van Afghanistan. Om twee redenen echter zal de ISAF-inzet in deze regio langs andere lijnen verlopen dan tot dusver. De eerste reden is gelegen in de plaatselijke omstandigheden. Vanwege de sterke aanwezigheid van de OMF is de veiligheidssituatie in het zuiden anders van karakter dan in de gebieden waar ISAF tot op heden actief is of binnenkort zal worden. In het bijzonder de provincies Kandahar, Uruzgan en Zabul worden beschouwd als het hartland van de Taliban.

In het zuiden kan daardoor nog niet worden gesproken van een 'permissive environment' zoals in het noorden. De operatie Enduring Freedom zal in het komende jaar de veiligheidssituatie kunnen verbeteren en successen kunnen boeken bij het bestrijden van de OMF, onder meer door het tegengaan van grensoverschrijdingen vanuit Pakistan. Het valt echter niet te verwachten dat al over een jaar de veiligheidssituatie in het zuiden vergelijkbaar zal zijn met die in het noorden.

In de tweede plaats zal ISAF, door ook in de zuidelijke provincies de Afghaanse overheid te assisteren bij het bevorderen van de veiligheid, voor het eerst in een groter deel van Afghanistan actief zijn dan de operatie Enduring Freedom. Dit vereist een nog grotere afstemming van de twee operaties ISAF en Enduring Freedom dan tot dusver. Zoals door de regering gemeld tijdens het algemeen overleg van 10 maart jl. (Kamerstuk 27 925 nr. 167) worden momenteel de mogelijkheden bestudeerd de synergie tussen ISAF en de operatie Enduring Freedom te vergroten. Hierbij wordt nadrukkelijk aandacht besteed aan de noodzakelijke coördinatie tussen beide operaties. Tevens zal het huidige operatieplan dienen te worden aangepast, en zal mogelijk het ISAF-mandaat worden gewijzigd met de verwachte verlenging van dit mandaat door de VN-Veiligheidsraad in oktober aanstaande.

Op dit moment is de door de VS geleide coalitie van de operatie Enduring Freedom in de zes zuidelijke provincies aanwezig met een strijdmacht die onder meer bestaat uit vier PRT's, enkele infanteriebataljons, gevechtsvliegtuigen, transport- en gevechtshelikopters, en diverse ondersteunende eenheden. Wanneer ISAF in de loop van 2006 de verantwoordelijkheid voor de zuidelijke provincies overneemt, zal ISAF naar verwachting een troepenmacht van vergelijkbare omvang en samenstelling op de been moeten brengen, en moeten optreden met een zwaar militair profiel.

Het doel van zowel ISAF als de operatie Enduring Freedom is de Afghaanse regering in staat te stellen op termijn zelfstandig te zorgen voor veiligheid en stabiliteit in het hele land. In verband daarmee zal ISAF in de zuidelijke provincies gezamenlijk optreden met eenheden van het ANA, dat de komende jaren snel in omvang zal toenemen. Naar verwachting zal een substantiële troepenmacht van ISAF in de zuidelijke provincies enkele jaren nodig zijn voordat het Afghaanse leger in hoofdzaak in staat zal zijn de veiligheid te garanderen.

Optreden in het kader van ISAF
In deze paragraaf zullen enkele algemene aspecten aan de orde komen van de inzet in het kader van ISAF.

Mandaat
Het mandaat van ISAF is vastgesteld in VN-Veiligheidsraadresolutie 1386 van 20 december 2001 en resolutie 1510 van 13 oktober 2003. Het mandaat behelst, op basis van Hoofdstuk VII van het VN-Handvest, ondersteuning van de Afghaanse overgangsregering en haar opvolgers bij het handhaven van de veiligheid in heel Afghanistan opdat de Afghaanse autoriteiten, VN-personeel en personeel van internationale organisaties, betrokken in het bijzonder bij wederopbouw en humanitaire hulp, in een veilige omgeving kunnen opereren; alsmede het leveren van veiligheidsassistentie bij het uitvoeren van andere taken in het kader van het Bonn-akkoord. Met VN-Veiligheidsraadresolutie 1563 van 17 september 2004 is dit mandaat van ISAF verlengd tot 13 oktober 2005.

In resolutie 1589 (24 maart 2005) benadrukt de VN-Veiligheidsraad het belang van de veiligheid bij de komende verkiezingen, en roept zij de lidstaten op bijdragen te leveren aan de uitbreiding van ISAF en het vestigen van PRT's in andere delen van Afghanistan. Tevens doet zij een oproep aan de Afghaanse regering om met de steun van de internationale gemeenschap, waaronder de coalitie van de operatie Enduring Freedom en ISAF in overeenstemming met hun respectievelijke verantwoordelijkheden zoals die zich ontwikkelen, de bedreiging van de veiligheid en de stabiliteit van Afghanistan het hoofd te bieden. Daarbij noemt de Veiligheidsraad in het bijzonder Al Qa'ida, de Taliban en andere extremistische groepen, geweld tussen milities, en criminele activiteiten waaronder de drugshandel, als factoren die de veiligheid en stabiliteit bedreigen.

Geweldsinstructie
Het mandaat van ISAF is gebaseerd op hoofdstuk VII van het VN-Handvest. De 'Rules of Engagement' voor ISAF zijn voldoende robuust. Voor de uitvoering van de verkiezingsondersteuning worden naar verwachting geen afwijkende of aanvullende 'Rules of Engagement' (ROE) vastgesteld. De geweldsinstructie ondersteunt de inzet van infanterie-eenheden met organieke gevechtssteun voor de voorziene taakstelling. De geweldsinstructie geldt voor alle ISAF-eenheden en daarmee ook het PRT in Pol-e Khomri. Zoals opgemerkt in de brief van 28 juni 2004 (Kamerstuk 27 925 nr. 133) heeft het PRT weliswaar een robuust mandaat, maar neemt het in de praktijk geen robuust militair profiel aan.

Bevelsstructuur
ISAF is een door de VN gemandateerde operatie en staat onder leiding van de NAVO. De bevelsstructuur is helder en eenduidig. De kaders van de operatie zijn bepaald door de Noord-Atlantische Raad die de missie periodiek evalueert. Saceur, de hoogste militaire commandant van alle NAVO-operaties, is belast met feitelijke uitvoering en vaardigt de militaire opdrachten via het NAVO-commando te Brunssum (Joint Force Commander, JFC) uit aan de commandant van ISAF in Kabul. Op dit moment levert Turkije het hoofdkwartier van ISAF. Tijdens de verkiezingen zal ISAF onder leiding staan van een Italiaans legerkorpshoofdkwartier. In de tweede helft van dit jaar levert Nederland de plaatsvervangend commandant van ISAF.

