Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

CPB Notitie

Nummer : 2005/24
Datum : 21 juni 2005
Aan : SZW
Rentehobbel bij 5-jaarsperiode van eigenrisicodragen in

de WGA

Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft dinsdag 21 juni 2005 het CPB een aantal aanvullende vragen omtrent de rentehobbel in de WGA gesteld. De bijlage bij de brief van SZW met de inzichten van SZW omtrent de rentehobbel is aan deze notitie toegevoegd. Onderstaand een reactie op het verzoek van SZW.

Bij 30% eigenrisicodragers en een periode van eigenrisicodragen (en premiedifferentiatie) in de WGA van 5 jaar in plaats van 10 jaar bedraagt de netto rentehobbel volgens schatting van het CPB gecumuleerd ca. 500 mln euro. In 2006 bedraagt de netto rentehobbel circa 180 mln euro. De CPB-ramingen (zie onderstaande tabel) liggen dus iets onder de ramingen zoals door SZW gepresenteerd in de laatste kolom van tabel 1 van de brief van 21 juni jl. Uitgaande van een opslag van 60% zoals door de heer Kist geadviseerd bedraagt de zogenoemde Kist-opslag dan 0,2% van de loonsom.
Tabel 1 Netto rentehobbel bij 30% eigenrisicodragers bij wetsvoorstel respectievelijk eigenrisicoperiode van 5 jaar
Variant Wetsontwerp WIA Eigenrisicoperiode in WGA 5 jaar

mln euro

2006 260 180 2007 200 130 2008 150 90 2009 130 60 2010 100 40 2011 80 - 2012 60 - 2013 40 - 2014 20 - 2015 10 -

Totaal 1040 500


---

SZW wijst terecht op de uitvoeringstechnische vereenvoudiging voor het UWV zodat enige besparing op de uitvoeringskosten mogelijk is. Daartegenover merkt het CPB op dat door de verkorting van de periode van premiedifferentiatie in de WGA de zogenoemde Pemba-prikkel vermindert. Hierdoor zal het WIA-bestand structureel iets toenemen ten opzichte van de eerdere berekeningen in CPB Memorandum no. 114.1 Bovendien zal de WGA-verzekering voor private verzekeraars onaantrekkelijker worden, omdat enerzijds de potentiële markt verder vermindert en anderzijds omdat het WW-deel van de verzekering relatief groter wordt.


1 Het gaat om circa 5000 uitkeringsjaren ofwel circa 1% van het totale WIA-bestand. De collectieve uitgaven en lasten komen hierdoor structureel circa 80 mln euro hoger uit per jaar. Het effect op de instroom is marginaal en beïnvloedt de rentehobbel niet.

2

Bijlage SZW-analyse van rentehobbel varianten WGA

Volgens het wetsvoorstel WIA wordt voor de WGA een systematiek voor
eigenrisicodragen (en premiedifferentiatie) toegepast waarbij voor een periode van in totaal 10 jaar de uitkeringen worden toegerekend. Deze systematiek levert, afhankelijk van de verwachte instroom in de WGA en het verwachte aandeel eigenrisicodragers voor de WGA, een rentehobbel op als gevolg van de overgang van omslagfinanciering naar rentedekking. Donderdag 16 juni heeft het CPB een plausibiliteitstoets uitgebracht op de inzichten van SZW in de omvang van de rentehobbel bij de eigenrisicoperiode van 10 jaar en de door SZW berekende verdeling van die rentehobbel in de tijd.

De netto rentehobbel die het CPB het meest plausibel acht (waarbij 30% van de werkgevers kiest voor eigenrisicodragen) wordt beschreven in kolom 1 van de onderstaande tabel. Daarnaast is het denkbaar om de periode van
eigenrisicodragen (en premiedifferentiatie) te beperken tot 5 jaar en de uitkeringsstructuur van de WGA verder ongewijzigd te laten. Voor de
rentehobbel in dat geval wordt verwezen naar de tweede kolom.

Tabel 1: Rentehobbel per jaar (* 1 miljoen) bij verschillende WGA-varianten

Variant Wetsvoorstel Eigenrisico 5
jaar
2006 260 205
2007 200 150
2008 150 110
2009 130 75
2010 100 50
2011 80 -
2012 60 -
2013 40 -
2014 20 -
2015 10 -
Totaal 1040 590

De variant met een kortere eigenrisicoperiode is uitvoeringstechnisch
eenvoudiger. Hoe langer de eigenrisicoperiode, hoe moeilijker het immers wordt om lasten toe te rekenen aan individuele werkgevers, omdat naarmate er meer tijd verstrijkt, er steeds vaker sprake is van bedrijfsbeëindigingen, fusies/overnames etc.


---