Ministerie van Algemene Zaken

|Aan de voorzitter van de Tweede Kamer | |

|Postadres      |               |     |der Staten Generaal                  |
|Postbus 20001                   |     |                                     |
|2500 EA  Den Haag               |     |                                     |
|Bezoekadres    |               |     |                                     |
|Binnenhof 19, Den Haag          |     |                                     |
|Contactpersoon |               |     |         |                           |
|                                |     |         |                           |
|E-mail         |               |     |         |                           |
|                                |     |         |                           |
|Telefoon       |               |     |         |                           |
|               |               |     |         |                           |
|Fax            |Datum          |Kenmerk        |Onderwerp                  |
|070 356 46 83  |3 juni 2005    |05M475171      |                           |
|                                                                             |
Naar aanleiding van het verschijnen van het Millenium Ecosystem Assessment rapport van de Verenigde Naties heeft mevrouw Halsema van GroenLinks tijdens de Regeling van werkzaamheden van 30 maart jl. gerefereerd aan mijn uitspraken tijdens de duurzaamheidstop in Johannesburg, en gevraagd om een brief waarin ik mijn gedachten en overwegingen uiteenzet inzake de internationale en nationale ontwikkelingen op het gebied van milieu. Meer specifiek is mij verzocht aan te geven hoe ik het begrip rentmeesterschap definieer, welke rol ik voor mezelf zie weggelegd en welke acties ik onderneem.

Ik voldoe gaarne aan dit verzoek en zal, mede namens de minister van Economische Zaken, de minister voor Ontwikkelingssamenwerking en de staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, ingaan op deze vragen.

Afbakening van de brief: duurzame ontwikkeling en milieu Duurzame ontwikkeling is een complex begrip. In Duurzame Daadkracht, Actieprogramma duurzame ontwikkeling (juli 2003) stelt het kabinet dat het hierbij gaat om het evenwichtig en in samenhang beheren van sociaal- culturele (people), ecologische (planet) en economische (profit) dimensies, niet alleen ten behoeve van de hier en nu levende mensen, maar juist ook met het oog op de belangen en wensen van volkeren elders op deze aarde (met bijzondere aandacht voor ontwikkelingslanden) en die van toekomstige generaties. Duurzaam ontwikkelingsbeleid is daarmee veel breder dan milieubeleid: het raakt aan vrijwel alle beleidsterreinen die de overheid bestrijkt.

Duurzaamheidsverkenning
In 2004 heeft het kabinet een duurzaamheidsverkenning uitgebracht getiteld 'Kwaliteit en Toekomst'. Hierbij heeft het Milieu- en Natuurplanbureau (MNP) vier wereldbeelden in kaart gebracht. Dit zijn vereenvoudigde visies op de doelstellingen en drijfveren van mensen en op de 'werking' van de wereld. Verschillende wereldbeelden geven verschillende antwoorden op de vraag: wat is duurzaam? Zij geven het contrast weer tussen mondialisering en regionalisering enerzijds en efficiëntie versus solidariteit anderzijds. Beleid gericht op een duurzame samenleving zou zich moeten richten op die oplossingen die in meer dan één wereldbeeld voorkomen, omdat het beleid daarmee een groter draagvlak krijgt. Als sleutelfactoren voor duurzame ontwikkeling worden technologie, gedrag, bevolkingsontwikkeling en bestuur aangemerkt. Het streven naar duurzame ontwikkeling zou dan ook via een veelzijdige benadering moeten plaatsvinden, zoals technologieontwikkeling, gedragsverandering en ondersteuning van mondiale overeenkomsten. Om te onderzoeken in welke mate deze visies in Nederland leven, heeft het MNP aan TNS-NIPO gevraagd een enquête te houden onder 2500 Nederlanders. Daaruit blijkt dat veruit de meerderheid van de ondervraagden de voorkeur geeft aan een maatschappij waarin solidariteit en aandacht voor de directe omgeving behouden blijven. De meeste ondervraagden zien de duurzaamheidsvraag als een sociaal dilemma: zij zijn alleen bereid om hun gedrag aan te passen als anderen dat ook doen. Bovendien zijn zij van mening dat de overheid het doorbreken van dit sociale dilemma moet organiseren. Ook bedrijven zijn (soms) terughoudend om meer te doen dan de concurrent en voeren een pleidooi voor een 'gelijk speelveld' voor een competitieve Nederlandse economie.