Het Nederlandse SRF-bataljon, dat actief zal worden in het noorden inclusief de noordoostelijke provincies, wordt net als het Nederlandse PRT in Pol-e Khomri onder bevel gesteld van de commandant van ISAF. Op basis van een onlangs doorgevoerde, beperkte herziening van het ISAF-operatieplan zullen in het westen en het noorden regionale ISAF-hoofdkwartieren worden ingericht. Voorzien is dat deze hoofdkwartieren per augustus 2005 actief zullen zijn. Duitsland heeft aangeboden de commandant en het merendeel van het noordelijke regionale hoofdkwartier beschikbaar te stellen. Nederland zal in dit regionale hoofdkwartier voldoende zijn vertegenwoordigd.

Voor de uitvoering van de taken van de infanteriebataljons van de verkiezingsondersteuning zal het Nederlandse bataljon onder dit hoofdkwartier komen te vallen. Het Nederlandse PRT in Pol-e Khomri ressorteert voor wat betreft de militaire taken nog steeds onder de commandant van ISAF, en komt vooralsnog niet onder bevel te staan van het noordelijke regionale hoofdkwartier. Dit regionale hoofdkwartier zal namens de commandant van ISAF wel alle ISAF-activiteiten in het noorden ter ondersteuning van de verkiezingen coördineren.

Wat betreft de politieke en civiele taken krijgt het PRT richtlijnen van het 'PRT Executive Steering Committee' waarin Nederland is vertegenwoordigd. De PRT-commandant krijgt voor het uitvoeren van deze richtlijnen instructies van de chef Defensiestaf (CDS), die deze instructies afstemt met het ministerie van Buitenlandse Zaken.

Ondersteuning verkiezingen door ISAF

Militaire opdracht en taakstelling
Een van de taken van ISAF is het ondersteunen van het Bonn-proces, waarvan het houden van de parlementsverkiezingen de afsluiting vormt. Het organiseren van de verkiezingen en beveiliging daarvan is primair een verantwoordelijkheid van de Afghaanse overheid. ISAF verleent logistieke steun en vormt bij de beveiliging van de verkiezingen het vangnet voor de Afghaanse veiligheidsdiensten.

Voor het verlenen van verkiezingsondersteuning is door de NAVO een apart operatieplan naast het bestaande, algemene operatieplan opgesteld. De taak van ISAF is het assisteren van de Afghaanse regering bij het bevorderen van een veilige omgeving in het ISAF-verantwoordelijkheidsgebied door zichtbare aanwezigheid van PRT's en eenheden, en door het uitvoeren van met de Afghaanse veiligheidsdiensten gecoördineerde acties. Hiervoor worden onder meer robuuste reactie-eenheden opgericht, waarvan de Nederlandse bijdrage deel uitmaakt. Het doel hiervan is enerzijds het vertrouwen van de voorstanders van het democratiseringsproces in een succesvol verloop van de verkiezingen te bevorderen, en anderzijds de tegenstanders ervan te weerhouden dit proces te verstoren.

Vereist militair vermogen
ISAF bestaat momenteel uit ongeveer 8300 militairen uit alle NAVO-lidstaten en tien landen die geen lid zijn van de NAVO. Met de uitbreiding naar het westen worden hier op permanente basis nog vier PRT's, een 'Forward Support Base' te Herat, medische capaciteiten, helikopters en een snelle reactie-eenheid ter grootte van één compagnie aan toegevoegd.

De ISAF-ondersteuning van de presidentsverkiezingen van 9 oktober 2004 is succesvol verlopen. De ondersteuning van de verkiezingen in september zal op vrijwel identieke wijze geschieden, met dit verschil dat ISAF nu ook in de westelijke provincies is geworden. De tijdelijke extra behoefte bestaat voornamelijk uit het versterken van de luchtsteuncapaciteit en van de helikopter- en luchttransportcapaciteit, drie extra infanteriebataljons met organieke gevechtsondersteuning die zullen worden gestationeerd in Kabul, Mazar-e Sharif en Herat, en afhankelijk van de lokale omstandigheden een versterking van de PRT's.

Besluitvorming Nederlands bataljon
Met de brieven van 23 december 2004 (Kamerstuk 27 925 nr. 155) en van 20 februari jl. (Kamerstuk 27 925 nr. 160) bent u geïnformeerd over het beschikbaar stellen van een bataljon van het Korps mariniers voor de SRF. Tevens bent u daarbij geïnformeerd dat een ontplooiing van dit bataljon ten behoeve van de verkiezingsondersteuning in Afghanistan tot de mogelijkheden behoorde.

De NAVO beschikt op dit moment over vier SRF-bataljons. Deze bataljons zijn onder meer beschikbaar om op korte termijn te worden ingezet voor de versterking van lopende NAVO-operaties, bijvoorbeeld in situaties van oplopende spanning. Daarvan is op dit moment in Afghanistan geen sprake. Een andere mogelijke taak van deze bataljons is het tijdelijk versterken van een lopende operatie voor geplande activiteiten, zoals in dit geval de ondersteuning van de Afghaanse verkiezingen van september.

De NAVO heeft enige tijd geleden een algemeen verzoek gericht aan de lidstaten om bij te dragen aan de versterking van ISAF voor de verkiezingsondersteuning. Van de gevraagde drie infanteriebataljons was er aanvankelijk slechts één door een lidstaat toegezegd. De NAVO heeft daarop met twee van de SRF-landen waaronder Nederland overlegd over de mogelijkheden hun SRF-bataljon voor dit doel in te zetten. Van Nederlandse zijde is hierbij te kennen geven, onder voorbehoud van politieke goedkeuring, hier in beginsel welwillend tegenover te staan. De Nederlandse regering heeft heden besloten dat het SRF-bataljon kan worden ingezet ten behoeve van de verkiezingsondersteuning in Afghanistan. Overigens dient een definitief besluit over de algehele verkiezingsondersteuning te worden genomen door de Noord-Atlantische Raad. Een dergelijk besluit wordt op korte termijn verwacht.

