Ministerie van Buitenlandse Zaken

Aan de 0="2" "Voorzitters" "Voorzitter"Voorzitter van de Y="Y" "Tweede" "Eerste"Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof Y="Y" "4" "22"4
Den Haag | |Directie Effectiviteit en Kwaliteit
Afdeling Beleidsanalyse en Advies
Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag | |

|Datum |22 juni 2005                        |Behand|Floris Blankenberg   |
|      |                                    |eld   |                     |
|Kenmer|DEK/BA-042/05                       |Telefo|+31 70 3485797       |
|k     |                                    |on    |                     |
|Blad  |1/1                                 |Fax   |+31 70 3485366       |
|Bijlag|1                                   |Floris.blankenberg@minbuza.nl|
|e(n)  |                                    |                             |
|Betref|Beantwoording vragen van het lid    |                             |
|t     |Szabó over het Millennium           |                             |
|      |Development Goals-beleid voor       |                             |
|      |Sub-Sahara Afrika                   |                             |
Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op schriftelijke vragen gesteld door het lid Szabó over het Millennium Development Goals-beleid voor Sub-Sahara Afrika. Deze vragen werden ingezonden op 3 juni 2005 met kenmerk 2040515700.

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

A.M.A. van Ardenne-van der Hoeven

Antwoord van mevrouw van Ardenne-van der Hoeven, minister voor Ontwikkelingssamernwerkig op vragen van het lid Szabó (VVD) over het Millennium Development Goals-beleid voor Sub-Sahara Afrika

Vraag 1
Bent U bekend met het feit dat sinds 2000 de ontwikkeling van Sub-Sahara Afrika stagneert en in een aantal landen achteruitgaat, ondanks het in 2000 opgestarte project Millennium Development Goals van de Verenigde Naties?

Antwoord
De ontwikkelingen in de verschillende Afrikaanse landen lopen sterk uiteen. Over het geheel genomen kan echter niet worden gesproken van een stagnatie in de ontwikkeling van Sub-Sahara Afrika sinds 2000. Integendeel, de laatste jaren is er juist sprake van een opmerkelijke economische opleving. Een twaalftal landen in Sub-Sahara Afrika heeft in de afgelopen tien jaren zelfs een gemiddelde groei van meer dan 5 procent gerealiseerd. Ook op een aantal niet-inkomensgebonden aspecten van ontwikkeling is in deze periode vooruitgang geboekt, ondanks de zware druk die de HIV/AIDS epidemie op de vooruitzichten van het continent uitoefent. De vooruitgang die is geboekt schiet echter tekort bij het tempo dat minimaal is vereist om de Millennium Development Goals in alle landen van Sub-Sahara Afrika in 2015 te realiseren. Dat is de reden dat juist de problematiek van Afrika centraal staat in de internationale discussie over de voortgang met betrekking tot de MDG's dit jaar.

Vraag 2
Bent u bekend met de tot op heden behaalde resultaten van de MDG's in het algemeen en die in Sub-Sahara Afrika in het bijzonder? Zo ja, kunt u de Kamer hierover door middel van de beantwoording van deze vraag informeren?

Antwoord
Het Global Monitoring Report 2005 van de Wereldbank geeft inzicht in tot op heden behaalde resultaten. Wereldwijd zijn de vooruitzichten voor het behalen van de MDG 1 (halveren percentage mensen dat moet rondkomen van minder dan $ 1 per dag) gunstig. In Oost-Azië is dit doel al verwezenlijkt en Zuid-Azië ligt op koers. De meeste andere regio's boeken ook gestaag voortgang. In Sub-Sahara Afrika is dat veel minder het geval en in de meeste landen bestaat zelfs het risico van achterblijven bij de verwachtingen. Vooral de vooruitzichten in de sector gezondheid zijn somber. Zo eist AIDS vele levens. De vooruitzichten ten aanzien van onderwijs zijn beter hoewel in drie van de zes regio's de voortgang onvoldoende is om het doel voor universeel basisonderwijs te kunnen bereiken. Ook de doelstelling voor het verminderen van genderongelijkheid in het onderwijs wordt niet overal gehaald. Vooruitgang is geboekt bij het verbeteren van beleid en bestuur dat heeft bijgedragen aan het versnellen van de economische groei. Dit geldt ook voor een aantal Afrikaanse landen. Ten aanzien van MDG 8 (mondiaal partnerschap voor ontwikkeling) is voortgang geboekt bij het vergroten van het hulpvolume en stappen zijn gezet die moeten leiden tot hervorming van het handelsbeleid. Voor meer informatie over MDG-realisatie verwijs ik naar het voornoemde Global Monitoring Report 2005 (Wereldbank). In september a.s. zal in het kader van de VN Top 2005 opnieuw gerapporteerd worden over de realisatie van de MDG's.