Het kabinet ziet deze duurzaamheidsverkenning als basis voor het ontwikkelen en evalueren van beleidsstrategieën. Het rapport laat zien dat er uiteenlopende opvattingen zijn over wat een duurzame toekomst is. Het is daarom noodzakelijk dat in nauw overleg tussen burgers, bedrijfsleven en politiek een gemeenschappelijke visie wordt ontwikkeld op de te bereiken doelen. Het kabinet wil de duurzaamheidsverkenning gebruiken als input voor strategische maatschappelijke debatten over duurzaamheid. Binnenkort ontvangt u de kabinetsreactie op de duurzaamheidsverkenning. In deze brief zal ik dan ook niet uitvoerig ingaan op het integrale beleid ten aanzien van duurzame ontwikkeling maar, gezien de vraagstelling van mevrouw Halsema, de nadruk leggen op de uitdaging die er ligt op het gebied van milieu.

Internationale en nationale context De vraag over milieu en rentmeesterschap is belangrijk en actueel. Milieuproblemen dicht bij huis, geluidsoverlast, afvalbergen, stank en zwerfvuil in de buurt en afgeblazen bouwprojecten vanwege de slechte luchtkwaliteit zijn aan de orde van de dag. De berichten over klimaatverandering en de aantasting van ecosystemen en biodiversiteit zijn alarmerend. Ik zal, zonder uitputtend te zijn, in vogelvlucht een beeld schetsen van de uitdagingen waarvoor Nederland staat.

Millenium Ecosystem Assessment Het Millenium Ecosystem Assessment rapport van de Verenigde Naties, dat begin 2005 is verschenen, geeft een goed overzicht van de mondiale natuur- en milieuproblemen en het belang van ecosystemen voor menselijk welzijn. Ongeveer 60 procent van het oppervlaktewater, de visbestanden en de lucht- en waterkringlopen, wordt op een niet-duurzame manier gebruikt of gaat in kwaliteit achteruit. De mensheid heeft de ecosystemen in de afgelopen 50 jaar sneller en forser veranderd dan in enige periode daarvoor. Hoofdoorzaak is de snel groeiende behoefte aan voedsel, water, hout, brandstoffen en ruimte. Ecosysteemveranderingen die hebben bijgedragen aan vooruitgang in termen van welzijn en economische ontwikkeling hebben geleid tot de achteruitgang van andere ecosysteemfuncties. Overbevissing en waterwinning zijn bijvoorbeeld zo omvangrijk dat aan (toekomstige) behoeften niet voldaan kan worden. Vervuild drinkwater leidt volgens een rapport van de Commissie voor Duurzame Ontwikkeling van de Verenigde Naties (2004) jaarlijks tot 3 à 4 miljoen doden (7 procent van alle doden per jaar in ontwikkelingslanden). Ook leidt het tot de nodige economische schade, bijvoorbeeld als gevolg van verminderde gewasopbrengst door verzuring. Door onverantwoord beheer van natuurlijke hulpbronnen en door de klimaatverandering worden niet alleen de ecosystemen aangetast, maar nemen ook de risico's als gevolg van overstromingen in deltagebieden en langs grote riviersystemen toe. Het rapport geeft een alarmerend beeld van de wijze waarop we als mensheid omgaan met de aarde, en geeft aan dat het anders moet en ook kán, mits we bereid zijn andere keuzes te maken.