Voor enkele reserve-eenheden van de NAVO waaronder de SRF bestaat een verplichting om als oefening eens per jaar een operationele ontplooiing uit te voeren. Met het beschikbaar stellen van het mariniersbataljon voor de verkiezingsondersteuning wordt door Nederland voldaan aan deze verplichting.

Wijze van optreden, geschiktheid en beschikbaarheid De taken van de infanteriebataljons, waaronder het Nederlandse mariniersbataljon, tijdens de verkiezingen bestaan uit:
- Het uitvoeren van veiligheidsoperaties en met de Afghaanse veiligheidsdiensten gecoördineerde acties ter beveiliging van de verkiezingen;
- Het beveiligen van belangrijke locaties en beschikbaar stellen van veiligheidsescortes;
- Het verlenen van steun in noodgevallen ('in extremis') aan ISAF-PRT's, de Afghaanse overheidsdiensten, de VN, andere internationale organisaties en NGO's.

Het is niet uitgesloten dat het bataljon voor de reguliere ISAF-taken wordt ingezet indien daar tijdens de inzetperiode capaciteit voor beschikbaar is. Het bataljon dient in staat te zijn gevechtshandelingen uit te voeren en te bestaan uit meerdere lichte infanteriecompagnieën met organieke gevechtssteun, aangevuld met capaciteiten op het gebied van explosievenopruiming en capaciteiten om luchtsteun in te roepen. Voorts dienen delen van het bataljon geoefend te zijn in het uitvoeren van luchtmobiele operaties en het optreden tegen ongeregeldheden.

Aangezien het Nederlandse bataljon als onderdeel van de SRF zich heeft voorbereid op eventuele inzet in lopende operaties van NAVO en EU, is het getraind in deze en andere taken behorende tot het reguliere takenpakket van ISAF, KFOR en EUFOR. Overigens is het Nederlandse SRF-bataljon deels geformeerd uit het mariniersbataljon dat in de periode november 2003 tot februari 2004 in Irak is ingezet als SFIR-2. Het bataljon beschikt derhalve over recente uitzendervaring. Het bataljon bestaat uit ca. 750 militairen uit alle krijgsmachtdelen en beschikt onder meer over Patria-pantservoertuigen.

Locatie
Vanwege het Nederlandse PRT in Pol-e Khomri is er door Nederland op aangedrongen dat het bataljon in de noordelijke provincies zal worden ontplooid. Hierdoor ontstaat de mogelijkheid voor de periode van de verkiezingsondersteuning één peloton van het mariniersbataljon als versterking toe te voegen aan het PRT te Pol-e Khomri. Anders dan tijdens de ondersteuning van de presidentsverkiezingen van oktober 2004 zal Nederland dit keer geen apart beveiligingsdetachement leveren aan het Duitse PRT in Kunduz. Wel zal het Nederlandse bataljon in het kader van de normale taakuitvoering ook de Duitse PRT's in het noordoosten ondersteunen.

Het Nederlandse bataljon zal worden gestationeerd op het vliegveld van Mazar-e Sharif waar ook de 'Forward Support Base' van ISAF voor de noordelijke provincies is gevestigd. Op dit vliegveld is voldoende ruimte beschikbaar om een bataljon te stationeren, waarvoor de NAVO momenteel de noodzakelijke voorbereidingen treft. Voor de opbouw van het kampement zal een genie-eenheid van de Koninklijke landmacht worden ingezet. Vanuit deze locatie zullen ontplooiingen en patrouilles tot compagniegrootte door in het gehele noorden worden uitgevoerd. De stationering op het vliegveld biedt hierbij de mogelijkheid deze ontplooiingen door de lucht met helikopters of met transportvliegtuigen uit te voeren.

Duur van de uitzending
De NAVO verzoekt de eenheden 45 dagen voorafgaand aan de verkiezingen (4 augustus) ter plaatse te laten zijn in verband met trainingen en acclimatisatie. Tevens is verzocht de eenheden tot 26 oktober in Afghanistan te houden. Gebaseerd op dit verzoek gaat Nederland uit van een uitzendduur van drie maanden. Sommige elementen zullen voor opbouw en ontplooiing, dan wel afbouw en terugverplaatsing langer in het inzetgebied nodig zijn, waardoor voor een gering deel de uitzendduur tot vier maanden kan oplopen.

Samenwerking met andere landen
Momenteel zijn er in de noordelijke provincies een vijftal PRT's, een Brits-Zweedse permanente snelle reactie-eenheid ter grootte van een compagnie en een 'Forward Support Base' ontplooid. De PRT's staan onder leiding van Duitsland (de provincies Kunduz en Badakshan), het VK (de provincies Balkh en Faryab) en Nederland (de provincie Baghlan). Zweden draagt bij aan het PRT in Mazar-e Sharif in de provincie Balkh, en de daar gevestigde 'Forward Support Base' en de snelle reactiecompagnie. Met deze compagnie zal bij de taakuitvoering nauw worden samengewerkt.

Risico's
De situatie in de noordelijke provincies is overwegend rustig, maar niet stabiel. Het aantal incidenten waarbij vertegenwoordigers van de internationale gemeenschap zijn betrokken, is gering. De OMF zijn in de noordelijke provincies slechts zeer beperkt aanwezig. Het kan echter in de aanloop naar de verkiezingen niet worden uitgesloten dat er incidentele acties door deze groeperingen worden uitgevoerd, zoals raketbeschietingen, bomaanslagen en het plaatsen van mijnen. Het grotendeels ontbreken van draagvlak onder de bevolking voor de OMF, en de nog te nemen veiligheidsmaatregelen, beperken de OMF echter in hun bewegingsvrijheid.

De drugsproblematiek is in het noorden tweeledig. Naast de productie, met name in Badakshan, vindt de export van de drugs uit Afghanistan voor een belangrijk deel plaats via de noordelijke grensprovincies. Op de doorgaande wegen, maar ook op verschillende smokkelroutes, vinden veel illegale praktijken plaats. Met deze criminele activiteiten is veel geld gemoeid, zeker naar Afghaanse maatstaven. Het gebrek aan integriteit van onderdelen van veiligheidsinstanties in de noordelijke provincies kan leiden tot machtsmisbruik van functionarissen.