Vraag 3
Wat waren de tekortkomingen in de uitvoering van de MDG's en welke beleidsmaatregelen heeft u in het bijzonder genomen om deze tekortkomingen teniet te doen? Antwoord
De belangrijkste tekortkomingen in de uitvoering van de MDG's betreffen het ontbreken van de politieke wil, het niet oppakken van de eigen verantwoordelijkheid - zowel door ontwikkelingslanden als de ontwikkelde landen - het tekortschieten in de kwaliteit en de effectiviteit van de hulp, onvoldoende samenwerking en het ontbreken van faire handelskansen voor ontwikkelingslanden. Tevens ontbreken de financiële middelen en is van groot belang dat de donorlanden hun beloften nakomen.

De noodzakelijk beleidsmaatregelen voor het behalen van de MDG's zijn vastgelegd in de beleidsnotitie "Aan elkaar verplicht". Het aantal sectoren is teruggebracht tot vijf prioritaire thema's (HIV/Aids, onderwijs, reproductieve gezondheid, milieu en water) die naadloos aansluiten op de verschillende MDG's. Daarnaast ondersteunt Nederland goed bestuur (waaronder corruptiebestrijding, mensenrechten, een goed ondernemingsklimaat) in alle partnerlanden omdat zonder een goed functionerend en legitiem bestuur, effectieve armoedebestrijding niet mogelijk is. Dit kabinet heeft gekozen voor de aanpak van een geïntegreerd buitenlands beleid omdat het armoedevraagstuk nauw samenhangt met onderwerpen als vrede en veiligheid, handel en investeringen, migratie en milieuvraagstukken. De afspraken die in Johannesburg tijdens de Duurzaamheidstop zijn gemaakt worden door de Nederlandse regering nauwgezet uitgevoerd. Dit houdt ondermeer in dat de samenhang tussen economische, ecologische en sociale ontwikkeling in het oog wordt gehouden alsmede de samenwerking tussen overheden, bedrijven en samenleving wordt bevorderd. Hiertoe is een interdepartementale TaskForce en een ambassadeur voor Duurzame Ontwikkeling benoemd. Het Stabiliteitsfonds is opgericht om hiermee flexibel en snel in verschillende (post)conflictlanden veiligheids- en vredesprocessen te steunen, zoals steun aan de Afrikaanse Unie bij vredesmissies en om in samenwerking met de ministeries van Defensie en Economische Zaken aan wederopbouw te kunnen werken.. Nederland is actief betrokken bij diverse vredesprocessen zoals in Soedan, Burundi en de DRC.

Eerlijke handelskansen en investeringen dragen in belangrijke mate bij tot economische groei waardoor de regeringen in ontwikkelingslanden zelf over meer middelen beschikken om ten behoeve van de MDG's in te zetten. Overheden en multilaterale organisaties zijn niet alleen bij machte realisatie van de MDG's te bewerkstelligen. Daarom is samenwerking met de particuliere sector, zowel het bedrijfsleven als de maatschappelijke organisaties, noodzakelijk. Het bedrijfslevenprogramma is met het oog daarop verbeterd, met ruim meer dan 40 bedrijven is door de Nederlandse overheid publiek-private samenwerking aangegaan en is de samenwerking met de agrarische, financiële en watersector ten behoeve van capaciteitsversterking in de ontwikkelingslanden opgezet.

In Europees verband heeft Nederland bereikt dat zowel voor reproductieve gezondheid als voor HIV/Aids meer geld beschikbaar is gekomen. Daarnaast dringt Nederland bij voortduring aan op betere Europese donorcoördinatie en - harmonisatie en de andere lidstaten worden aangesproken op hun achterblijvende ODA-prestatie en niet zonder succes. Tijdens de RAZEB van 23/24 mei j.l. heeft de Raad besloten tot een individuele target van 0,51% (ODA/BNP) in 2010 voor de 15 "oude" lidstaten, een individuele target van 0,17% voor de tien "nieuwe" lidstaten en een target van 0,56% in 2010 gemiddeld voor de EU. Dit betekent dat de EU in 2010, 20 miljard euro méér beschikbaar heeft dan nu voor het behalen van de MDG's. Nederland voldoet al sinds 1975 aan de 0,7% norm en besteedt jaarlijks bovendien 0,1% aan milieu en ecologische duurzaamheid. Wat de internationale handel betreft en de WTO-ronde is Nederland een stevige pleitbezorger voor afschaffing van de handelsbarrières voor de minst ontwikkelde landen (quota en tarieven) en tegengaan van non-tarifaire handelsbelemmeringen. Tevens ondersteunt Nederland met inschakeling van experts, zoals het Centrum voor Importbevordering, de kwaliteitsverbetering van producten en productiewijzen ten behoeve van het versterken van de concurrentiepositie van ontwikkelingslanden.