Milieubalans 2005
In de Milieubalans 2005 constateert het MNP dat de uitstoot van de meeste vervuilende stoffen in Nederland daalt en dat de milieukwaliteit verbetert. Op bijna alle terreinen is sprake van ontkoppeling: een daling van de milieudruk bij een groei van de economie. Dit is een positieve ontwikkeling; het kabinet heeft zich immers in het Hoofdlijnenakkoord verbonden aan deze ontkoppeling. Maar er ontstaat een ander beeld bij de vraag of met de huidige beleidsinzet de ontkoppeling blijvend is en of de reductiedoelstellingen op tijd worden gerealiseerd. Ik geef twee voorbeelden.

Het MNP constateert dat de EU-luchtkwaliteitsnormen voor fijn stof op grote schaal worden overschreden, en dat dit ook in 2010 het geval zal zijn. Hierdoor treedt er nog altijd aanzienlijke gezondheidsschade op. De norm voor stikstofdioxide wordt langs wegen en in en om steden nog slechts in lichte mate overschreden. De stedelijke luchtkwaliteit voor stikstofdioxide is vergelijkbaar met die in andere Europese steden. Landen als Duitsland, Engeland en Italië kampen met gelijksoortige problemen. In Nederland bestaat er een sterke koppeling tussen ruimtelijke ordening en milieukwaliteit. Hierdoor worden bestemmingsplannen vooraf getoetst aan de milieunormering, zodat op gevoelige locaties geen projecten kunnen worden gestart die tot een verslechtering van de milieukwaliteit zullen leiden. Dit heeft er toe geleid dat in een aantal gevallen bouwprojecten zijn stopgezet of vertraagd.

De toestand van het Nederlandse oppervlaktewater is sterk verbeterd ten opzichte van enkele decennia terug. Diffuse bronnen, zoals emissies uit de landbouw en atmosferische depositie, zijn nu de belangrijkste oorzaak van een stagnerende verbetering van de waterkwaliteit. Deze zijn doorgaans lastiger terug te dringen dan zogenaamde puntbronnen (lozingen). Daarnaast is de voortgang bij de aanpak van verdroging te traag.

Samengevat is het verheugend dat de milieukwaliteit in Nederland verbetert en dat de emissies afnemen; dat neemt echter niet weg dat er nog een grote uitdaging ligt om de internationale en nationale doelstellingen te halen.

Grensoverschrijdende samenwerking Nederland zet zich actief in voor de internationale aanpak van milieuvraagstukken, omdat wij een bijdrage willen en moeten leveren aan milieuvraagstukken die zich nationaal, Europees of mondiaal manifesteren. Het gaat daarbij in de eerste plaats om de zorg die we hebben voor het systeem als geheel, voor de aarde en voor al het daarop aanwezige leven.

In internationale context heeft Nederland een belangrijke bijdrage geleverd aan de 'World Summit on Sustainable Development' in Johannesburg in 2002. De aldaar gemaakte afspraken dragen bij aan het realiseren van de Millennium Doelen die voor Nederland de leidraad vormen voor het ontwikkelingsbeleid.
De hoofddoelstelling van het Nederlandse ontwikkelingssamenwerkingbeleid is duurzame armoedebestrijding. In de beleidsnotitie 'Aan elkaar Verplicht' en in het actieprogramma 'Duurzame Daadkracht' is hieraan invulling gegeven. Inmiddels is een aantal publiek-private partnerschappen afgesloten. Hiermee zijn bedrijven actief betrokken bij de ambitieuze opgave die er ligt. Een speciale ambassadeur voor duurzame ontwikkeling fungeert in internationaal verband als aanjager van processen die tot concrete resultaten moeten leiden. Jaarlijks ontvangt u hierover van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking en de staatssecretaris van VROM een voortgangsrapportage. Daarnaast maakt Nederland zich hard voor het structureel terugdringen van het verlies aan biodiversiteit. De Conventie inzake Biologische Diversiteit vormt hiervoor zowel internationaal als nationaal het belangrijkste kader. Nederland speelt een actieve rol in de onderhandelingen die moeten leiden tot duurzaam beheer en gebruik van ecologische diensten, een mondiaal netwerk van beschermde ecosystemen en afspraken voor het gebruik van genetische bronnen.