De milities in de noordelijke provincies vormen op zichzelf geen directe bedreiging voor ISAF-militairen. Het oogmerk van deze milities is niet het verdrijven van ISAF, maar handhaving van de eigen machtspositie en daarmee samenhangend bestendiging van financieel gewin. De milities zullen zich daarom eerder keren tegen lokale autoriteiten en tegen andere milities dan tegen ISAF-eenheden.

De komende verkiezingen op zowel landelijk als regionaal niveau zullen voor de lokale machthebbers van groot belang zijn. Met het naderen van de verkiezingen is er een risico dat kiezers of kandidaten voor zetels in de verschillende raden door krijgsheren en milities zullen worden bedreigd en geïntimideerd.

Hoewel de Afghaanse overheid primair verantwoordelijk is voor de veiligheid, behoort het tot de mogelijkheden dat Nederlandse militairen de Afghaanse overheid hierbij zullen assisteren. Het bataljon beschikt hiertoe over de noodzakelijke escalatiedominantie en kan in voorkomend geval de hulp inroepen van ISAF-gevechtsvliegtuigen, waaronder de Nederlandse F-16's. Het bataljon is verder afdoende toegerust om de verschillende risico's te beheersen.

Medische risico's
ISAF is reeds langere tijd actief in de noordelijke provincies. De gezondheidsrisico's zijn bekend en met preventieve maatregelen afdoende te beheersen. In de noordelijke regio is chirurgische capaciteit beschikbaar bij het Duitse PRT in Kunduz. Gezien de grote afstanden in de regio zal het Nederlandse bataljon worden voorzien van eigen extra medische en chirurgische capaciteit. In de evacuatie van eventuele gewonden is voorzien, onder meer door de inzet van Duitse medevac-helikopters die zijn gestationeerd te Termez (Oezbekistan). Vanuit Termez wordt evenwel niet de gehele noordelijke regio afgedekt. Evenals voor het PRT geldt voor het SRF-bataljon dat niet in alle gevallen de gangbare normen voor medische hulp haalbaar zijn. Wel wordt door Nederland aan de uitvoering van taken door het bataljon als voorwaarde gesteld dat bij elke taak medevac-helikoptercapaciteit beschikbaar is.

Provincial Reconstruction Team (PRT) in Pol-e Khomri

Opdracht en wijze van optreden
Sinds 1 oktober 2004 is het in de stad Pol-e Khomri in de provincie Baghlan gestationeerde PRT operationeel. Op 18 mei jl. is u reeds een tussentijdse evaluatie toegegaan van de Nederlandse bijdrage aan ISAF, waarin tevens aandacht is besteed aan het PRT.

Opdracht van het PRT is het verbeteren van de stabiliteit en veiligheid in de provincie en het bevorderen van het gezag van de overheid. Het PRT voert zijn taken uit door middel van patrouilles van missieteams in de diverse districten. De missieteams overleggen daarbij met districtsgouverneurs, lokale politiecommandanten en de bevolking over de veiligheid en stabiliteit in het district. Eventuele onrust of incidenten worden gerapporteerd aan ISAF en aan de provinciale autoriteiten. Over het algemeen is het rustig in de districten en kan het PRT veilig opereren. De bevolking staat positief tegenover het optreden van ISAF in het algemeen en het PRT in het bijzonder. Onderzocht wordt in hoeverre de aanslag van 26 mei jl., waarbij twee militairen licht gewond raakten, reden is deze inschatting te wijzigen.

Steeds vaker worden onregelmatigheden in de districten gemeld aan het PRT met het verzoek hier iets aan te doen. Het gaat dan vaak om meldingen van afpersing, geweld en intimidatie tegen de bevolking, die zelf vaak geen stappen durft te ondernemen bij de autoriteiten uit angst voor represailles.

De commandant van het PRT woont het wekelijks veiligheidsoverleg bij van de provinciale gouverneur met zijn politiecommandanten. In dat wekelijkse overleg worden allerlei veiligheidsaspecten uit de provincie besproken, zoals het optreden van de politie en de genoemde meldingen aan het PRT. De PRT-commandant heeft in de afgelopen maanden vele zaken met betrekking tot veiligheid ingebracht om de gouverneur zelf de gelegenheid te geven hierop actie te nemen en zijn gezag bij de bevolking te vergroten. Dit proces van het bevorderen van de legitimiteit en bestuurskracht van het veiligheidsoverleg komt echter moeizaam op gang, en het opbouwen van een goed functionerende veiligheidsorganisatie wordt sterk gehinderd door de hoge mate van corruptie bij lokale functionarissen. Wel is er een goede band opgebouwd tussen het PRT en de diverse politiecommandanten. Er vinden naast het wekelijks veiligheidsoverleg regelmatig individuele gesprekken plaats met lokale autoriteiten. Daarbij wordt druk uitgeoefend op de functionarissen om actie te nemen op misstanden in de provincie.

Security Sector Reform (SSR).
Een van de taken van ISAF en ook van het PRT is het ondersteunen van het programma voor het hervormen van de Afghaanse veiligheidssector, dat meestal wordt aangeduid als 'Security Sector Reform (SSR). Het SSR-programma bestaat uit een vijftal aandachtsgebieden, te weten de politie (Afghan National Police, ANP) waarvoor Duitsland 'lead nation' is, het leger (Afghan National Army, ANA) met het VS als 'lead nation', het DDR-programma (Japan), drugsbestrijding (het VK), en hervorming van het justitiële apparaat (Italië). Op deze aspecten zal hieronder afzonderlijk worden ingegaan.

De hervorming en wederopbouw van de politie komt in Baghlan langzaam op gang. De organisatie is inmiddels gevuld; het ontbreekt de politie echter nog aan voldoende middelen. Zo beschikt men per district over een auto, maar geld voor brandstof ontbreekt. Door het PRT is onlangs een aantal radio's en steunzenders geïnstalleerd teneinde de commandanten in staat te stellen met hun politieposten te communiceren. Om het optreden van de politieagenten te verbeteren is door het PRT een opleiding gestart van politie-instructeurs met betrekking tot het uitvoeren van aanhoudingen en zelfverdediging. Na de opleiding krijgen zij de taak het eigen personeel op te leiden volgens de geleerde procedures. De eerste opleiding wordt binnenkort afgerond en de Afghaanse leerlingen zijn zeer enthousiast. Bij het optreden van de politie moet worden opgemerkt worden dat de diep gewortelde corruptie een goed functioneren in de weg staat. Wel valt op dat enkele commandanten in de districten begonnen zijn met het op kleine schaal aanpakken van corruptie, door te verbieden dat politieteams geld vragen voor hun optreden. Onderzocht wordt in hoeverre Nederland een goede invulling kan geven aan verdere training van de politie in Baghlan. Alle activiteiten op het gebied van politie worden afgestemd met Duitsland, dat voor deze sector 'lead nation' is in Afghanistan.