In OESO/DAC- verband hebben de Nederlandse inspanningen voor betere donorcoördinatie geresulteerd in de "Paris Declaration on Aid Effectiveness". Bovendien is Nederland erin geslaagd om een aantal ontwikkelingsrelevante veiligheidsactiviteiten voortaan onder de ODA-definitie te brengen.

In VN-verband levert Nederland een belangrijke bijdrage met forse donaties zodat de verschillende VN-organisaties als ook de Wereldbank en het IMF, in staat worden gesteld programma's ten behoeve van de MDG's uit te voeren. Tegelijkertijd is Nederland van oordeel dat kwaliteit en effectiviteit van de multilaterale programma's aanzienlijk kunnen worden verbeterd, vooral door betere samenwerking en afstemming tussen de verschillende VN-organisaties. Ten behoeve van de VN-top in september heeft Nederland vorig jaar al de eerste MDG-8 rapportage gepresenteerd en bereidt zich in Europees en internationaal verband op het welslagen van deze top alsmede voor de WTO-top in Hong Kong.

Vraag 4
Deelt u de mening dat bij de implementatie van de MDG's tot op heden voldoende aandacht wordt besteed aan de sector economie? Welke resultaten zijn in Sub-Sahara Afrika sinds 2000 behaald in deze sector en welke resultaten zijn behaald in relatie creatie van duurzaam werk?

Antwoord
Nee. Nederland vindt dat er wereldwijd nog steeds te weinig wordt ingezet op het bevorderen van duurzame economische ontwikkeling in ontwikkelingslanden. Dit geldt zowel voor regeringen van ontwikkelingslanden zelf als voor bilaterale en multilaterale donoren. De door onze ambassades uitgevoerde scans van het ondernemingsklimaat en Wereldbank rapporten als 'Doing Business' laten overduidelijk zien dat er op dat punt nog veel moet gebeuren wil er voldoende economische groei plaatsvinden in ontwikkelingslanden waar armen ook van kunnen profiteren. Het beleid is er daarom op gericht om zo expliciet mogelijk in te zetten op (a) het verbeteren van het ondernemingsklimaat in de partnerlanden, (b) het bevorderen van internationale markttoegang voor ontwikkelingslanden en (c) het ondersteunen van bedrijfsinitiatieven die investeringen en werkgelegenheid in ontwikkelingslanden doen toenemen.

Daarnaast is het natuurlijk zo dat sociale investeringen en milieuinvesteringen bijdragen aan duurzaamheid en onlosmakelijk verbonden zijn met duurzame economische ontwikkeling.

Middels deze brede aanpak wil Nederland bijdragen aan hogere groeicijfers en meer en beter betaalde banen in ontwikkelingslanden. De huidige groeicijfers in Sub-Sahara Afrika, variërend in de afgelopen 5 jaar tussen 3 en 5 %, moeten verdubbeld worden opdat de armoede werkelijk vermindert en het huidige gemiddelde inkomen per hoofd van de bevolking, variërend in de afgelopen 5 jaar tussen de US $ 450 en US $ 500, voldoende omhoog gaat.

Vraag 5
Welke rol speelt het Nederlandse bedrijfsleven in het behalen van de MDG's? Op welke wijze wordt het bedrijfsleven actief gestimuleerd om zijn kansen tot ondernemen op het Afrikaanse continent te onderzoeken?

