Procescommissie Evaluatie Schiphol presenteert eerste adviezen

16.06.2005 / 09:33 / Rubriek: Binnenland / Organisatie: Procescommissie schipholbeleid

Den Haag, 16 juni 2005-06-15

De Procescommissie Evaluatie Schipholbeleid heeft vanochtend tijdens een persconfe-rentie in Nieuwspoort de eerste adviezen die aan het Ministerie van Verkeer en Waterstaat zijn uitgebracht openbaar gemaakt. Hieronder volgt een samenvatting van de verklaring die Prof dr Wim Derksen, voorzitter van de Commissie, heeft uitgesproken.

Algemeen beeld
De procescommissie heeft het kabinet ten eerste aandacht gevraagd voor het wan-trouwen dat tussen alle partijen in het debat over Schiphol is gegroeid. Ook het beeld over de betrouwbaarheid van de overheid heeft de afgelopen periode onmiskenbaar schade opgelopen. Het onderlinge wantrouwen legt een ernstig beslag op het Schipholdossier. Als gevolg daarvan overheerst bij velen reeds bij voorbaat scepsis over de uitkomsten van de evaluatie. De Procescommissie ziet het als haar opdracht te voor-komen dat de evaluatie al bij voorbaat door betrokkenen wordt gediskwalificeerd. Ten tweede heeft de commissie op het gevaar gewezen dat nieuw onderzoek niet de dialoog zal steunen maar er eerder voor zal zorgen dat partijen verder uit elkaar ko-men te staan. In een zo complex dossier als het onderhavige, waarin zoveel partijen met verschillende belangen en percepties een rol spelen, kan het een valkuil zijn om te trachten 'objectiverend' de effectiviteit van het beleid te meten. Gevolg zal eerder zijn dat de uitkomsten van dergelijk onderzoek niet door anderen worden gedragen. Om die reden beveelt de Procescommissie aan een breed evaluatieonderzoek te doen uitvoeren dat tegemoet komt aan de verwachtingen van alle betrokkenen en waarmee het wantrouwen van betrokkenen kan worden weggenomen. Nadrukkelijk moet wor-den voorkomen dat de overheid zijn eigen evaluatie uitvoert, waarin de andere partij-en zich straks niet kunnen herkennen. Ten derde acht de Procescommissie het goed om bij de evaluatie nadrukkelijk de perceptie van geluidsbelasting als beleving van hinder mee te nemen. Geluidsoverlast leidt gemakkelijk tot een technocratische verhandelingen, maar beleving is voor velen die in het debat betrokken zijn, de realiteit waarmee men te maken heeft. De ge-luidsbeleving is de afgelopen jaren een belangrijke bron van conflicten en daaruit voortvloeiend wantrouwen geweest, niet alleen omdat het geproduceerde geluid niet werkelijk wordt gemeten, maar wordt berekend, maar ook omdat een deel van het geproduceerde geluid buiten beschouwing wordt gelaten.

Over de motie Baarda
De commissie is van oordeel dat de gelijkwaardigheidtoets zoals die momenteel wordt uitgevoerd, voldoet aan hetgeen de Eerste Kamer indertijd in de motie Baarda heeft gevraagd. Dat er niettemin veel discussie bestaat over de inhoud van de motie Baar-da moet worden toegeschreven aan de suggesties die bij het indienen van de motie zijn gewekt. In een poging de betrouwbaarheid van de overheid in het Schipholdebat te vergroten lijken de indieners met hun motie eerder het tegendeel te hebben bereikt. De uitvoering van de motie Baarda dreigt een nieuw kristallisatiepunt van wan-trouwen in het Schipholdossier te worden. De commissie beveelt alle betrokkenen aan niet alle energie te steken in de exegese van de motie Baarda, maar vooral te onder-zoeken met welke termen een debat gevoerd kan worden dat leidt tot een verbetering van het stelsel met betrekking tot Schiphol.

Over de onderzoeksagenda
Het is de vraag of alle onderzoeksvragen überhaupt in zo korte tijd kunnen worden beantwoord op een manier die wetenschappelijk verantwoord is en bovendien voor gedragen kennis zorgt. De commissie schat in dat de planning van onderdelen van de onderzoeksagenda zo krap is, dat deze niet gehaald kan worden. Het is daarnaast de vraag of de verkregen informatie niet zo omvangrijk en gedetail-leerd zal zijn, dat het moeilijk wordt om straks door de bomen het bos te zien en om alle betrokkenen het vertrouwen te geven dat op zorgvuldige wijze onderzoek is ge-daan en dat dit onderzoek een goede basis is voor verder beleid. Daarnaast ligt in de onderzoeksagenda de nadruk op 'terugblikken'. De procescom-missie vraagt zich af of dit een vruchtbare basis biedt voor het doen van voorstellen voor toekomstig beleid. Onderzoek moet er op gericht zijn ofwel bouwstenen aan te dragen voor zinvol debat en verantwoorde keuzes ofwel die ficties, mythen en onjuis-te voorstellingen van zaken te ontkrachten die de kwaliteit van debat en besluitvor-ming nadelig beïnvloeden. Tot slot constateert de Procescommissie dat in de onderzoeksagenda kritische, lastige vragen ontbreken, terwijl het stellen daarvan de kwaliteit van de evaluatie ten goede zou kunnen komen.


-0-0-0-

De adviezen zijn integraal beschikbaar op de website van de commissie: www.procescommissieschiphol.nl