Door toedoen van het PRT zal er dit jaar een eenheid van het ANA worden geplaatst in de provincie Baghlan. Eerder dit jaar zijn de contacten met het ANA versterkt door het houden van gezamenlijke trainingen. Deze trainingen waren een succes en gaan een vervolg krijgen in de toekomst.

Voor de noordelijke provincies van Afghanistan is een brigade van het ANA voorzien met het hoofdkwartier in Mazar-e-Sharif. Voor Kunduz komen vijf compagnieën beschikbaar en voor Baghlan één compagnie, ter grootte van circa 100 militairen. Omdat ANA-eenheden afkomstig zijn uit andere provincies, kunnen deze eenheden een relatief onafhankelijke positie innemen en kunnen zij bijdragen aan de duurzame veiligheid en stabiliteit in het gebied waar zij gelegerd zijn.

Bij het ontwapeningsproces waaronder het DDR-programma is door het PRT een aantal successen geboekt. De belangrijkste daarvan is het inleveren van wapens en munitie door de voormalige AMF-commandant Jalal. Daarnaast zijn er door anderen wapens en munitie ingeleverd en wordt steeds vaker door de bevolking melding gemaakt van wapen- en munitieopslagplaatsen. Door gebrek aan capaciteit van onder meer Halo Trust, een NGO die zich bezig houdt met het ruimen van munitie, kunnen niet alle opslagplaatsen op korte termijn worden opgeruimd.

Het DDR-programma voor de ontwapening en demobilisatie van AMF-milities dient binnenkort te worden afgerond. In Baghlan bevindt zich nog een aantal AMF-militairen dat het DDR-proces niet heeft doorlopen. Veel commandanten aarzelen om ook hun laatste wapens en manschappen op te geven, maar allen beseffen dat de AMF geen toekomst meer hebben. In wezen gaat de laatste fase van het DDR-proces dan ook niet over de vraag of hun eenheden moeten verdwijnen, maar wanneer. Met het voltooien van het DDR-proces zal de aandacht verschuiven naar de ontmanteling van illegale milities en andersoortige gewapende groeperingen in het DIAG-programma.

In overeenstemming met het takenpakket van ISAF is het PRT niet actief betrokken bij het drugsbestrijdingsprogramma. Indien het PRT tijdens de normale werkzaamheden informatie krijgt over drugsproductie, bijvoorbeeld als een papaverveld wordt gesignaleerd, wordt daarover gerapporteerd aan ISAF.

Onlangs doorgevoerde hervormingen van de justitiële sector richten zich vooral op de regio in en rond Kabul. Meer coördinatie en een grotere betrokkenheid van de gehele internationale gemeenschap zijn hard nodig. Een concreet verzoek om ondersteuning door het PRT is vooralsnog niet ontvangen. De rol van het PRT blijft zich dan ook beperken tot informatievergaring en rapportage van juridische aangelegenheden.

Bestuur
In de afgelopen maanden zijn contacten gelegd met alle bestuurders in de districten. De missieteams hebben in de afgelopen periode de lokale bestuursstructuren van de veertien districten in kaart gebracht. Over het algemeen zijn de belangrijkste functies gevuld, maar het gebrek aan beleid en bestuurlijke ervaring zorgen ervoor dat er weinig concrete zaken tot stand komen. Ook hier hebben de vaak slechte onderlinge verhoudingen en de corruptie een negatief effect op het bestuur en op de wederopbouw. Daarnaast worden districtsgouverneurs regelmatig vervangen en vindt er nagenoeg geen overleg plaats tussen de provinciale gouverneur en de districtsgouverneurs. Het belangrijkste succes dat op dit gebied door het PRT is geboekt, is het ontstaan van een vertrouwensrelatie tussen de missieteams en de districtsgouverneurs. De missieteams hebben regelmatig met hen contact en de districtsgouverneurs delen steeds meer informatie.

Wederopbouw en CIMIC
Zoals eerder opgemerkt heeft de minister voor Ontwikkelingssamenwerking besloten 5 miljoen euro beschikbaar te stellen voor het bevorderen van duurzame wederopbouw in Baghlan om via het PRT de wederopbouw in de provincie te faciliteren. Dit geld is mede bedoeld voor het financieren van activiteiten die een zichtbaar resultaat opleveren van de aanwezigheid van het Nederlandse PRT. Deze inzet betekent niet dat de militairen zelf hulpactiviteiten zullen uitvoeren, maar wel dat het PRT in overleg met de ambassade Kabul, die budgethouder is, projecten van de Afghaanse overheid, VN en NGO's financiert. De bijdragen zullen in lijn zijn met het vigerende OS-beleid. Deze regeling is specifiek bedoeld voor de unieke PRT-situatie.

Ten behoeve van de besteding van dit geld wordt een 'Facilitating Fund for Reconstruction' (FFR) ingesteld. Het fonds wordt, als vermeld, beheerd door de ambassade Kabul. Een aan het PRT toegevoegde adviseur (polad) van het Ministerie van Buitenlandse Zaken zal, in overleg met de commandant van het PRT, projectvoorstellen identificeren en monitoren. De uitvoering van de projecten zal worden gedaan door lokale partners en/of NGO's. Personeel van het PRT kan ingezet worden ter ondersteuning van deze projecten en om de voortgang te bewaken.

Door het PRT worden eveneens CIMIC-activiteiten ontplooid, gericht op het verbeteren van de samenwerking met aanwezige NGO's en op het in stand houden van het draagvlak voor de Nederlandse aanwezigheid bij de Afghaanse bevolking.

Zoals gemeld in de op 4 maart jl. verstuurde antwoorden op de schriftelijke vragen van de leden Szabó en Van Baalen (nr. 2040506580), heeft de minister voor Ontwikkelingssamenwerking een bedrag van 500.000 euro geoormerkt voor het uitvoeren van wat grotere projecten voor deze unieke PRT-situatie. Dit bedrag maakt onderdeel uit van de genoemde 5 miljoen euro voor het FFR.

