European Union

P E R S

9501/05 (Presse 133) 1
NL
RAAD VAN
DE EUROPESE UNIE
NL
9501/05 (Presse 133)
(OR. fr)
PERSMEDEDELING
2665e zitting van de Raad Concurrentievermogen (Interne Markt, Industrie en Onderzoek)

Luxemburg, 6-7 juni 2005
Voorzitters de heer Jeannot KRECK
Minister van Economische Zaken en Buitenlandse Handel de heer François BILTGEN
Minister van Arbeid en Werkgelegenheid, minister van Cultuur, Hoger Onderwijs en Onderzoek, minister van Eredienst
van Luxemburg
6-7.VI.2005
9501/05 (Presse 133) 2
NL

Voornaamste resultaten van de Raadszitting
De Raad heeft de volgende teksten aangenomen:

- de richtlijn betreffende de beroepskwalificaties, waardoor de mobiliteit van gekwalificeerde personen op de interne markt zal worden bevorderd;
- conclusies over het proces inzake "betere regelgeving", waarmee de Raad reageert op de recente mededeling van de Commissie over dit onderwerp en waarin de prioriteiten met het oog op, met name, het komende Britse voorzitterschap worden weergegeven;
- wat de trans-Europese netwerken betreft, een verordening tot wijziging van de geldende regels voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap;
- tijdens zijn zitting van 7 juni, de beleidslijnen met het oog op de uitwerking van het toekomstig Europees ruimtevaartprogramma. Deze beleidslijnen werden eveneens grondig besproken tijdens de tweede zitting van de Ruimteraad, een gezamenlijke zitting op ministerieel niveau van de Europese Unie en het Europees Ruimteagentschap. 6-7.VI.2005

1 Wanneer de Raad verklaringen, conclusies of resoluties heeft aangenomen, wordt dat in de titel van het betrokken punt vermeld. De aangenomen teksten staan tussen aanhalingstekens. De documenten waarvan het nummer in de tekst wordt genoemd, staan op de internetsite van de Raad http://ue.eu.int.
Besluiten ten aanzien waarvan verklaringen voor de Raadsnotulen zijn afgelegd die beschikbaar zijn voor het publiek, zijn aangegeven met een asterisk; de tekst van de verklaringen staat op de bovengenoemde internetsite van de Raad en is ook verkrijgbaar bij de Persdienst. 9501/05 (Presse 133) 3
NL
INHOUD1
DEELNEMERS ............................................................................................................................ 5

BESPROKEN PUNTEN
DIENSTEN OP DE INTERNE MARKT ........................................................................................ 8

BETERE REGELGEVING............................................................................................................. 9

REACH ....................................................................................................................................... 12

7e KADERPROGRAMMA VOOR ONDERZOEK (2007-2013).................................................. 13 ITER............................................................................................................................................ 14

EUROPEES RUIMTEVAARTBELEID ....................................................................................... 15

DIVERSEN ................................................................................................................................. 20


- SOLVIT.............................................................................................................................. 20


- Toekomstig programma voor communautaire actie op het gebied van volksgezondheid en consumentenbescherming (2007-2013)............................................................................ 20
- Situatie in de visverwerkende industrie ................................................................................ 21
- Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende een specifieke procedure voor de toelating van onderdanen van derde landen met het oog op wetenschappelijk onderzoek...... 21 ANDERE GOEDGEKEURDE PUNTEN
ONDERZOEK

- Overeenkomst voor wetenschappelijke en technologische samenwerking EU-Brazilië......................................22 INTERNE MARKT

- Erkenning van beroepskwalificaties .................................................................................................................22 6-7.VI.2005
9501/05 (Presse 133) 4
NL
GEMEENSCHAPPELIJK BUITENLANDS EN VEILIGHEIDSBELEID


- Bestrijding van het terrorisme - Beperkende maatregelen jegens bepaalde personen en entiteiten ......................22 BUITENLANDSE BETREKKINGEN

- Steun aan het Internationaal Straftribunaal voor het voormalige Joegoslavië - Beperkende maatregelen ............23 HANDELSBELEID

- Wereldhandelsorganisatie: Multichip geïntegreerde schakelingen.....................................................................24
- Antidumping - Vietnam, Pakistan en de Filipijnen - Fluorescerende lampen .....................................................24 ECONOMISCHE EN FINANCIËLE ZAKEN

- Kortetermijnbedrijfsstatistieken* .....................................................................................................................24 VERVOER

- Verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van trans-Europese netwerken.................25 6-7.VI.2005
9501/05 (Presse 133) 5
NL
DEELNEMERS
De regeringen van de lidstaten en de Europese Commissie waren als volgt vertegenwoordigd: België:
mevrouw Geneviève TUTS plaatsvervangend permanent vertegenwoordiger Tsjechische Republiek:
de heer Martin JAHN vice-minister-president van Economische Zaken de heer Petr KOLÁØ vice-minister van Onderwijs, Jeugdzaken en Sport de heer Miroslav SOMOL vice-minister van Industrie en Handel en gevolmachtigde voor Europese Zaken
Denemarken:
mevrouw Connie HEDEGAARD minister van Milieubeheer en minister van Noordse Samenwerking
de heer Leo BJØRNSKOV staatssecretaris
Duitsland:
de heer Jürgen TRITTIN minister van Milieubeheer, Natuurbehoud en Reactorveiligheid
mevrouw Edelgard BULMAHN minister van Onderwijs en Onderzoek Estland:
de heer Edgar SAVISAAR minister van Economische Zaken en Verkeer de heer Mailis REPS minister van Onderwijs en Wetenschappen Griekenland:
de heer Dimitrios SIOUFAS minister van Ontwikkeling de heer Christos FOLIAS staatssecretaris van Economische Zaken en Financiën de heer Spyridon TALIADOUROS staatssecretaris van Onderwijs en Eredienst Spanje:
de heer Alberto NAVARRO GONZÁLEZ staatssecretaris voor de Europese Unie de heer Salvador BARBERA secretaris-generaal
de heer Joan TRULLEN secretaris-generaal
Frankrijk:
mevrouw Catherine COLONNA toegevoegd minister van Europese Zaken de heer François GOULARD toegevoegd minister van Hoger Onderwijs en Onderzoek de heer François LOOS toegevoegd minister van Industrie Ierland:
de heer Micheál MARTIN minister van Ondernemingen, Handel en Werkgelegenheid Italië:
de heer Guido POSSA onderminister van Onderwijs, Universiteiten en Onderzoek
de heer Mario VALDUCCI staatssecretaris van Productieve Activiteiten Cyprus:
de heer Yiorgos LILLIKAS minister van Handel, Industrie en Toerisme Letland:
mevrouw Ina DRUVIETE minister van Onderwijs en Wetenschappen de heer Kaspars GERHARDS staatssecretaris, ministerie van Economische Zaken Litouwen:
de heer Viktor USPASKICH minister van Economische Zaken de heer Raimundas MOCKELIUNAS vice-minister van Onderwijs en Wetenschappen Luxemburg:
de heer Jeannot KRECKÉ minister van Economische Zaken en Buitenlandse Handel, minister van Sport
de heer François BILTGEN minister van Arbeid en Werkgelegenheid, minister van Cultuur, Hoger Onderwijs en Onderzoek, minister van Eredienst
6-7.VI.2005
9501/05 (Presse 133) 6
NL
mevrouw Octavie MODERT staatssecretaris van Parlementszaken, staatssecretaris van Land- en Wijnbouw en Plattelandsontwikkeling,
staatssecretaris van Cultuur, Hoger Onderwijs en
Onderzoek
Hongarije:
de heer Péter GOTTFRIED Hoofd van het staatssecretariaat voor Integratie en Buitenlandse Economische Betrekkingen, ministerie van Buitenlandse Zaken
de heer Miklós BODA staatssecretaris
Malta:
de heer Censu GALEA minister van Concurrentievermogen en Communicatie Nederland:
de heer Laurens Jan BRINKHORST minister van Economische Zaken mevrouw Maria van der HOEVEN minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap mevrouw Catharina Elisabeth Godefrida van GENNIP staatssecretaris van Economische Zaken (in internationale context: minister voor Buitenlandse Handel)
Oostenrijk:
de heer Martin BARTENSTEIN minister van Economische Zaken en Arbeid de heer Eduard MAINONI staatssecretaris van Verkeer, Innovatie en Technologie Polen:
de heer Michal KLEIBER minister van Wetenschappen en Informatisering de heer Jacek PIECHOTA staatssecretaris, ministerie van Economische Zaken en Arbeid
Portugal:
de heer Mariano GAGO minister van Wetenschappen, Technologie en Hoger Onderwijs
de heer Fernando SERRASQUEIRO staatssecretaris van Handel, Diensten en Consumentenbescherming
Slovenië:
de heer Andrej VIZJAK minister van Economische Zaken de heer Janez MOŽINA staatssecretaris, ministerie van Hoger Onderwijs, Wetenschappen en Technologie
Slowakije:
de heer Martin FRONC minister van Onderwijs
de heer László POMOTHY staatssecretaris, ministerie van Economische Zaken Finland:
de heer Mauri PEKKARINEN minister van Handel en Industrie Zweden:
de heer Thomas ÖSTROS minister van Industrie, Werkgelegenheid en Verkeer Verenigd Koninkrijk:
de heer Alan JOHNSON minister van Arbeid en Pensioenen Lord SAINSBURY of TURVILLE staatssecretaris, minister van Wetenschappen en Innovatie Commissie:
de heer Günther VERHEUGEN vice-voorzitter
de heer Charlie McCREEVY lid
de heer Stavros DIMAS lid
de heer Markos KYPRIANOU lid
de heer Janez POTOÈNIK lid
6-7.VI.2005
9501/05 (Presse 133) 7
NL
De regeringen van de toetredende staten waren als volgt vertegenwoordigd: Bulgarije:
de heer Igor DAMYANOV minister van Onderwijs en Wetenschappen mevrouw Silvana LUBENOVA secretaris-generaal
Roemenië:
de heer Ioan-CodruÑ SERES minister van Economische Zaken en Handel de heer Adrian CIOCANEA staatssecretaris, ministerie van Europese Integratie de heer Anton ANTON staatssecretaris, ministerie van Onderwijs en Onderzoek 6-7.VI.2005
9501/05 (Presse 133) 8
NL
BESPROKEN PUNTEN
DIENSTEN OP DE INTERNE MARKT
De Raad heeft nota genomen van het verslag van het voorzitterschap over de stand van zaken met betrekking tot het richtlijnvoorstel betreffende de diensten op de interne markt en heeft zijn voornemen bevestigd om de bespreking van dit prioritaire dossier voort te zetten teneinde tot een akkoord te komen, rekening houdend met het advies van het Europees Parlement, dat in oktober 2005 wordt verwacht.
Het Commissievoorstel strekt ertoe de belemmeringen die de vrijheid van vestiging van dienstverrichters en het vrije verkeer van diensten tussen de lidstaten in de weg staan te verwijderen. Het omvat een grote verscheidenheid van economische dienstenactiviteiten, met enkele uitzonderingen zoals de financiële diensten, de elektronische-communicatiediensten en
-netwerken en het merendeel van de vervoerdiensten, en is uitsluitend van toepassing op dienstverrichters die in een lidstaat zijn gevestigd. 6-7.VI.2005
9501/05 (Presse 133) 9
NL
BETERE REGELGEVING
Na te hebben geluisterd naar de toelichting door de heer Günter Verheugen, vice-voorzitter van de Commissie, op de werkzaamheden van de Commissie op dit gebied en naar de presentatie door de Britse delegatie van haar werkprogramma met betrekking tot dit initiatief, heeft de Raad de volgende conclusies aangenomen:
"DE RAAD,
HERINNEREND AAN de conclusies van de Europese Raad van 22-23 maart 2005, waarin de Commissie en de Raad wordt verzocht de werkzaamheden ter verbetering van het regelgevingskader krachtdadig voort te zetten;

