---
Brieven aan de Kamer
---
Reisverslag bezoek aan de centraal-Afrikaanse Grote Meren-regio
23-6-2005 11:53:00
Op verzoek van uw commissies voor Buitenlandse Zaken en voor Defensie
bied ik u hierbij het verslag aan van mijn bezoek aan de
centraal-Afrikaanse Grote Meren-regio van 12 tot en met 17 juni
jongstleden. Het betrof een bezoek aan vier landen: Oeganda, Rwanda,
Burundi en de Democratische Republiek Congo (DRC). Het doel van de
reis was het bezoeken van de Nederlandse militairen die in deze regio
werkzaam zijn, alsmede oriëntatie op de mogelijkheden tot invulling
van het geïntegreerde Nederlands buitenlands- en veiligheidsbeleid,
zoals dat onder meer is verwoord in de notitie "Wederopbouw na
gewapend conflict" (Kamerstuk 30 075, nr. 1, d.d. 22 maart 2005). De
reis is in goed overleg met mijn collega´s van Buitenlandse Zaken en
voor Ontwikkelingssamenwerking voorbereid en uitgevoerd.
Oeganda
Op 13 juni ving het bezoek aan in Oeganda. In een van beide kanten
openhartig gesprek heb ik er bij president Museveni op aangedrongen de
situatie in Noord-Oeganda voortvarend ter hand te nemen teneinde zo
snel mogelijk een einde te maken aan de activiteiten van het Lord
Resistance Army (LRA). Het is van groot belang vrede te
bewerkstelligen en daarmee een einde te maken aan het gedwongen
verblijf van ruim 1,5 miljoen mensen onder zeer moeilijke
omstandigheden in ontheemdenkampen. Namens de Nederlandse regering heb
ikpresident Museveni de boodschap overgebracht dat Nederland bij
besluiten over budgetsteun aan Oeganda de situatie in het land in het
bijzonder zal beoordelen aan de hand van vier criteria. Deze criteria
zijn:
* de president en zijn kabinet voeren duidelijk campagne voor de
overgang naar een meerpartijenstelsel waarover op 28 juli a.s. een
referendum wordt gehouden;
* alle wetgeving die het de politieke partijen mogelijk maakt
daadwerkelijk te functioneren en die nodig is om verkiezingen met
deelname van meer partijen mogelijk te maken, dient in augustus
2005 te zijn goedgekeurd;
* na het referendum - ervan uitgaande dat de uitkomst positief is
stopt de Oegandese regering met de exclusieve financiering van de
regeringspartij, de 'National Resistance Movement' (NRM), ten
laste van de overheidsbegroting;
* de regering blijft zich constructief opstellen ten aanzien van het
vinden van een vreedzame oplossing voor het conflict in het
noorden. In het bijzonder dienen pogingen om te komen tot een
ontmoeting tussen het LRA en een bemiddelaar actief te worden
ondersteund, evenals eventuele vervolggesprekken.
President Museveni liet blijken voorstander van een
meerpartijenstelsel te zijn en wees op de persvrijheid in Oeganda. Hij
wekte niet de indruk rekening te houden met een aftreden na zijn
tweede termijn. Ten aanzien van de situatie in Oost-DRC merkte
Museveni op niet tevreden te zijn over de tot nu toe door de VN-missie
Monuc behaalde resultaten.
Tijdens een werkdiner met de minister van Defensie, Mbabazi, stelde
deze dat het Lords Resistance Army (LRA) een onberekenbare en
irrationele groepering is. Het LRA heeft geen duidelijk politiek of
militair doel en bestaat uit enkele honderden strijders. De kansen op
een spoedig succes van de pogingen van voormalig minister voor het
noorden, Betty Bigombe, om te komen tot een ontmoeting met het LRA
werden zowel door Mbabazi als door president Museveni niet hoog
ingeschat. Beiden gaven echter te kennen de pogingen om tot
besprekingen te komen, te zullen ondersteunen. Het wegvallen van de
steun van de Soedanese regering voor het LRA is van grote betekenis en
zal het LRA verzwakken. LRA-leider Koni wordt inmiddels gezocht door
het Internationaal Gerechtshof, ICC.