Projecten worden uitgevoerd op de gebieden bestuur, werkgelegenheid en civiele infrastructuur. Binnen het aandachtsgebied werkgelegenheid zal medio juni ook het project IDEA van start gaan ter bevordering van het midden- en kleinbedrijf. Ter ondersteuning van de projecten wordt permanent een aantal functioneel specialisten (reserve-officieren) aan het PRT toegevoegd.

Communicatie.
Het PRT heeft goede contacten met het lokale radio- en televisiestation en krijgt zendtijd om de bevolking over ISAF en het PRT te informeren. Daarnaast worden regelmatig ISAF-kranten uitgereikt die gretig aftrek vinden bij de bevolking.

Risico's
Wat eerder is opgemerkt over de risico's in de hele noordelijke regio, is ook van toepassing op Baghlan. In de aanloop naar de parlementsverkiezingen zijn de voorbereidingen begonnen voor het ontwapenen van illegale milities. Verschillende krijgsheren in de provincie Baghlan beschikken over een aantal gewapende manschappen. Het oogmerk van deze milities is verschillend. Een aantal milities heeft als doel om de eigen leefgemeenschap te beschermen en levert daardoor relatief weinig dreiging op. Andere milities houden zich bezig met criminele activiteiten. Wanneer de overheid ingrijpt om deze criminele activiteiten te voorkomen kunnen zich op relatief kleine schaal gewelddadigheden voordoen. Bovendien kunnen lokale machthebbers in de aanloop naar de verkiezingen hun milities inzetten om kiezers of kandidaten onder druk te zetten. Over het algemeen vormen deze lokale krijgsheren geen dreiging voor de landelijke stabiliteit. Op lokaal en regionaal niveau kunnen deze krijgsheren echter destabiliserend werken.

F-16 detachement
Momenteel zijn drie F-16's plus één reservetoestel gestationeerd op het vliegveld van Kabul. De toestellen zijn voornamelijk ingezet voor verkenningsvluchten en training voor het verlenen van luchtsteun (Close Air Support). Eenmaal hebben F-16's ondersteuning geleverd aan het Britse PRT in de provincie Faryab in de vorm van 'show of force'. Daarnaast is eenmaal ondersteuning geleverd aan de Afghaanse regering in de vorm van 'show of force' in de provincie Takhar.

België ondersteunt op dit moment het Nederlandse F-16 detachement met enkele militairen en apparatuur. Tijdens de verkiezingsperiode zal België zelf vier F-16's op het vliegveld van Kabul stationeren. De Belgische en Nederlandse detachementen zullen nauw samenwerken.

De NAVO bestudeert momenteel de mogelijkheden voor de toekomstige stationering van ISAF-vliegtuigen in Afghanistan. Dit kan betekenen dat het F-16 detachement op termijn vanaf een andere locatie zal opereren. Duidelijkheid hierover wordt pas eind dit jaar verwacht.

Apache-detachement
Op 1 april jl. heeft het Apache-detachement, dat bestond uit vier Apache-helikopters plus twee reservetoestellen en ongeveer 130 militairen, zijn werkzaamheden beëindigd na een jaar inzet in het kader van ISAF. De inzet van de Apache-helikopters wordt algemeen als een groot succes beschouwd. Er zijn vooralsnog geen andere landen die een vervangende capaciteit aan gevechtshelikopters aan ISAF ter beschikking hebben gesteld.

Maritieme bijdrage aan de operatie Enduring Freedom

Algemeen
Met de beëindiging van de inzet van Hr. Ms. Tjerk Hiddes kwam in januari 2005 een voorlopig einde aan de Nederlandse bijdrage aan de operatie Enduring Freedom. Een nieuwe bijdrage heeft echter steeds tot de mogelijkheden behoord en Nederland heeft daartoe de plaatsing van een liaisonofficier in het maritieme hoofdkwartier van Enduring Freedom te Bahrein in 2005 voortgezet.

Onlangs heeft bij het Amerikaanse Central Command in Tampa (Florida), dat het commando voert over de gehele operatie Enduring Freedom, een internationale conferentie plaatsgevonden waar de behoeften aan en de beschikbaarheid van maritieme eenheden voor de operatie Enduring Freedom zijn geïnventariseerd. Daaruit bleek dat er een tekort bestaat aan fregatten, bevoorradingsschepen en onderzeeboten. Tevens bleek er een behoefte zijn aan coalitielanden die bereid zijn het commando te voeren over taakgroep 150 (CTF-150). In de afgelopen jaren hebben andere landen dan de VS steeds het commando over CTF-150 op zich genomen. CTF-150 bestrijkt de wateren rond het Arabisch schiereiland met uitzondering van het noorden van de Perzische Golf.

Gezien het Amerikaanse verzoek tot het leveren van een bijdrage heeft de regering besloten van medio december 2005 tot eind april 2006 een LCF met commandostaf, een bevoorradingsschip en een onderzeeboot ter beschikking te stellen in de regio rond het Arabisch schiereiland. De commandostaf voert vanaf zee het bevel over de fregatten van de coalitie in taakgroep 150. Met dit commando wordt het concept van het nieuwe LCF met commandostaf voor het eerst operationeel ingezet, waarbij gebruik wordt gemaakt van de opgedane ervaringen tijdens eerdere Nederlandse deelnames aan de operatie Enduring Freedom.

Het LCF, de Hr. Ms. Zeven Provinciën, wordt uitgerust met een Lynx helikopter en een 'boardingteam'. Over het stationeren van één of meer helikopters van coalitielanden aan boord van het bevoorradingsschip Hr. Ms. Amsterdam zullen nog afspraken worden gemaakt. Tevens is Hr. Ms. Amsterdam geschikt voor het uitvoeren van 'boardings'. De onderzeeboot Hr. Ms. Bruinvis is beschikbaar voor waarnemings- en inlichtingentaken en ondersteunt de Nederlandse en overige eenheden van de coalitie.

Taken en wijze van optreden
In algemene zin geldt dat de taken en bevoegdheden, waaronder de geheime 'Rules of Engagement', van de Nederlandse eenheden dezelfde zullen zijn als bij de eerdere inzet voor de operatie Enduring Freedom. Het gaat hierbij om het uitvoeren van waarnemingen en inlichtingenverzameling, teneinde eventuele verplaatsingen van terroristische groeperingen en de smokkel van goederen, waaronder wapens en drugs, te signaleren. Gebleken is dat er een verband bestaat tussen de smokkel van goederen en de financiering van terroristische groeperingen. Het onderscheppen van deze smokkel krijgt een hoge prioriteit. Het fregat kan tevens worden ingezet voor escorte- en beveiligingstaken. De voornaamste taak van het bevoorradingsschip is het op zee bevoorraden van coalitie-eenheden met diverse brandstoffen en goederen.