1. HERHAALT dat hij van mening is dat beter regelgeven een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de EU-instellingen en de lidstaten is, en dat hij veel belang hecht aan het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven1 als kader voor de samenwerking tussen de instellingen;

2. VERWELKOMT de mededeling van de Commissie van 16 maart 2005 over betere regelgeving met het oog op economische groei en meer banen in de Europese Unie2 als basis voor gemeenschappelijke maatregelen ter verbetering van het regelgevingskader in de Europese Unie, en als een van de sleutelelementen die een nieuwe impuls kunnen geven aan de Strategie van Lissabon; ONDERSCHRIJFT de in die mededeling vervatte doelstelling om de basisvoorwaarden voor economische groei, werkgelegenheid en productiviteit in de EU te verbeteren en tegelijkertijd ervoor te zorgen dat de doelstellingen van de wetgeving worden verwezenlijkt zonder overdreven administratieve kosten;
3. VERZOEKT de Commissie de verwezenlijking van de doelstellingen van haar mededeling actief voort te zetten, zowel wat betreft de ontwikkeling van geïntegreerde effectbeoordelingen van nieuwe wetgeving, als wat betreft het opzetten van een continu en systematisch proces van vereenvoudiging van bestaande wetgeving, met inachtneming van het communautaire acquis;

1 PB C 321 van 31.12.2003, blz. 1.

2 Doc. 7797/05.
6-7.VI.2005
9501/05 (Presse 133) 10
NL

4. VERHEUGT ZICH over

- de nadruk die op een vroegtijdige raadpleging van de belanghebbenden wordt gelegd,

- het voorgenomen grotere beroep op externe expertise, waarbij hij tegelijk met name beklemtoont dat in dit verband transparantie geboden is,
- de start, begin 2006, van een alomvattende onafhankelijke evaluatie van het effectbeoordelingssysteem,
- het gebruik van draaiboeken voor effectbeoordelingen als middel om voor grotere transparantie in dit proces te zorgen;

5. VERZOEKT de Commissie om in haar effectbeoordelingen een breed scala van opties te onderzoeken, inclusief, waar van toepassing, niet-wetgevingsopties, die aan de vastgestelde doelstellingen van een voorstel zouden kunnen beantwoorden;
6. ZEGT TOE effectbeoordelingen te zullen verrichten van inhoudelijke wijzigingen die de Raad in wetgevingsvoorstellen aanbrengt, voortbouwend op de ervaring die is opgedaan met het proefproject onder het Nederlandse voorzitterschap, de follow-upvoorstellen in het verslag van het voorzitterschap aan de Raad Concurrentievermogen van maart en de interinstitutionele gemeenschappelijke aanpak van effectbeoordelingen, en VERHEUGT ZICH in dit verband over het vooruitzicht dat er in juni 2005 een akkoord over zo'n aanpak zal zijn. ZEGT tevens TOE op interinstitutioneel niveau verder werk te maken van dit vraagstuk en het vóór eind 2006 op basis van de verdere ervaringen te evalueren;
7. ZIET UIT naar snelle vorderingen met het proefproject van de Commissie inzake het meten van administratieve kosten, met de bedoeling een gemeenschappelijke werkwijze overeen te komen die onder andere bij effectbeoordelingen en op het vlak van vereenvoudiging kan worden toegepast;

8. VERHEUGT ZICH over de plannen van de Commissie om hangende wetgevingsvoorstellen grondiger te toetsen, met name op de verwezenlijking van de doelstellingen van Lissabon; NEEMT KENNIS van het voornemen van de lidstaten om de Commissie in dit verband voorstellen te doen, onverminderd het initiatiefrecht van de Commissie; 6-7.VI.2005
9501/05 (Presse 133) 11
NL

