Ministerie van Verkeer en Waterstaat

Mr. J.W. Beyenlezing van de minister van Verkeer en Waterstaat, Karla Peijs: Mobiliteit en duurzaamheid in Europees perspectief, in Zeist op zaterdag 18 juni 2005 om 10.10 uur.

(Alleen de uitgesproken tekst geldt)

Dames en heren,

Toen ik in 1996 het initiatief nam voor de Beyenlezing kon ik alleen maar hopen dat iemand het stokje over zou nemen als ik het uit handen moest geven. Corien Wortmann heeft dat gelukkig gedaan. En ze is ook nog zo goed geweest om mij als spreker actief bij deze traditie te blijven betrekken. Corien, daarvoor veel dank. Ik voel me vereerd.

Ik ben al jaren een grote fan van Beyen. Al in de begintijd van de Europese samenwerking - toen die nog alleen over kolen en staal ging
- begreep Beyen als geen ander dat de toekomst van Nederland voor een belangrijk deel in Europa lag. Zijn uitgangspunt was dat Europese integratie zonder een brede gemeenschappelijke markt een illusie was. Er loopt dan ook een rechte lijn tussen het plan-Beyen uit 1952, het verdrag van Rome uit 1957, de oprichting van de EEG en zelfs het verdrag van Maastricht en de euro. Beyen was in zijn tijd behoorlijk revolutionair als het over Europa ging. Vergeet niet dat een figuur als Drees vanuit het verzuilde Nederland nog regelmatig op de rem trapte; bang als hij was voor een Vaticaans Europa, waarin de katholieken het voor het zeggen zouden hebben. Beyen - gepokt en gemazeld in het internationale circuit - had een veel bredere blik. Hij zag vooral het gevaar van een Europese samenwerking zonder Nederland. En daar had hij natuurlijk volkomen gelijk in.

Het Europa van Beyen was wel een stuk overzichtelijker dan de huidige Europese Unie. Toen ging het om 6 landen en een beperkt aantal onderwerpen, terwijl de Koude Oorlog zorgde voor duidelijkheid over wie je vrienden waren. Nu zijn er 25 lidstaten en regelt Europa veel meer, terwijl de economie in sneltreinvaart globaliseert, met China en India als aanstormende grootmachten. En ook de politieke verhoudingen zijn natuurlijk veel onzekerder. We hebben elkaar in Europa dus harder nodig dan ooit. Ik blijf het heel jammer vinden dat die boodschap blijkbaar niet overtuigend genoeg is overgekomen bij al die Nederlanders die op 1 juni `nee' hebben gezegd tegen de Grondwet. Maar goed, gedane zaken nemen geen keer. En hoe het ook verder gaat met de Grondwet, de betrokkenheid bij Europa is nu groter dan ooit. Dat is winst en levert in ieder geval een basis op om op verder te bouwen.

Want dat we verder moeten bouwen aan Europa, dat staat voor mij als een paal boven water. Ook voor `duurzaamheid en mobiliteit' - het onderwerp van vandaag - geldt dat geen land het alleen kan. Zeker een klein land als Nederland niet. Nu zou je daar met een blik op de actualiteit cynisch over kunnen doen. Iets in de trant van: `We hebben alleen maar last van de Europese normen voor fijn stof en stikstofdioxide. Omdat we niet op tijd aan die normen kunnen voldoen, gaan infraprojecten niet door en dreigt Nederland op slot te raken. Dus hoezo is het goed als Europa zich hiermee bemoeit?' Mijn antwoord daarop is dat het kortzichtig zou zijn om alleen naar Nederland en alleen naar dit moment te kijken. Het is zoals Jan-Peter Balkenende het pas geleden zei in een toespraak over rentmeesterschap: `In de politiek gaat het niet alleen om het nu. Maar ook om het straks.' Terugvertaald naar het thema van vandaag: `Het Europese luchtkwaliteitsbeleid is nuttig en nodig, omdat slechte luchtkwaliteit aantoonbaar slecht is voor de volksgezondheid.' Daar ligt dus een grote verantwoordelijkheid voor de politiek en zeker voor ons christen-democraten.

Natuurlijk hebben we na de recente uitspraken van de Raad van State een acuut probleem op te lossen. Een probleem waar wij als Nederland als eerste tegenaan liepen, doordat wij in onze wetgeving ruimtelijke ordening en milieu aan elkaar hebben gekoppeld. Inmiddels lopen ook andere lidstaten tegen problemen op, omdat zij ook niet kunnen voldoen aan de norm voor fijn stof, die per 1 januari van dit jaar geldt. Daarmee komen we in ieder geval minder alleen te staan in Brussel. Pieter van Geel komt in het najaar met nieuwe wetgeving om er voor te zorgen dat we toch zo veel mogelijk verder kunnen met het bouwen van wegen, huizen en scholen. Want het kan natuurlijk niet zo zijn dat we in Nederland geen wegen, huizen en scholen meer kunnen bouwen. Nederland mag niet het museum van Europa worden!