Tijdens het Nederlands voorzitterschap heeft Nederland zich met succes ingezet voor het ontwikkelen van een EU-visie over toekomstig klimaatbeleid (na 2012). De Russische Federatie heeft het Kyoto Protocol geratificeerd, waarmee een juridisch multilaterale basis is gecreëerd voor het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen. Belangrijke klimaatconclusies zijn tijdens de Voorjaarsraad aangenomen. Vanuit de EU is de afgelopen jaren voortvarend gewerkt aan de introductie van nieuwe instrumenten om ervoor te zorgen dat lidstaten individueel (voor Nederland 6 procent reductie) en de EU als geheel (8 procent reductie) hun Kyoto- verplichtingen kunnen realiseren. Nederland ligt goed op schema met de introductie van de handel in broeikasgasemissierechten.

Voor onze nationale milieuproblemen ligt de oorzaak soms buiten de grenzen en zal ook de oplossing op Europees niveau moeten worden gevonden. Een voorbeeld is het probleem met fijn stof. Van het in Nederland neerdalende fijn stof is 65 procent afkomstig uit het buitenland. Voor dit soort situaties zijn Europese maatregelen dan ook essentieel. Een ander voorbeeld is onze ligging als deltaland in relatie tot de risico's van overstromingen. Om de piekafvoer in het stroomgebied van de Rijn en Maas goed te beheren moet grensoverschrijdende samenwerking worden gezocht. Het Europese beleid leidt tot forse reductie van emissies, maar is voor Nederland niet afdoende om te voldoen aan de milieukwaliteitseisen die voor elke burger in de EU gelden. Nederland is dichter bebouwd en bevolkt dan andere Europese landen en heeft daardoor hogere emissies per vierkante kilometer. In Nederland zijn daarom verdergaande maatregelen nodig om de wettelijk vastgelegde kwaliteitsniveaus te bereiken. De wens om een 'gelijk speelveld' voor bedrijven in stand te houden kan op gespannen voet komen te staan met de wens om de burgers gelijke bescherming te bieden.

Visie

De aarde en de natuur zijn ons gegeven; we mogen er gebruik van maken om welvarend, gezond en veilig te leven. Maar we zullen haar ook weer moeten overdragen aan volgende generaties, zodat ook zij weer welvarend, gezond en veilig kunnen leven. Ten opzichte van onze naasten en na ons komende generaties dragen wij verantwoordelijkheid. De aarde is ons in bruikleen gegeven, om te beheren, bewerken en behoeden. Duurzaamheid en rentmeesterschap gaan dus over hier en elders, en over nu en later.

In de uitwerking koppel ik hier een viertal noties aan. In de eerste plaats zal er sprake moeten zijn van een blijvende ontkoppeling van economische groei en milieudruk. Dé grote uitdaging is om de economische groei, noodzakelijk voor de productiegroei en inkomensverbetering wereldwijd (niet alleen in China en India, maar ook in Afrika) niet gepaard te laten gaan met verslechtering van de milieukwaliteit. Dit streven vraagt om permanente innovatie. Alleen langs die weg is het mogelijk om steeds weer milieuverbeteringen te realiseren. Als we terugkijken naar de prestaties in de afgelopen decennia zijn we geneigd die als vanzelfsprekend te beschouwen, maar toen we destijds voor de opgave stonden, leek die schier onmogelijk. Ik ben ervan overtuigd dat we nog vele (technologische en maatschappelijke) innovaties tegemoet kunnen zien. Daarom staat een onderwerp als duurzame energie op de agenda van het Innovatieplatform.