9. HERINNERT aan de prioriteitenlijst van de Raad van november 2004 inzake vereenvoudiging, NEEMT NOTA van de desbetreffende werkzaamheden van de Commissie en VERWACHT dat de Commissie passende initiatieven ontwikkelt;
10. VERWELKOMT in dit verband het recente initiatief van de Commissie, die de lidstaten heeft verzocht hun prioriteiten op het vlak van vereenvoudiging kenbaar te maken en WIJST OP ZIJN VOORNEMEN betrokken te blijven bij het vereenvoudigingsproces en in november 2005 met een antwoord te komen op de prioriteiten van de Commissie; VERBINDT ZICH ER tevens TOE zich te zullen blijven inspannen voor een spoedige aanneming van hangende vereenvoudigingsvoorstellen en op interinstitutioneel niveau verder te blijven werken aan de aanpassing van de werkmethodes ter zake, zoals bepaald in het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven;
11. VERZOEKT de lidstaten om de nationale inspanningen ter verbetering van het regelgevingskader te intensiveren, onder meer door directe raadpleging van de belanghebbenden, vereenvoudiging van de wetgeving en effectbeoordelingen, met dien verstande dat de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid ten volle dienen te worden geëerbiedigd. VERZOEKT de lidstaten voorts hun inspanningen om de omzettingsachterstand weg te werken te verdubbelen en te overwegen de nationale wetgeving te toetsen op haar verenigbaarheid met de EU-voorschriften, teneinde marktbelemmeringen weg te nemen en concurrentie op de interne markt mogelijk te maken;
12. KOMT OVEREEN in oktober 2005 op het onderwerp beter regelgeven terug te komen en de gemaakte vorderingen te evalueren."
6-7.VI.2005
9501/05 (Presse 133) 12
NL
REACH
De Raad heeft akte genomen van het verslag van het voorzitterschap over de stand van zaken met betrekking tot de ontwerp-verordening inzake de registratie en beoordeling van en de vergunningverlening en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), en tot oprichting van een Europees Chemicaliënagentschap.
De Raad heeft een oriënterend debat gehouden in aanwezigheid van de heer Günter Verheugen, vice-voorzitter van de Commissie, en de heer Stavros Dimas, Commissielid voor Milieu. Het oriënterend debat ging over een reeks vragen die in het verslag van het voorzitterschap worden gesteld, namelijk: de rol die het Agentschap moet spelen in het kader van de beoordeling van dossiers en stoffen - met name wat de samenwerking tussen het Agentschap en de lidstaten betreft - alsook de conclusies die moeten worden getrokken uit de werkzaamheden betreffende de effectbeoordelingen van REACH.
Aan het eind van het debat heeft de voorzitter de besprekingen als volgt samengevat: "De Raad heeft onderstreept dat hij voornemens is voortgang te maken met het REACH-voorstel om tot een politiek akkoord te komen zodra het Europees Parlement advies heeft uitgebracht. Wat de beoordeling van de dossiers betreft, heeft het debat in de Raad de over het algemeen positieve houding ten opzichte van de versterkte rol van het Agentschap bevestigd, waarbij echter werd herinnerd aan het belang van het behoud van de nationale vermogens om op uitdagingen te reageren en van de handhaving van het vermogen inzake beoordeling van stoffen die een risico voor de gezondheid en/of het milieu kunnen inhouden. In dit verband roept de Raad zijn voorbereidende instanties op de eventuele gevolgen van alternatieve voorstellen even strikt te bestuderen als het Commissievoorstel - eveneens voor wat betreft de communautaire middelen die voor de uitvoering zijn vereist.
Met betrekking tot de resultaten van de door het Luxemburgse voorzitterschap georganiseerde workshop over REACH is de Raad van oordeel dat de tot dusver uitgevoerde impactstudies voldoende kennis hebben opgeleverd om de onderhandelingen op basis van het Commissievoorstel te laten voortgaan met het oog op een hanteerbaar systeem. De Raad roept zijn voorbereidende instanties op in de onderhandelingen alle aspecten van het Commissievoorstel te behandelen en daarbij terdege rekening te houden met de effecten die de nieuwe wetgeving zal hebben op KMO's, producenten/invoerders van stoffen met lage hoeveelheid, en op het internationale concurrentievermogen van de Europese industrie. Tenslotte toont de Raad zich vastbesloten om, bij zijn politieke besluitvorming, met alle resultaten van de impactstudies rekening te houden."
6-7.VI.2005
9501/05 (Presse 133) 13
NL
7e KADERPROGRAMMA VOOR ONDERZOEK (2007-2013)
Onder voorbehoud van de lopende besprekingen over de financiële vooruitzichten heeft de Raad een diepgaand debat gehouden over een aantal kwesties in verband met de hoofdstukken "samenwerking" en "menselijk potentieel" van het Commissievoorstel betreffende het 7e kaderprogramma voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013). Tijdens de toekomstige besprekingen over het programma zal rekening worden gehouden met de opmerkingen van de delegaties. De Raad heeft het Comité van permanente vertegenwoordigers verzocht de bespreking van het voorstel voort te zetten in het kader van de medebeslissingsprocedure met het Europees Parlement.
6-7.VI.2005
9501/05 (Presse 133) 14
NL
ITER1
De Raad heeft nota genomen van de informatie die is verstrekt door de heer Janez POTOÈNIK, Commissielid voor onderzoek, over de stand van de internationale onderhandelingen over de toekomstige bouw van een internationale thermonucleaire experimentele reactor (ITER). De Raad verzoekt de Commissie deze onderhandelingen binnen de voorziene termijnen voort te zetten overeenkomstig de richtsnoeren van de Raad en de Europese Raad.
1 ITER is de Engelse benaming van het projet met betrekking tot een internationale thermonucleaire experimentele reactor. Er nemen zes partijen aan de onderhandelingen deel: China, Zuid-Korea, de Verenigde Staten, Japan, Rusland en de EU.
6-7.VI.2005
9501/05 (Presse 133) 15
NL
EUROPEES RUIMTEVAARTBELEID
De tweede zitting van de Ruimteraad1 heeft plaatsgevonden tussen de Raad van de EU en de Raad van het Europees Ruimteagentschap (ESA). Zij werd gezamenlijk voorgezeten door de heer François Biltgen, minister van Cultuur, Hoger Onderwijs en Onderzoek van Luxemburg en fungerend voorzitter van de Raad "Concurrentievermogen" van de EU, en mevrouw Edelgard Bulmahn, minister van Onderwijs en Onderzoek van Duitsland en fungerend voorzitter van de ESA-Raad op ministerieel niveau. De zitting werd voorts bijgewoond door de heer Günter Verheugen, vice-voorzitter van de Europese Commissie, verantwoordelijk voor ondernemingen, concurrentievermogen van de industrie en ruimtevaart, en door de heer Jean-Jacques Dordain, directeur-generaal van het ESA. De Ruimteraad heeft van gedachten gewisseld over de beleidslijnen voor de voorbereiding van het toekomstige Europese ruimtevaartprogramma. De heer Günter Verheugen, vice-voorzitter van de Commissie, heeft zijn mededeling gepresenteerd, die het resultaat is van de gezamenlijke werkzaamheden EU-ESA ("Het Europese ruimtevaartbeleid - Voorlopige elementen"). De twee voorzitters van de Ruimteraad hebben bevestigd dat de Raad van de Europese Unie en de ESA-Raad (op ministerieel niveau) de onderstaande beleidslijnen volgens hun respectieve regels hebben goedgekeurd.
Beleidslijnen betreffende de uitwerking van het toekomstige Europese ruimtevaartprogramma.
1. Tijdens de eerste gezamenlijke en gelijktijdige zitting van de Raad van de Europese Unie en de Raad van het Europees Ruimteagentschap op ministerieel niveau (Ruimteraad) is vastgesteld dat er voor eind 2005 een Europees Ruimtevaartprogramma dient te worden opgesteld. Het gezamenlijk secretariaat heeft in overleg met de Groep ruimtevaartbeleid op hoog niveau een document over de uitgangspunten van een Europees Ruimtevaartbeleid opgesteld, waarin de beleidslijnen van de eerste zitting van de Ruimteraad aan bod komen. De Ruimteraad neemt tijdens zijn tweede zitting nota van de in dat document geformuleerde aanpak en herhaalt zijn doelstelling om tijdens de volgende zitting, die voor eind 2005 is gepland, een Europees Ruimtevaartbeleid en -programma voor de periode tot en met 2013 goed te keuren. Een en ander zal worden uitgestippeld door het gezamenlijk secretariaat in nauwe samenwerking met de lidstaten, inzonderheid in de Groep ruimtevaartbeleid op hoog niveau, en in overleg met de particuliere en publieke belanghebbenden.