Verder zullen de commandanten van het fregat en het bevoorradingsschip 'boardings' kunnen uitvoeren indien de gezagvoerder van het te onderzoeken schip zich daar niet tegen verzet. Bij deze 'boardings' kunnen, indien dit noodzakelijk wordt geacht, enkele militairen van het Korps mariniers assisteren ter beveiliging. De 'boardingteams' krijgen tevens de beschikking over tolken die deels door Pakistan, deels door het hoofdkwartier te Bahrein en deels door Nederland zullen worden geleverd. Indien aan boord verdachte goederen of personen worden aangetroffen, gaat het Nederlandse personeel van boord en worden Amerikaanse eenheden op de hoogte gesteld. In alle gevallen worden verdachte goederen of personen niet aan boord van Nederlandse schepen genomen. Eenheden onder Nederlands commando dienen zich te houden aan het internationale recht waaronder de Conventies van Genève. Over de juridische achtergronden van deze werkwijze bent u op 28 maart 2002 (Kamerstuk 27 925 nr. 53) en op 20 september 2004 (Kamerstuk 27 925 nr. 146) per brief geïnformeerd.

Bevelsstructuur
Het maritieme deel van de operatie Enduring Freedom staat onder leiding van het Amerikaanse Central Command in Tampa (Florida) die de feitelijke leiding heeft gedelegeerd aan de 'Coalition Forces Maritime Component Commander' (CFMCC) te Bahrein. Alle taakgroepen worden door deze commandant aangestuurd. De Nederlandse eenheden worden ter beschikking gesteld van CFMCC ('operational control') en door hem ingedeeld in de diverse taakgroepen, waaronder CTF-150. Nederland behoudt altijd 'full command' over alle uitgezonden militairen en middelen.

Nederland stationeert een Nederlandse verbindingsofficier bij het commando te Bahrein in de functie van 'Senior National Representative" (SNR). Deze functionaris bewaakt namens de CDS het Nederlandse mandaat en vervult daarmee de functie van 'Red Card Holder' ten aanzien van de inzet van de Nederlandse eenheden. De SNR staat te allen tijde in directe verbinding met de CDS.

De Nederlandse commandant van CTF-150 voert het bevel over de onder hem geplaatste fregatten van de coalitie landen ('tactical control'). De samenstelling van dit verband is wisselend maar bevat doorgaans eenheden van Frankrijk, het VK en Duitsland. Tijdens de Nederlandse commandoperiode zal ook een Pakistaans fregat deel uitmaken van het verband. De inzetmogelijkheden en juridische beperkingen van de fregatten zijn per deelnemend land vastgelegd in een inzetmatrix. Hierdoor heeft de Nederlandse commandant een helder en eenduidig beeld op welke wijze hij de aan hem toegewezen eenheden kan inzetten. Tevens heeft de in Bahrein geplaatste SNR inzicht in de inzetmatrix.

Inlichtingen
Alle relevante informatie wordt sinds april van dit jaar samengebracht in een speciaal daarvoor opgerichte informatie-eenheid van de coalitie. Deze eenheid bevindt zich in het hoofdkwartier te Bahrein en maakt analyses van de terroristenstromen en de smokkel van goederen, waaronder wapens en drugs. De informatie wordt vervolgens gebruikt om de eenheden zo effectief mogelijk in te zetten en staat ter beschikking van de coalitielanden. Nederland bekleedt ter voorbereiding op de bijdrage aan operatie Enduring Freedom twee posities in deze informatie-eenheid, waaronder die van plaatsvervangend directeur. De plaatsingen worden in ieder geval voortgezet tijdens de nieuwe bijdrage, waardoor Nederland ervan verzekerd is alle informatie te ontvangen.

Politieke aspecten
De VS trachten de aan het operatiegebied grenzende staten meer te betrekken bij het maritieme deel van de operatie Enduring Freedom. Het doel hiervan is de betrokkenheid van deze landen bij de strijd tegen het terrorisme te vergroten, en middels samenwerking en uitbouw van de maritieme capaciteiten van deze landen langdurige stabiliteit in de regio te bevorderen. Een aantal coalitielanden onderzoekt in bilateraal verband de mogelijkheden voor intensievere samenwerking met kuststaten in de regio. Van de kuststaten levert Pakistan overigens al langere tijd een bijdrage met marineschepen aan de coalitie.

Mandaat
De inzet voor de operatie Enduring Freedom is gebaseerd artikel 51 van het VN-handvest. In de brief van 10 maart jl. (Kamerstuk 27 925 nr. 166) is op de rechtsbasis van de operatie Enduring Freedom uitgebreid ingegaan.

Risico's
Het strategisch zeer belangrijke Suez-kanaal in Egypte vormt de toegang tot het beoogde inzetgebied. Door het nemen van zeer strenge veiligheidsmaatregelen lijken de Egyptische autoriteiten de activiteiten van radicaal-islamitische groeperingen onder controle te hebben, waardoor een gerichte terroristische dreiging tegen westerse maritieme eenheden onwaarschijnlijk is.

Door de gebrekkig ontwikkelde en functionerende overheden in de zuidelijke Rode Zee bestaan onder meer problemen bij de lucht- en waterverkeerscontrole. Daardoor fungeert dit gebied vaak als knooppunt van internationale mensensmokkel, wapen- en drugshandel en witwaspraktijken door criminele organisaties en radicaal-islamitische groeperingen. De autoriteiten trachten wel greep te krijgen op het scheepsverkeer vanuit de havens om te voorkomen dat extremisten het land verlaten dan wel betreden.

In Jemen is sprake van een relatief stabiele politieke situatie. Niettemin zijn er een aantal factoren die een bedreiging kunnen vormen voor de interne stabiliteit van Jemen. Zo moet er nog steeds rekening worden gehouden met de aanwezigheid van radicale islamitische elementen, alsmede traditionele stamverbanden ten noorden van de hoofdstad Sanaa die veelal het centrale gezag niet erkennen. Aangezien vanuit deze religieus-radicale hoek in potentie een dreiging uitgaat, zoals de aanslagen in 2000 op het Amerikaanse marineschip 'USS Cole' en in 2002 op de Franse tanker 'Limburg' hebben aangetoond, gebruikt de Jemenitische overheid alle mogelijke middelen om haar greep op de situatie te verstevigen. Jemen neemt als bondgenoot van de Verenigde Staten actief deel aan de strijd tegen het internationale terrorisme.