In de tweede plaats mogen we zo min mogelijk afwentelen. Het kabinet hanteert daarbij het brede welvaartsbegrip. De kabinetsdoelstelling van duurzame economische groei omvat zowel de economische effecten die al in de prijzen zijn verdisconteerd, als die effecten die evenzeer van belang zijn voor onze welvaart maar nog geen prijs hebben. Dit betekent dat we ons bij de beslissingen die we nu nemen moeten afvragen wat de gevolgen zijn voor andere plaatsen en toekomstige generaties. Dit streven noopt ertoe om rekening te houden met alle kosten en baten van ons gedrag. De milieudoelstellingen en normen zorgen steeds meer voor duidelijke kaders waarbinnen economische groei kan plaatsvinden. Milieudoelstellingen beperken niet altijd de mogelijkheden voor economische groei: ook eco- efficiënte innovaties kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan de concurrentiekracht en de milieudoelstellingen. Waar het milieu kansen biedt voor groei en concurrentiekracht moeten we die kansen grijpen. Maar de opgaven waar we voor staan leiden voor burgers, bedrijven en de overheid vaak eerst tot extra kosten. We zullen dan ook goed moeten kijken naar de effectiviteit en efficiëntie van de verschillende maatregelen. Dit sluit aan bij de discussie die de staatssecretaris van VROM met 'Nuchter omgaan met risico's' op de agenda heeft gezet.

In de derde plaats moeten we ambities niet laten remmen door onzekerheid over de haalbaarheid. Vaak worden ambities voor de toekomst geremd door onzekerheid over de opgave die met het halen van de normen samengaat. De omvang van erfenissen uit het verleden is soms niet bekend. Omdat we elke inwoner dezelfde milieukwaliteit willen bieden, leiden milieunormen niet alleen tot verbeteringen in nieuwe situaties, maar ook tot omvangrijke saneringsoperaties. Ook is soms niet op voorhand duidelijk of technologische innovaties of systeemaanpassingen wél kunnen resulteren in het halen van de normen. De makkelijkste reactie is dan om de normen te versoepelen of aan te vechten. Ik vind dat de verkeerde reactie. Zeker daar waar we ons hebben gecommitteerd aan de implementatie van EU-regelgeving en mondiale klimaat- en biodiversiteitdoelstellingen. Ambities moeten een wenkend perspectief bieden, een uitdaging vormen voor innovatie, voor sprongen vooruit. Dit gaat dan wel gepaard met prioriteiten stellen. We moeten keuzes maken en die ook helder communiceren. Er eerlijk voor uitkomen dat er knelpunten zijn. Dit geldt voor onze internationale bijdragen, maar ook voor de milieukwaliteit die we de inwoners in Nederland willen bieden. We kunnen die niet onmiddellijk en niet overal tegelijk waarmaken. Omdat het om belangrijke maatschappelijke vragen gaat, zoals de zorg om de effecten van versnelde klimaatveranderingen of de omgang met de gevolgen van de luchtkwaliteit, moeten we bij het maken van keuzes ook maatschappelijk draagvlak zoeken.

En in de laatste plaats geldt ook hier: begin bij jezelf. Door het toenemende inkomen neemt ook de consumptie toe. Alleen als iedereen bereid is bij zijn keuzes stil te staan, hier en nu én daar en later, kan de noodzakelijke ontkoppeling worden gerealiseerd. Dit betekent verantwoordelijkheden delen. Duurzame ontwikkeling is niet alleen een zorg van de overheid. Het zal van gedrag van mensen, bedrijven en maatschappelijke organisaties afhangen of er verbeteringen gerealiseerd worden. De verantwoordelijkheid moet écht gedeeld worden. Van de overheid mag worden verwacht dat de benodigde gedragsveranderingen worden gestimuleerd door het stellen van kaders, het formuleren van doelen en helder maken van normen. Dat ontslaat echter niemand van de plicht om de verantwoordelijkheid te nemen en zelf als onderdeel van de samenleving bij te dragen aan duurzaamheid.

Agenda
Uit de beschreven context blijkt dat er nog een grote opgave voor ons ligt, zowel mondiaal gezien als in ons eigen land. In deze brief heb ik op hoofdlijnen aan willen geven welke uitgangspunten en ambities bij de aanpak voor het kabinet van belang zijn. Inhoudelijk vormen de reacties van het kabinet op de eerder genoemde duurzaamheidsverkenning en de Milieubalans 2005 hierbij het kader voor de verdere uitwerking van acties en maatregelen. De komende tijd zal u hiervan op de hoogte worden gebracht.