1 Volgens de Kaderovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Europees Ruimteagentschap bestaat de "Ruimteraad" in "regelmatig plaatsvindende gezamenlijke en gelijktijdige zittingen van de Raad van de Europese Unie en de Raad van het ESA op ministerieel niveau." De zittingen van de Ruimteraad hebben ten doel: a) beleidslijnen te verschaffen ter ondersteuning van de doelstellingen van de overeenkomst; b) aanbevelingen te doen met betrekking tot de voornaamste onderdelen van de specifieke regelingen; c) de Partijen te adviseren over manieren om de samenwerking te verbeteren en d) na te gaan hoe doeltreffend en efficiënt de Overeenkomst functioneert. De eerste Ruimteraad heeft op 25 november 2004 te Brussel plaatsgevonden. 6-7.VI.2005
9501/05 (Presse 133) 16
NL

2. De Ruimteraad bevestigt met name dat het Europees Ruimtevaartbeleid de volgende hoofdelementen dient te bevatten:
a) de Europese ruimtevaartstrategie, waarin de doelstellingen worden aangegeven; b) het Europees Ruimtevaartprogramma, waarin de prioritaire activiteiten en projecten om de strategie te realiseren worden opgesomd, en de kosten en financieringsbronnen ervan worden aangegeven;
c) een toezegging door de belangrijkste betalers met betrekking tot hun respectieve rol en verantwoordelijkheden, en
d) de belangrijkste uitvoeringsbeginselen.
Het Europees Ruimtevaartprogramma zal de gemeenschappelijke, inclusieve en soepele programmatische basis voor de activiteiten van het ESA, de EU en hun respectieve lidstaten vormen. De bestaande capaciteiten zullen maximaal moeten worden benut en er moet voor complementariteit worden gezorgd.

3. De Ruimteraad beveelt aan dat het volledig uitgewerkte ontwerp van een Europees Ruimtevaartbeleid op basis van deze beleidslijnen wordt ontwikkeld overeenkomstig de kaderovereenkomst tussen de EG en het ESA, en het ESA-Verdrag. De Raad merkt met name het volgende op:

- Strategie
De ruimte is van strategisch belang voor Europa; de ruimte is een instrument dat ten dienste moet staan van het beleid van de Unie, de Europese regeringen en de Europese burgers. Op veel terreinen hebben het Europees en het nationaal beleid reeds voordeel bij operationele ruimtesystemen die in verwante terrestrische systemen zijn geïntegreerd. Ruimtesystemen dienen in toenemende mate te worden ontwikkeld op basis van de behoeften van de gebruiker, waarbij rekening dient te worden gehouden met de voordelen van het gebruik van breed gedragen Europese oplossingen die bijdragen aan het strategisch belang van de ruimte voor Europa. Het Europees ruimtevaartbeleid zal ernaar streven te garanderen dat die voordelen duurzaam zijn en iedereen ervan kan genieten.
6-7.VI.2005
9501/05 (Presse 133) 17
NL