Van de reguliere strijdkrachten in de regio van de Rode Zee gaat momenteel geen militaire dreiging uit tegen westerse maritieme eenheden. Binnen de regio neemt de kustwachtsamenwerking toe en bij aan aantal gelegenheden is de wens geuit om die capaciteiten samen met de coalitie van de operatie Enduring Freedom verder op te bouwen.

Van Oman en Pakistan gaat eveneens geen militaire dreiging uit tegen westerse maritieme eenheden. In verband met de situatie in Afghanistan en Irak hebben deze landen hun veiligheidsinspanningen ter bescherming van vitale belangen en aanwezige westerse militairen opgevoerd. Desondanks valt het mogelijke risico van terreuraanslagen op westerse marineschepen, in het bijzonder tijdens havenbezoeken, niet uit te sluiten.

De politieke situatie in de zes landen (Koeweit, Saudi-Arabië, Qatar, Bahrein, de Verenigde Arabische Emiraten en Oman) die zijn aangesloten bij de westers georiënteerde 'Gulf Cooperation Council' (GCC) is stabiel. Het politieke establishment in deze landen heeft sinds jaar en dag de touwtjes strak in handen en steunt actief de internationale coalitie in de strijd tegen het terrorisme. Niettemin bestaat er ook hier een terroristische dreiging tegen zowel de interne stabiliteit als tegen westerse doelen en maritieme eenheden in de regio, onder meer tijdens havenbezoeken. Iran stelt zich terughoudend op in de kwesties Afghanistan en Irak.

Smokkel is een historisch en veel voorkomend fenomeen in delen van het inzetgebied. Deze smokkelhandel wordt al jaren door sommige overheden in de regio gedoogd. Mogelijk zijn bij deze activiteiten in sommige landen ook overheidsfunctionarissen betrokken. De armada van kleine bootjes kan 's nachts in de Straat van Hormuz een gevaar opleveren voor de scheepvaart en bij een mogelijke passage naar de Perzische Golf een potentiële dreiging betekenen voor een passerend verband van marineschepen. Deze bootjes kunnen ook gebruikt worden voor terroristische aanslagen. Ook in kustwateren en havens opererende vaartuigen kunnen een reële dreiging vormen voor marineschepen in het hele inzetgebied.

Net als tijdens de inzet van de Hr. Ms. Tjerk Hiddes zullen door de Nederlandse marineschepen zowel op zee als tijdens havenbezoeken afdoende beveiligingsmaatregelen worden genomen.

Financiën
De additionele uitgaven voor inzet bij crisisbeheersingsoperaties komen, overeenkomstig geldende afspraken, ten laste van het desbetreffende artikel vallende onder de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS).

De additionele uitgaven voor de ontplooiing van het SRF-bataljon worden geraamd op 32 miljoen euro, waarvan circa 18 miljoen euro voor luchttransport. Naar verwachting zal 28 miljoen euro van de totaal geraamde uitgaven ten laste komen van het begrotingsjaar 2005 en het resterende bedrag van 4 miljoen euro in 2006. Het voor 2006 voorziene bedrag heeft voornamelijk betrekking op de kosten van herstel en reparatie van het teruggekomen materieel.

Bij de verlenging van de PRT-inzet met een jaar worden de additionele uitgaven geraamd op tussen de 12 en 14 miljoen euro, waarvan naar verwachting 2 miljoen euro ten laste van het begrotingsjaar 2005 en de overige voorziene uitgaven in 2006. Indien zou worden besloten de inzet van het PRT in Pol-e Khomri na 1 oktober 2006 niet opnieuw te verlengen, zullen de kosten hoger uitvallen omdat bij deze raming geen rekening is gehouden met het vervoer van al het materieel naar Nederland.

De additionele uitgaven ten laste van de HGIS voor de bijdrage aan de operatie Enduring Freedom (CTF 150) worden geraamd op 5,5 tot 7,5 miljoen euro. Naar verwachting zal van dit bedrag minder dan 1 miljoen euro ten laste komen van begrotingsjaar 2005 en de overige voorziene uitgaven ten laste van het begrotingsjaar 2006.

De minister van Buitenlandse Zaken De minister van Defensie

Dr. B.R. Bot H.G.J. Kamp

De minister voor Ontwikkelingssamenwerking

A.M.A. van Ardenne-van der Hoeven


Bijlage: Overzicht uitgezonden militairen op 2 juni 2005
Bijlage:

Overzicht uitgezonden militairen

In totaal waren er op 2 juni 2005, 1243 militairen uitgezonden.

Balkan: 455 militairen

· 447 militairen in Bosnië (EUFOR, EUPM en EUMM)
· 4 militairen in Italië

· 4 militairen in Macedonië (Proxima)

Afghanistan: 588 militairen

· 83 militairen op het ISAF-hoofdkwartier en het Contingentscommando in Kabul
· 98 militairen bij het F-16 detachement in Kabul (ISAF)
· 148 militairen bij het PRT in Baghlan (ISAF)
· 259 militairen bij het 'special forces'-detachement (operatie Enduring Freedom)

Operatie Enduring Freedom (overig): 6 militairen

· 3 militairen bij Central Command in Tampa (Verenigde Staten)
· 3 militairen in Bahrein

Irak: 16 militairen

· 12 militairen bij NTM-I (Bagdad)

· 4 militairen bij MNF-I (Basra en Bagdad)

Operatie 'Active Endeavor' (NAVO): 161 militairen (fregat Hr. Ms. Willem van der Zaan)

UNTSO (Midden-Oosten): 13 militairen

Democratic Republic of Congo (DRC): 2 militairen

· 1 militair bij UN Organisation Mission in DRC (Kisangani)
· 1 militair bij EUPOL in DRC (Kinshasa)

UN Operation in Burundi: 1 militair

Inzet Tsunami-hulpverlening (Thailand): 1 militair

Overig
Litouwen 59 militairen bij detachement Air Policing Baltische Staten (NAVO-afspraken)