Maar wetgeving alleen is niet genoeg. We hebben vooral ook concrete maatregelen nodig. En die zijn gelukkig in aantocht. We hebben daar gisteren na de ministerarad een persconferentie over gegeven. Per 1 juni krijgen kopers van een dieselauto met een roetfilter al 600 euro subsidie. En we hebben als kabinet nog meer in petto: van snelheidsaanpassingen en een verdere vergroening van de belastingen tot stimuleringsregelingen voor schone scheepsmotoren. Ook de auto-industrie realiseert zich dat het alle hens aan dek is. Toyota heeft zijn Prius en Mercedes monteert vanaf nu - in navolging van Peugeot en Citroën - standaard roetfilters op elke dieselauto die de fabriek verlaat.

Dat en meer is allemaal nodig. Maar daar bovenop is er alle reden om in Europa ook nog eens goed te kijken naar de afspraken die we samen gemaakt hebben. Niet omdat Nederlands zich ergens onderuit wil draaien, maar omdat de normen die er liggen op een aantal punten hun doel voorbij schieten. Ik zal me daar - net als Pieter van Geel - sterk voor maken in Brussel. En ik geloof dat we daar ook een goed verhaal bij hebben.

Ten eerste moeten we achteraf constateren dat we een jaar of vijf geleden, bij het vaststellen van de huidige normen, nog te weinig wisten van de technische en financiële haalbaarheid. Nu blijken de kosten om tijdig aan de normen te voldoen veel hoger dan gedacht. De oorspronkelijke raming ging uit van enkele honderden miljoenen euro's voor de hele EU. Dat blijken nu miljarden per lidstaat te zijn. We hebben het dus over uitzonderlijk hoge investeringen in korte tijd. Investeringen die zeker voor een klein en dichtbevolkt land als het onze niet realistisch zijn. Dat is één.

Ten tweede zitten er een paar duidelijke weeffouten in het huidige normenstelsel. Een groot deel van de problemen komt ons letterlijk aanwaaien van buiten de landsgrenzen, bijvoorbeeld uit het Ruhrgebied. Zelf dragen we weer bij aan de luchtproblemen in onze buurlanden. Zo'n probleem kun je niet met alleen nationale en lokale maatregelen oplossen. Dat moet je Europees doen. Ga maar na: Nederland heeft geen eigen auto- of vliegtuigindustrie, waaraan we nationaal eisen kunnen stellen. Iedereen snapt ook dat het onmogelijk is om als Nederland te proberen één kolommetje boven je eigen grondgebied schoon te maken. Bovendien rijden we gewoon in elkaars landen en dat vraagt om een zekere mate van solidariteit met landen die veel internationaal verkeer voor hun rekening nemen. Dat geldt bijvoorbeeld voor Oostenrijk. Maar het geldt ook voor Nederland omdat de haven van Rotterdam nu eenmaal een groot achterland bedient. En ten slotte moeten we ook het beeld relativeren dat het verkeer dé veroorzaker is van alle luchtkwaliteitproblemen. Het verkeer is in Nederland maar verantwoordelijk voor 6 tot 8 procent van al het fijn stof. Ruim 50 procent is van natuurlijke oorsprong, bijvoorbeeld zeezout. En daarvan is het allergrootste deel niet schadelijk voor de gezondheid. Daar kun je als Nederland met de beste wil van de wereld toch niet op afgerekend worden? Er is dus alle reden om in Brussel voor bredere normen te pleiten. Normen die rekening houden met dit soort omstandigheden en die ook beargumenteerd zijn vanuit de bescherming van de gezondheid. Want daar is het toch allemaal om te doen.

Kort gezegd vind ik dus dat we het maximale moeten doen. Maar ik vind ook dat we een beroep mogen doen op de redelijkheid en het gezonde verstand van onze partners. Ik zeg dat met des te meer overtuiging omdat we in het verkeers- en vervoersbeleid duidelijk op de goede weg zijn. Het Europese bronbeleid - dat is een steeds verdere aanscherping van de emissienormen voor nieuwe auto's - werpt echt zijn vruchten af. Ik geef u een paar feiten. Tussen 1990 en 2003 zijn de luchtverontreinigende emissies van het totale wegverkeer met zo'n 30 tot 40 procent afgenomen; ondanks de forse groei van de mobiliteit in diezelfde periode. Benzineauto's zijn nu twintig keer schoner dan pakweg 25-30 jaar geleden. Voor diesels liggen die verhouding nu nog wat ongunstiger. Maar als rond 2010 de Euro-5 norm van kracht wordt, zullen 50 nieuwe dieselauto's net zoveel fijn stof uitstoten als 1 diesel in 1980. Als je deze ontwikkeling extrapoleert en rekening houdt met afschrijvingstermijnen, dan kun je uitrekenen dat het Europese wagenpark zo rond 2030 een near zero emission heeft, zoals dat dan heet.