- Rol en verantwoordelijkheden:
De EU zal al haar gewicht in de schaal leggen om een leidende rol te spelen bij het opsporen en in kaart brengen van de gebruikersbehoeften, alsook om politieke steun voor deze en ruimere beleidsdoelstellingen te verzamelen. Onder voorbehoud van de vereisten van een strikte begrotingsdiscipline en een objectieve evaluatie dient de EU te zorgen voor de beschikbaarheid en continuïteit van de operationele diensten die haar beleid ondersteunen en zal zij bijdragen aan de ontwikkeling, stationering en exploitatie van de overeenkomstige specifieke Europese ruimte-infrastructuur, met name wat Galileo en GMES betreft. De EU zal ook streven naar een optimaal regelgevingskader teneinde innovaties, de toegang tot de internationale markten en de effectieve coördinatie met het ESA inzake het Europese standpunt in internationale fora te vergemakkelijken.
Het ESA, zijn lidstaten en de met het ESA samenwerkende staten zullen ruimtetechnologieën en -systemen ontwikkelen, innovatie en concurrentievermogen op mondiaal niveau ondersteunen en de toekomst voorbereiden. Hun activiteiten zullen toegespitst zijn op de exploratie van de ruimte en op de basisinstrumenten waarvan de exploitatie en de exploratie van de ruimte afhangen: toegang tot de ruimte, wetenschappelijke kennis en ruimtetechniek. Zij zullen streven naar uitmuntendheid in het ruimtegerelateerd wetenschappelijk onderzoek. Zij zullen vrijwillig steun verlenen aan de technische uitwerking, met inbegrip van validatie, van ruimtesystemen die beantwoorden aan de behoeften van de gebruikers, ook van die systemen welke relevant zijn voor het beleid van de EU. De meeste lidstaten van de EU en het ESA investeren reeds in operationele infrastructuren via hun lidmaatschap van EUMETSAT en zullen de ervaring van vergelijkbare organisaties en de rol van Eumetsat met betrekking tot bredere operationele diensten evalueren.

- Prioriteiten van het Europees Ruimtevaartprogramma: De EU zal zich toespitsen op toepassingen in de ruimte die bijdragen aan de verwezenlijking van haar doelstellingen, inzonderheid Galileo en Global Monitoring for Environment and Security (GMES).
6-7.VI.2005
9501/05 (Presse 133) 18
NL
De activiteiten van het ESA zullen gericht zijn op het tot stand brengen van een gewaarborgde en concurrerende toegang tot de ruimte door middel van een familie van draagraketten waarbij gestreefd zal worden naar uitmuntendheid in de wetenschap van de ruimte, vanuit de ruimte en in de ruimte; het ESA zal gebruik maken van zijn know-how voor de verkenning van het zonnestelsel en zal technieken ontwikkelen die ervoor zorgen dat de Europese ruimtevaartindustrie op mondiaal vlak concurrerend blijft en in staat is om tegemoet te komen aan de toekomstige Europese behoeften aan ruimtesystemen, een en ander met betrekking tot alle onderdelen van de waardeketen.
De individuele lidstaten van de EU en het ESA zullen verantwoordelijk zijn voor het bepalen van hun nationale bijdrage aan het Europees Ruimtevaartprogramma en zullen die bijdrage aan het gezamenlijk secretariaat ter beoordeling voorleggen met het oog op de integratie ervan in het algemeen Europees Ruimtevaartprogramma dat tijdens de volgende zitting van de Ruimteraad zal worden gepresenteerd.
- Belangrijkste uitvoeringsbeginselen:
De uitvoering van het Europees Ruimtevaartbeleid vereist een industrieel beleid dat is toegesneden op de specificiteit van een sector die overal onder invloed van de overheid staat. Dit beleid moet alle belanghebbenden in Europa ertoe motiveren om hun wetenschappelijke en technische expertise en bekwaamheden op peil te houden en uit te breiden, de lidstaten en belanghebbenden aan te moedigen de nodige investeringen te doen om de knowhow, de onafhankelijkheid met betrekking tot specifieke belangrijke technieken en een op mondiaal vlak concurrerende ruimtevaartindustrie in stand te houden. Dit is van cruciaal belang voor het verwezenlijken van de Europese economische en politieke doelstellingen en zal bijdragen aan de groei en de werkgelegenheid.
De belangrijkste instrumenten voor succes zijn, wat de EU betreft, inzonderheid het zevende kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling, het trans- Europese netwerkprogramma en het programma voor concurrentievermogen en innovatie; wat het ESA betreft, gaat het om een combinatie van verplichte en facultatieve programma's. De programmakosten zullen worden geraamd in het Europees Ruimtevaartprogramma, waarin dient te worden benadrukt dat het beleid ten aanzien van de gebruikers in de toekomst beter tot zijn recht moet komen in de financieringsregeling.
6-7.VI.2005
9501/05 (Presse 133) 19
NL
Het beheer van de ruimteprogramma's van de EU zal overeenkomstig de kaderovereenkomst tussen de EG en het ESA gebaseerd zijn op efficiëntie en gebruik maken van de managementexpertise en technische deskundigheid van het ESA; er zal samengewerkt worden met de bevoegde agentschappen en instanties in Europa en rekening gehouden worden met factoren als de integratie van ruimtesystemen in terrestrische systemen en de diversiteit van de financieringsbronnen. Het beheer van de ESA-programma's zal gebaseerd zijn op de regels van het ESA-verdrag.
4. De Ruimteraad merkt op dat de besluiten over de toekomstige programma's die tijdens de volgende bijeenkomst van de Raad van het ESA op ministerieel niveau moeten worden genomen en het besluit inzake de financiële vooruitzichten van de EU zullen bepalen of het programma de ambities van het Europees ruimtevaartbeleid kan waarmaken.
5. De Ruimteraad verzoekt het gezamenlijk secretariaat om, in nauw overleg met de Groep ruimtevaartbeleid op hoog niveau, kosteneffectieve scenario's in kaart te brengen om de organisatie van de ruimteactiviteiten in Europa in de toekomst te optimaliseren en de aanzet te geven tot een brede evaluatie ervan waarbij, rekening houdend met alle relevante factoren, een vergelijking met de huidige processen zal worden gemaakt. De Ruimteraad verzoekt het gezamenlijk secretariaat verslag uit te brengen over de resultaten van deze evaluatie.

