Socialistische Partij

Te veel beleidsonderzoek onderwijs

22-06-2005 * In het onderwijs zien we door de bomen het bos niet meer. Er wordt zoveel onderzoek gedaan naar het onderwijs dat politici en schoolbestuurders geen helder beeld meer hebben van de kwaliteit van het onderwijs. Laat staan leraren en ouders. Dit stelde Ronald van Raak gisteren in een beleidsdebat in de Eerste Kamer.

In januari liet de Groningse onderwijskundige Greetje van der Werf in haar oratie zien hoe veel onderzoek er wordt gedaan naar het onderwijs, maar ook hoe weinig we eigenlijk weten. Grote vernieuwingen in het onderwijs, zoals het studiehuis en het 'nieuwe leren', zijn volgens haar niet empirisch onderbouwd, door docenten niet goed uitgevoerd en voor leerlingen geen verbetering. De Amsterdamse historicus Piet de Rooy liet in de Kohnstamm lezing van 2003 zien hoe het onderwijs verstrikt is geraakt in cijfers. En hoe veranderingen zich grotendeels afspelen buiten het gezichtsveld van leraren en ouders.

In het beleidsonderzoek is volgens Van Raak sprake van een verschil tussen kwantiteit en kwaliteit. We weten wat onderwijs kost, hoeveel scholen we hebben, hoeveel onderwijzers daar werken en hoeveel kinderen zij opleiden. Op de kwaliteit heeft de Kamer echter veel minder zicht. De grote hoeveelheid onderzoeken ontneemt volgens hem het zicht op de werkelijkheid: universiteiten doen onderzoek, de Onderwijsraad, de Onderwijsinspectie, het Sociaal en Cultureel Planbureau, de Stichting Leerplanontwikkeling, het Cito, het Katholiek Pedagogisch Centrum, Research en Beleid, de ATW-raad, het NWO, TNO, de SER en nog veel meer. Daarnaast zijn er nog een aantal internationaal vergelijkende onderzoeken. Er is sprake van een enorme productie aan deelonderzoeken, maar de beelden die dat oplevert zijn lang niet altijd helder. De vraagstellingen zijn zeer uiteenlopend, de methodologie is niet altijd aan de maat en uit soortgelijk materiaal worden soms verschillende conclusies getrokken.

Ronald van Raak Van Raak: 'Beleidsmakers en beleidsonderzoekers houden elkaar in een greep. Enerzijds is het onderzoek veel te vergruisd om een helder beeld van de kwaliteit van het onderwijs mogelijk te maken. Anderzijds houden beleidsmakers het onderwijs in een permanente staat van verandering, wat het werk van onderzoekers nagenoeg onmogelijk maakt. Ik denk niet dat onderwijsonderzoekers het verkeerd bedoelen, in tegendeel. Maar op het moment dat in het onderwijs vernieuwing op vernieuwing wordt gestapeld is het voor hen onmogelijk om langdurig onderzoek te doen, om parameters gelijk te houden en inzicht te krijgen in de ontwikkeling van het beleid.'

Op verzoek van de SP-fractie in de Eerste Kamer maakt minister Van der Hoeven een inventarisatie van het beleidsonderzoek dat in haar opdracht wordt gedaan en de kosten die daaraan verbonden zijn.