Dat is dus het perspectief dat Europa ons biedt en ik denk dat het goed is om dat ook eens over het voetlicht te brengen. Je hoort de laatste tijd allerlei cijfers over hoeveel mensen er tien jaar korter leven door slechte luchtkwaliteit. Het kabinet rekent met enkele duizenden mensen, maar het instituut van de volgende spreker heeft ook al een getal van 18.000 genoemd. Dat is een fors verschil. Blijkbaar is er dus nog veel onzekerheid over de cijfers en ik moet u eerlijk zeggen dat ik er alleen al om die reden een beetje huiverig voor ben om getallen te verabsoluteren.

Ik ben geen statisticus en ook geen luchtwetenschapper. Maar wat ik zie, is dat we ergens vandaan komen en ergens naartoe gaan. Leest u er De eeuw van mijn vader van Geert Mak maar op na. Aan het begin van de 20e eeuw zag een stad als Schiedam letterlijk zwart van het roet van de lokale industrie en werd de gemiddelde Nederlander ongeveer 50 jaar oud. Niemand kan ontkennen dat er sinds die tijd veel ten goede is gekeerd, ondanks de adembenemende groei van de bevolking, de economie én de mobiliteit in de 20^e eeuw. Nogmaals: daarmee wil ik geen problemen wegredeneren. Maar wat ik wel wil aangeven, is dat er ook reden is voor optimisme simpelweg omdat de techniek niet stilstaat.

Nu zou ik u heel gemakkelijk kunnen overdonderen met een hele stapel afkortingen van Europese innovatieprogramma's, gericht op een duurzamer verkeer en vervoer in de toekomst. Ik zal dat niet doen, maar ik geef u wel twee voorbeelden. Vorig jaar heb ik tijdens het Nederlandse voorzitterschap, samen met Pieter van Geel en Laurens Jan Brinkhorst, een drukbezochte conferentie georganiseerd onder de titel Energy in Motion. Daar ging het onder andere over de auto's van de toekomst, aangedreven door biobrandstoffen en waterstof. We hebben het overigens nauwelijks over de techniek gehad. Daar gaat de overheid niet over. Maar we gaan wel over de vraag hoe we ervoor kunnen zorgen dat allerlei innovaties sneller en sterker op de markt kunnen komen. Over de voorwaarden dus.

In Nederland zijn we hiermee verder gegaan door een Platform Duurzame Mobiliteit op te richten. Daarin werken overheid en grote marktpartijen als Shell, BP en Toyota, samen om er voor te zorgen dat die innovaties zo snel mogelijk op de markt komen. Europees doen we hetzelfde door middel van het zogeheten ERA-NET. In ERA-NET werkt Nederland sinds kort met een aantal landen samen aan een betere agenda voor het transportonderzoek. Alternatieve brandstoffen en de marktintroductie van schone voertuigen staan daar als gevolg van Energy in Motion hoog op de agenda.

Het tweede voorbeeld wat ik wil noemen is ISA, de Intelligente Snelheidsassistent. In de kern gaat het hier om een automatische snelheidswaarschuwing met behulp van satellieten. Met ISA weet een bestuurder dus op elk moment hoe hard hij mag rijden. Dat is goed voor het milieu, maar vooral ook voor de verkeersveiligheid. Ik vind het belangrijk om dat ook even te noemen, want duurzaamheid heeft meer gezichten dan alleen luchtkwaliteit. ISA klinkt futuristisch, maar is hard op weg werkelijkheid te worden. In Europa en in Nederland wordt er nu al zo lang aan gewerkt, dat Nederland en aantal Scandinavische landen op het punt staan om ermee te beginnen. De bestelwagens zijn het eerst aan de beurt. Voor deze categorie wil ik ISA meteen koppelen aan de automatische snelheidsbegrenzer en een boordcomputer die het rijgedrag registreert. Werkgevers weten dan hoe hun werknemers zich op de weg gedragen. Vooralsnog is het gebruik van ISA vrijwillig, maar ik sluit maandag wel een convenant over dit hele pakket met de koepelorganisaties uit de transportwereld. En onder het motto `verbeter de wereld, begin bij jezelf' krijgen in ieder geval alle bestelauto's van Verkeer en Waterstaat een Intelligente Snelheidsassistent en een begrenzer.

Dames en heren,

De bottom line van mijn verhaal is dat duurzame mobiliteit zonder Europese samenwerking een illusie is. Met een Europese inzet zijn er echter wel degelijk kansen op een schone toekomst. Dat gaat niet zonder slag of stoot en het zal ongetwijfeld gepaard gaan met moeilijke keuzes, maar dat is een open deur. Mijn grote held Beyen heeft schrijft het in zijn memoires uit 1968 als volgt: `Les rèves d'aujourdhui, sont les réalités de demain.' Beyen had het hier over het grote Europese project, maar deze stelling is bij uitstek ook van toepassing op het thema van vandaag. Duurzame mobiliteit in Europa is geen onvervulbare droom, maar een reëel perspectief. Het is aan ons om de weg daar naartoe op een ambitieuze en tegelijkertijd realistische manier te bewandelen.

Dank u wel.