6-7.VI.2005
9501/05 (Presse 133) 20
NL
DIVERSEN

- SOLVIT
De Raad heeft nota genomen van de informatie van de heer Charles McCreevy, Commissielid verantwoordelijk voor de interne markt en diensten, betreffende het verslag van de Commissie over de werking van het SOLVIT-netwerk voor probleemoplossing in de interne markt. Het SOLVIT-netwerk is in juli 2002 opgestart om burgers en ondernemingen te helpen bij het regelen van problemen die voortspruiten uit een slechte toepassing van de communautaire wetgeving. Wanneer een burger of een onderneming moeilijkheden ondervindt om zijn of haar rechten te doen eerbiedigen op de interne markt, kan hij/zij zich tot het SOLVIT-centrum van zijn lidstaat wenden, dat de kwestie doorspeelt aan zijn equivalent in het land waar het probleem zich heeft voorgedaan. De twee centra werken dan samen om binnen een termijn van tien weken een oplossing te vinden.
Dit netwerk heeft in 2004 289 gevallen behandeld, zijnde 72% meer dan in 2003. Volgens het verslag van de Commissie wordt voor vier van de vijf kwesties een oplossing gevonden. De uitdaging is nu SOLVIT beter bekend te maken als snel en gratis alternatief voor rechtbanken. De heer McCreevy heeft tijdens zijn uitleg ook onderstreept dat het voor de goede werking van het systeem belangrijk is dat de lidstaten hun SOLVIT-centra van de benodigde menselijke en financiële middelen voorzien.

- Toekomstig programma voor communautaire actie op het gebied van volksgezondheid en consumentenbescherming (2007-2013)
De Raad heeft nota genomen van de schriftelijke toelichting van de heer Markos Kyprianou, Commissielid voor gezondheid en consumentenbescherming, op het nieuwe voorstel betreffende het communautair actieprogramma, waarbij de acties op het gebied van gezondheid en consumentenbescherming voor de periode 2007-2013 in één enkel programma worden samengebracht.
6-7.VI.2005
9501/05 (Presse 133) 21
NL

- Situatie in de visverwerkende industrie
Op verzoek van de Deense delegatie heeft de Raad een kort debat gehouden over de gevolgen van de Verordening van de Commissie van 27 april 2005 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op de invoer van gekweekte zalm uit Noorwegen1 voor de visverwerkende industrie van de lidstaten.

- Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende een specifieke procedure voor de toelating van onderdanen van derde landen met het oog op wetenschappelijk onderzoek Op verzoek van de Nederlandse delegatie heeft de Commissie de Raad in kennis gesteld van de stand van zaken met betrekking tot het voorstel voor een richtlijn en twee voorstellen voor aanbevelingen tot vergemakkelijking van de toelating van onderdanen van derde landen tot de Europese Gemeenschap met het oog op wetenschappelijk onderzoek.
1 PB L 104 van 23.4.2005, blz. 5.
6-7.VI.2005
9501/05 (Presse 133) 22
NL
ANDERE GOEDGEKEURDE PUNTEN
ONDERZOEK
Overeenkomst voor wetenschappelijke en technologische samenwerking EU-Brazilië De Raad heeft een besluit aangenomen houdende goedkeuring van een Overeenkomst voor wetenschappelijke en technologische samenwerking tussen de EU en Brazilië, die is ondertekend op 19 januari 2004 (8702/05, 11680/03).
Deze overeenkomst strekt tot bevordering, ontwikkeling en vergemakkelijking van samenwerkingsactiviteiten op gebieden van gemeenschappelijk belang door activiteiten op het gebied van onderzoek en wetenschappelijke en technologische ontwikkeling uit te voeren of daartoe bij te dragen.
INTERNE MARKT
Erkenning van beroepskwalificaties
De Raad heeft een richtlijn aangenomen betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (zie persmededeling 9775/05 Presse 137).
GEMEENSCHAPPELIJK BUITENLANDS EN VEILIGHEIDSBELEID

Bestrijding van het terrorisme - Beperkende maatregelen jegens bepaalde personen en entiteiten
De Raad heeft de lijst geactualiseerd van personen, groepen en entiteiten waarop de beperkende maatregelen (bevriezing van de tegoeden, financiële activa of andere economische middelen en politiële en justitiële samenwerking tussen de lidstaten) in het kader van de bestrijding van het terrorisme van toepassing zijn; deze maatregelen zijn in december 2001 ingevoerd. De lijst was voor het laatst geactualiseerd op 14 maart 2005 (zie persmededeling 6199/05). 6-7.VI.2005
9501/05 (Presse 133) 23
NL
Hiertoe heeft hij twee wetsbesluiten aangenomen:

