Ministerie van Buitenlandse Zaken

Gemengde Commissie 'Sturing EU-aangelegenheden'

Eindrapport Programma Andere Overheid

Den Haag

Rijksbrede takenanalyse

7 juni 2005

Inhoud:

Inleiding en samenvatting

I. Aandachtspunten in de huidige coördinatiestructuur
1.1 De structuur van de coördinatie
1.2 De coördinatie in fasen

1.2.1 De fase vooraf; informatiestroom en netwerken
1.2.2 De fase na introductie van voorstellen tot beleid of regelgeving (BNC-fase)
1.2.3 De fase van onderhandeling in werkgroepen en comités; uitzondering op decentrale coördinatie
1.2.4 De fase van onderhandeling in Coreper en de rol van het PV-instructie overleg
1.2.5 De fase van onderhandeling in De Raad en de rol van de Coördinatie Commissie
1.3 Additionele coördinatiegremia: de CoCoHan en de REIA/EA
1.4 Voorbereiding van de Europese Raad

1.5 Informele kanalen

1.6 De fase achteraf; implementatie

II. (Te verwachten) ontwikkelingen en de gevolgen voor de EU-coördinatie


2.1 Uitbreiding van het aantal lidstaten

2.2 Het Grondwettelijk Verdrag / Institutionele verhoudingen
2.3 De verhoudingen in Nederland

2.4 Verbreding en verdieping van EU-beleidsterreinen

III. Aanbevelingen


3.1 Meer strategische standpuntbepaling
3.2 Meer invloed in het voortraject
3.3 Een meer (pro)actieve coördinatiepraktijk 3.4 Beter betrokken, beter opererende vakdepartementen en decentrale overheden 3.5 Meer oog voor de juridische aspecten van EU-beleid en regelgeving alsmede voor de uitvoering daarvan 3.6 Een breed opgezet 'Europees' personeelsbeleid

Bijlagen:
A.Overzicht coördinatie van onderhandelingen in werkgroepen B.Samenstelling Gemengde Commissie
C. Geraadpleegde literatuur / bronnen

Inleiding

De Gemengde Commissie 'Sturing EU-aangelegenheden' is ingesteld in het kader van de rijksbrede takenanalyse van het Programma Andere Overheid. De rijksbrede takenanalyse richt zich op negen thema's die de grenzen van de individuele departementen overstijgen en heeft als doel het vergroten van de interne efficiency en de externe effectiviteit van de overheid. Voor elk van de negen thema's is een Gemengde Commissie samengesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van buiten en binnen de overheid. De vraagstelling die de Gemengde Commissie 'Sturing EU-aangelegenheden' meekreeg luidt: "Hoe kan Nederland zich beter organiseren om efficiënter en effectiever te zijn in de EU?" Om deze vraag te kunnen beantwoorden heeft de Gemengde Commissie onderzocht hoe het Nederlandse EU-beleid tot stand komt, wordt gecoördineerd en gerealiseerd. Zij heeft daarbij specifiek gekeken naar de structuur van de beleidscoördinatie en de efficiëntie en effectiviteit van de verschillende bestuursinstanties. De samenhang en de samenwerking zowel tussen de bestuurslagen als daarbinnen zijn geanalyseerd. Tevens is aandacht besteed aan de te verwachten veranderingen in de komende jaren, de trends en de eisen die gesteld worden aan de te maken keuzes ten behoeve van snel en slagvaardig optreden in de Europese Unie.

Samenvatting

De Gemengde Commissie is van opvatting dat de coördinatie van het Nederlands EU-beleid redelijk goed functioneert. Er zijn echter wel punten waarop de bestaande centrale en decentrale coördinatie kan worden verbeterd. De belangrijkste mogelijkheden daartoe liggen bijvoorbeeld op het vlak van strategische standpuntbepaling en vroegtijdige politieke sturing. Gezien de ontwikkelingen die de Europese Unie doormaakt is de verwachting dat steeds hogere eisen aan het Nederlands opereren in de Unie worden gesteld. Wil Nederland een rol van betekenis blijven spelen dan is het noodzakelijk om de bestaande coördinatie op de in dit rapport genoemde punten te optimaliseren. Voor een deel liggen de mogelijkheden daartoe in een beter gebruik van de bestaande coördinatiemechanismen, voor een ander deel dienen deze te worden aangepast.

De Gemengde Commissie onderschrijft hiermee de analyse van andere onderzoeken en komt tot aanbevelingen die in het laatste hoofdstuk in praktische suggesties zijn uitgewerkt. De belangrijkste aanbevelingen en suggesties staan hieronder beknopt weergegeven.