Antwoord
Het Nederlands bedrijfsleven is in toenemende mate een speler van formaat in het streven om de MDG's in 2015 te behalen. Zo wordt in het licht van MDG 1 (halvering van extreme armoede en honger) bijgedragen aan meer en beter betaalde werkgelegenheid en inkomen in bijna 50 ontwikkelingslanden. Dit gebeurt veelal in de landbouw maar ook in andere economische sectoren. In het kader van andere MDG's, en dan met name MDG 6 (halt toeroepen aan HIV/Aids, malaria en andere ziekten) en MDG 7 (waarborgen van een duurzame leefomgeving), stimuleert en co-financiert Nederland pro-actief kansrijke publiek-private partnerschappen. Bedrijven als Heineken, Celtel, Unilever, Shell maar ook bijvoorbeeld bloemenkwekers in Oost Afrika of de Business Council in Mozambique zijn zeer actief in het aanpakken van de HIV/AIDS problematiek in Sub Sahara Afrika. Daarnaast zijn ook meer en meer Nederlandse bedrijven zich gaan richten op de aanleg en/of het beheer van drinkwater- of energievoorzieningen. Bij de overige MDG's is de inzet van het Nederlandse bedrijfsleven tot op heden minder prominent. MDG's 2 (basis- en beroepsonderwijs voor alle kinderen), 4 (terugdringen van kindersterfte), 5 (verbeteren van de gezondheid van moeders) evenals MDG 8 (ontwikkelen van een wereldwijd samenwerkingsverband voor ontwikkeling) worden vooral als publieke sectoren gezien waar minder ruimte en gelegenheid is voor structurele inzet van het Nederlands bedrijfsleven. T.a.v. MDG 3 (stimuleren van gelijkheid tussen mannen en vrouwen en vergroten van de zeggenschap van vrouwen), tenslotte, kan vermeld worden dat Nederland een van de belangrijkste donoren is van Women's World Banking en dat veel inzet plaatsvindt op het terrein van microfinanciering hetgeen vooral ten goede komt aan vrouwelijke ondernemers. Het Nederlands Platform Microfinanciering bundelt sinds enige tijd alle kennis en expertise op het gebied van microfinanciering. De aangesloten organisaties en banken zijn in vrijwel alle ontwikkelingslanden actief.

Om zoveel mogelijk Nederlandse bedrijven te stimuleren om actief te worden op het Afrikaanse continent heeft Nederland een reeks initiatieven ontplooid. Zo hebben er eerder dit jaar BZ/EZ handelsmissies plaatsgevonden naar Tanzania, Uganda, Kenia en Egypte waarin én aandacht werd besteed aan het verbeteren van het ondernemingsklimaat, met speciale aandacht voor microfinanciering én aan het bevorderen van Nederlandse investeringen. Daarnaast worden er regelmatig met EZ, VNO/NCW en NCDO bijeenkomsten georganiseerd met het Nederlandse bedrijfsleven die specifiek gericht zijn op het stimuleren van Nederlands bedrijvigheid in Afrika. Dit heeft er o.a. toe geleid dat de mogelijkheden voor het Nederlandse bedrijfsleven om gebruik te maken van PSOM, het MOL-fonds en ORET (inclusief het waterluik) sterk vergroot en vergemakkelijkt zijn. Vooruitgang is er ook geboekt in de betrokkenheid van Nederlandse banken bij het stimuleren van economische ontwikkeling in Sub-Sahara Afrika. Zo ondersteunt Nederland het NFX, een platform waarin de overheid en 6 banken samenwerken, dat de momenteel training van Tanzaniaans bankpersoneel verzorgt. Daarnaast worden investeringen in ontwikkelingslanden vanuit sociaal-ethische beleggingen bij Nederlandse banken gestimuleerd. De Rabobank is weer actief op het Afrikaanse continent in Egypte en Tanzania en er wordt gewerkt aan presentie in Mozambique.

Het bovenstaande is uiteraard geen uitputtende opsomming. Nederland beperkt zich niet tot het stimuleren van kansen voor alleen het Nederlandse bedrijfsleven in Afrika. De regering stelt zich op het standpunt dat het primair gaat om het stimuleren van lokale bedrijvigheid in de Afrikaanse landen zelf. Daarnaast kan het Nederlandse bedrijfsleven een rol spelen om kennis en kapitaal over te dragen, banen te creeëren en om lokale bedrijvigheid te bevorderen. In dat kader hebben we financiële instrumenten als PSOM, ORET en de FMO welke direct en indirect veel banen opleveren, ook in Sub-Sahara Afrika. Structureel betere markttoegang, zowel nationaal als internationaal, alsmede minder knelpunten in het lokale ondernemingsklimaat kunnen potentieel nog tot veel grotere aantallen extra banen en inkomen leiden. Het Wereldbank rapport Doing Business 2005 laat zien dat landen met een complexe wet-en regelgeving, waaronder veel landen in Sub-Sahara Afrika vallen, hun economische groei potentieel kunnen verdriedubbelen indien ze deze grondig versimpelen en goed uitvoeren. Vandaar ook de inzet van Nederland op het bevorderen van goed bestuur en het tegengaan van corruptie in ontwikkelingslanden


---- --