- Een gemeenschappelijk standpunt inzake de actualisering van Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB1 van 27 december 2001 en houdende intrekking van Gemeenschappelijk Standpunt 2005/220/GBVB van 14 maart 2005;
- Een besluit tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 2580/20012 inzake specifieke beperkende maatregelen en tot intrekking van Besluit 2005/221/EG. De bijgewerkte lijst is bekendgemaakt in het Publicatieblad L 144 van 8 juni 2005. De groep "Lashkar e Tayyaba (LET)/Pashan-e-Ahle Hadis" is van de lijst afgevoerd, in aansluiting op het besluit van 2 mei 2005 van het sanctiecomité van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties om deze groep op te nemen in de lijst die is opgesteld uit hoofde van Resolutie 1267 (1999)
- personen of entiteiten die behoren tot of geassocieerd zijn met de Taliban en de organisatie Al Qa'ida.
Uit hoofde van dit besluit van 2 mei 2005 is deze zelfde groep op 11 mei jongstleden bij Verordening (EG) nr. 717/2005 van de Commissie3 opgenomen in de lijst van personen en entiteiten die banden hebben met Osama bin Laden, het Al Qa'ida-netwerk en de Taliban, voor wie uit hoofde van Verordening (EG) nr. 881/20024 maatregelen inzake bevriezing van economische middelen gelden.
De lijst in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 881/2002 wordt namelijk regelmatig bijgewerkt om rekening te houden met de aanpassingen die door het sanctiecomité van de Verenigde Naties worden aangebracht in het kader van Resolutie 1267 (1999). BUITENLANDSE BETREKKINGEN
Steun aan het Internationaal Straftribunaal voor het voormalige Joegoslavië - Beperkende maatregelen
De Raad heeft een besluit aangenomen houdende wijziging van de in de bijlage bij Gemeenschappelijk Standpunt 2004/694/GBVB opgenomen lijst van personen die door het Internationaal Straftribunaal voor het voormalige Joegoslavië (ICTY) in staat van beschuldiging zijn gesteld en van wie de geldmiddelen en tegoeden zijn bevroren (9012/05). Ingevolge de overbrenging van de heren Vujadin Popovic en Nebojsa Pavkovic naar de detentiefaciliteiten van het ICTY en de aanneming door het ICTY van een beschikking waarbij toestemming wordt verleend de akte van beschuldiging tegen de vermoedelijk overleden Goran Borovnica in te trekken, zijn de namen van deze drie personen van de lijst afgevoerd.
1 PB L 344 van 28.12.2001, blz. 93. Gemeenschappelijk standpunt, laatstelijk gewijzigd bij Gemeenschappelijk Standpunt 2004/500/GBVB van 17 mei 2004 (PB L 196 van 3.6.2004, blz. 12).
2 PB L 344 van 28.12.2001, blz. 70.

3 PB L 121 van 13.5.2005, blz. 62.

4 PB L 139 van 29.5.2002, blz. 9.
6-7.VI.2005
9501/05 (Presse 133) 24
NL
HANDELSBELEID
Wereldhandelsorganisatie: Multichip geïntegreerde schakelingen De Raad heeft de Commissie gemachtigd om met de Verenigde Staten, Japan, Korea en Chinees Taipei te onderhandelen over een overeenkomst inzake de behandeling vrij van rechten van multichip geïntegreerde schakelingen.
Antidumping - Vietnam, Pakistan en de Filipijnen - Fluorescerende lampen De Raad heeft een verordening aangenomen tot uitbreiding van de definitieve antidumpingmaatregelen die bij Verordening (EG) nr. 1470/2001 werden ingesteld op geïntegreerde elektronische compacte fluorescentielampen uit China, tot hetzelfde product dat vanuit Vietnam, Pakistan en de Filippijnen wordt verzonden (9019/05). ECONOMISCHE EN FINANCIËLE ZAKEN
Kortetermijnbedrijfsstatistieken*
De Raad heeft een verordening ter verbetering van de kortetermijnstatistieken van de ondernemingen in de EU aangenomen (PE-CONS 3606/05 en 8755/05 ADD 1). De verordening voorziet met name in de uitwerking van een indexcijfer van de invoerprijzen voor industriële producten en een indexcijfer van de afzetprijzen voor diensten. Ze voorziet eveneens in de uitwerking van een aantal belangrijke economische indicatoren volgens een hogere frequentie en in een snelle overmaking daarvan.
De kortetermijnstatistieken verschaffen de Europese Centrale Bank de informatie die zij nodig heeft om het monetair beleid te voeren. De verordening vloeit voort uit het actieplan over de statistische vereisten van de Economische en Monetaire Unie, waarin werd onderstreept dat de statistieken in het kader van Verordening (EG) nr. 1165/98 moeten worden verbeterd; deze verordening wordt derhalve aldus gewijzigd.
6-7.VI.2005
9501/05 (Presse 133) 25
NL
VERVOER
Verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van trans-Europese netwerken
De Raad heeft een verordening aangenomen tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2236/95 van de Raad tot vaststelling van de algemene regels voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van trans-Europese netwerken (3615/05, 8757/05 ADD 1). In de huidige verordening wordt het plafond voor de financiering door de Gemeenschap van projecten in de telecommunicatiesector verhoogd tot 30%. Verordening (EG) nr. 2236/95 beperkt het totale bedrag van de communautaire steun voor projecten op het gebied van telecommunicatie tot ten hoogste 10% van de totale investeringskosten. Aangezien de kosten van een voorbereidende studie voor een dienst in de telecommunicatiesector een groot deel van de vereiste totale investering voor het opzetten van de dienst vertegenwoordigen, is dit percentage onvoldoende om het opzetten van diensten, dat een grote bijdrage levert aan de ontwikkeling van de informatiemaatschappij, te stimuleren

We t s t r a a t 1 7 5 B - 1 0 4 8 B R U S S E L T e l . : + 3 2 ( 0 ) 2 2 8 5 6 2 1 9 / 6 3 1 9 F a x : + 3 2 ( 0 ) 2 2 8 5 8 0 2 6 press.office@consilium.eu.int http://ue.eu.int/Newsroom