De minister voor Ontwikkelingssamenwerking zal in de komende jaren 0,1 procent van het BNP inzetten voor het internationaal milieu en water. In 2015 moeten 50 miljoen mensen van schoon water en sanitatie worden voorzien en 10 miljoen mensen van duurzame energie. Ook zet zij in op het beheer en behoud van bossen in Centraal Afrika en de Amazone.

De Tweede Kamer zal binnenkort de Europese milieu-agenda ontvangen. Hierin wordt op overzichtelijke wijze de Nederlandse inzet in de internationale arena beschreven. Hierbij geldt als uitgangspunt dat in het Hoofdlijnenakkoord is vastgelegd dat Nederland aan de EU-normen wil voldoen.

De minister van Verkeer en Waterstaat zal de Nota Mobiliteit deze zomer uitbrengen. Hierin wordt onder meer ingegaan op de aanpak van de knelpunten rond luchtkwaliteit en het beprijzen van mobiliteit.

De minister van Economische Zaken zal op korte termijn het Energierapport uitbrengen. Centraal hierin staat de internationale dimensie van het energiebeleid. Inspanningen op het gebied van energiebesparing worden geïntensiveerd en nieuwe instrumenten worden voorgesteld. Hiermee wordt het niveau van energiebesparing substantieel verhoogd. In het najaar zal het kabinet in de tweede evaluatienota klimaatbeleid en in de brief over Borssele nogmaals terugkomen op de onderwerpen klimaat en energie. Hierin zullen het internationale klimaatbeleid voor de periode na Kyoto, en de manier waarop in ons land nieuwe coalities en acties mogelijk zijn met het oog op een duurzame energiehuishouding, centraal staan.

In het kader van het programma 'Duurzame Daadkracht' wordt een maatschappelijk debat gevoerd. U ontvangt eind van dit jaar weer een voortgangsrapportage over het programma.

In het belastingplan en de begroting 2006 zal het kabinet ingegaan op de bekostiging van de noodzakelijke maatregelen om de luchtkwaliteit in Nederland te verbeteren. Om de risico's voor de volksgezondheid te verminderen en te voorkomen dat Nederland economisch en ruimtelijk 'op slot gaat', wordt de luchtkwaliteitproblematiek op verschillende manieren aangepakt. U bent hierover uitgebreid geïnformeerd middels de brief die de staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer u 20 april jl. heeft gestuurd. Rond de begrotingspresentatie zal de staatssecretaris de Tweede Kamer informeren over de stand van zaken rond de brede aanpak van deze problematiek. Het kabinet heeft al een groot aantal maatregelen ter vermindering van fijn stof en NOx-emissies genomen en werkt nu aan een pakket van aanvullende maatregelen.

Tot slot zal de staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, in samenwerking met de meest betrokken bewindspersonen, de Toekomstagenda Milieu opstellen. In deze Toekomstagenda Milieu wordt uitgewerkt wat het kabinet gaat doen om de ambities en doelstellingen op de verschillende milieuaspecten te realiseren. Volgend jaar februari zal deze naar de Tweede Kamer worden gestuurd. In voorbereiding hierop verschijnt na het zomerreces een Hoofdlijnennotitie. In deze notitie zal een aantal milieuthema's geadresseerd worden zodat uw Kamer mede richting kan geven aan de uitwerking van de Toekomstagenda.

Langs deze weg zal het kabinet een uiterste inspanning plegen om de milieudoelstellingen, zoals die voor het jaar 2010 zijn geformuleerd, te realiseren en de positieve ontwikkeling van de afgelopen jaren voort te zetten. Het kabinet doet een klemmend beroep op iedereen om naar vermogen mee te helpen.

DE MINISTER-PRESIDENT,
Minister van Algemene Zaken,
mede namens
De minister van Economische Zaken, De minister voor Ontwikkelingssamenwerking en De staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Mr.dr. J.P. Balkenende