Meer strategische standpuntbepaling

· Een EU-paragraaf in het regeerakkoord waarin de hoofdlijnen en prioriteiten van het EU-beleid helder worden uiteengezet · Een jaarlijks debat met de Kamer aan de hand van de "Staat van de Unie" · Regelmatige toezending aan de Kamer van aanvullende beleidsnotities, met de uitdrukkelijke uitnodiging hierover van gedachten te wisselen. · Bijdrage van alle bewindslieden aan jaarlijkse gedachtewisseling over het EU-beleid tussen de overheid en maatschappelijke geledingen · Tijdige politieke sturing van de inzet in onderhandelingen met grote gevolgen voor Nederland

Meer invloed in het voortraject

· BZ legt voor eind 2005 een voorstel aan de REIA/EA voor ter verbetering van de informatiestroom over ontwikkelingen in het voortraject. · Over politieke en ambtelijke interventies ter beïnvloeding van beleid of regelgeving in het voortraject b.v. bij de Europese Commissie wordt goed gerapporteerd

Een meer (pro)actieve coördinatiepraktijk

· Aan het begin van het traject van onderhandeling wordt voor onderwerpen met grote gevolgen voor Nederland (b.v. financieel, wetgeving, uitvoering) een impactstudie uitgevoerd. · Op basis van deze impactstudie wordt aan de REIA/EA een standpuntverkennende notitie voorgelegd met opties voor de Nederlandse inzet. Bij de afweging betrekt de REIA het krachtenveld, de mogelijke coalities, uitruilmogelijkheden etc. De sturing van de REIA betreft in ieder geval het onderhandelingsdoel en de rode lijnen. · Deze sturing wordt vertaald in een kaderinstructie die de gewenste uitkomst en de rode lijnen bevat en die wordt vastgesteld door de ministerraad. Kaderinstructies kunnen alleen op politiek niveau worden bijgesteld. · De inzet in en het verloop van onderhandelingen dient op alle niveau's volledig transparant te zijn. · Daartoe wordt onder beheer van BZ een beveiligd electronisch 'prikbord' ingesteld dat per onderwerp alle agenda's, relevante documenten, instructies en verslagen bevat. · In de BNC en de Coördinatie Commissie wordt regulier aandacht besteed aan de voortgang van onderhandelingen. Waar nodig wordt de ministerraad geïnformeerd. · De REIA/EA past de bestaande interdepartementale werkafspraken over de EU-coördinatie aan het bijgestelde systeem aan.

Beter betrokken, beter opererende vakdepartementen en decentrale overheden

· Voor zover nog niet geregeld stellen bewindslieden per departement een DG verantwoordelijk voor EU-aangelegenheden. Deze DG neemt in beginsel deel aan het overleg in de de CoCoHan. · EU-eenheden bij departementen en decentrale overheden dienen te worden versterkt, evenals hun inbreng in de BNC. Veel aandacht voor EU-kennis en vaardigheden. · De intra- en interbestuurlijke terugkoppeling moet beter. De reeds bestaande praktijk van interbestuurlijke dossierteams wordt uitgebreid. Deze teams worden betrokken bij o.m. de opstelling van impactstudies over 'grote' onderwerpen en bij de monitoring van de voortgang van onderhandelingen. · De samenwerking in Brussel tussen VNG, IPO en PVEU kan worden geïntensiveerd door IPO en VNG uit te nodigen voor regelmatig overleg met de PVEU.

Meer oog voor juridische aspecten en de uitvoering van beleid en regelgeving

· Reeds bij de eerste standpuntbepaling dienen juridische- en uitvoeringsaspecten te worden meegewogen en te worden opgenomen in de instructies voor onderhandelaars. · Waar nodig wordt tijdig juridische expertise bij de onderhandelingen betrokken. · Indien voornemens voor beleid of regelgeving het voor Nederland uitveorbare dreigen te overschrijden wordt in een zo vroeg mogelijk stadium op het geëigend niveau door Nederland geïntervenieerd.

Een breed opgezet Europees personeelsbeleid

· Meer detacheringen bij EU-instellingen, daartoe per departement doelen stellen. · Formulering van rijksbreed personeelsbeleid, in het bijzonder een passend terugkeerbeleid voor gedetacheerden en een goede loopbaanbegeleiding. · Uitvoering van de voorstellen van de Hoogambtelijke Werkgroep EU-(top)benoemingen; o.m. meer benoemingen op 'lagere' niveaus. · Structureel aanbod van opleidingen en seminars voor alle niveaus · Voortzetting van trainingen voor het toelatingsexamen van EU-instellingen ('concours') · Instelling van een 'Europa-klasje' en opzetten van een systeem van personeelsroulatie tussen departementen.

+++

Zie het origineel