In de noordelijke stad Gulu heb ik een bezoek gebracht aan een lokaal
ziekenhuis en een kamp voor ontheemden. De situatie van deze
ontheemden lijkt uitzichtloos zolang zij niet naar hun dorpen kunnen
terugkeren. De veiligheidssituatie laat dat echter nog altijd niet toe
en de inspanningen van het regeringsleger lijken derhalve onvoldoende
effect te sorteren. Ik heb in Gulu gesproken met Betty Bigombe. Zij
spant zich in om president Museveni ertoe te bewegen een tijdelijk
staakt-het-vuren af te kondigen en hoopt dat dit aanleiding zal zijn
het contact met het LRA te intensiveren. Het is mijn indruk dat de
verwachtingen op een spoedige doorbraak als gevolg van
bemiddelingspogingen van Bigombe niet te hoog gespannen moeten zijn.
Het LRA kan nog jaren in staat blijven de bevolking schrik aan te
jagen en op de vlucht doen slaan. Het lijkt zinvol als de Oegandese
regering haar taktiek aanpast door bijvoorbeeld een luchtmobiele
snelle reactiemacht te vormen die meer kans maakt de LRA-strijders aan
te vallen.
Tijdens een lunch met organisaties uit het maatschappelijk middenveld,
heb ik kennis gemaakt met vertegenwoordigers van NGOs. Zij
beklemtoonden het belang van vrede en veiligheid voor de bevolking in
Noord-Oeganda. Het bezoek aan Gulu werd afgesloten met een briefing
door de commandant van de 4^edivisie van de Uganda People´s Defence
Forces (UPDF), kolonel Nathan Mugishu. Mugishu lichtte de werkwijze
van het LRA toe, dat in kleine groepen optreedt. De
veiligheidssituatie werd mijns inziens nogal optimistisch ingeschat,
terwijl deze lokale commandant te kampen had met een significant
tekort aan middelen.
Rwanda
In Rwanda ben ik ontvangen door de Rwandese president Paul Kagame. Hij
gaf te kennen dat hij niet onder de indruk was van de, in zijn ogen,
"hype" rond het voornemen tot ontwapening die de FDLR (Forces
Démocratique pour la Libération de Ruanda, de koepelbeweging van de
daders van de genocide die zich sinds 1994 in Oost-DRC ophouden) te
Rome op 31 maart jl. heeft bekendgemaakt. Feitelijk was er volgens
Kagame geen enkele aanwijzing dat de FDLR overging tot ontwapening en
terugkeer. Kagame lichtte toe dat er nog altijd een dreiging van de
FDLR uitging, omdat deze beweging nog steeds haar activiteiten in
Rwanda zou willen voortzetten. Desgevraagd achtte Kagame het tussen
Rwanda en de DRC afgesproken 'Joint Verification Mechanism' bruikbaar
om de feiten op een rij te zetten, maar het ontbrak volgens hem aan
actie op basis van die bevindingen. President Kagame vond dat Monuc
onvoldoende invulling gaf aan de taken die deze VN-missie heeft.
Kagame verwelkomde intensievere defensiesamenwerking tussen Nederland
en Rwanda, niet alleen omdat de capaciteit om
crisisbeheersingsoperaties uit te voeren daarmee toenam, maar ook
omdat het een onderdeel is van het streven om landen als Rwanda in
staat te stellen zélf problemen in Afrika op te lossen.
Tijdens een onderhoud met minister van Defensie, Marcel Gatsinzi, heb
ik aangeboden militair materieel te schenken aan Rwanda ter
ondersteuning van het contingent Rwandese militairen dat momenteel in
Darfur deelneemt aan de missie van de Afrikaanse Unie, AMIS-II. Het
betreft drie vrachtwagens, drie brandstofwagens, zes wateraanhangers,
een ambulance en medische apparatuur. Rwandees militair personeel zal
in Nederland worden opgeleid in het onderhouden van de voertuigen en
het materieel vervolgens begeleiden naar Darfur. Chef-staf James
Kaberebe gaf een uiteenzetting over de dreiging die volgens de
Rwandezen nog altijd uitgaat van de FDLR, die naar verluidt met twee
goed georganiseerde divisies met een totale omvang van 15.000 man nog
altijd als doel hebben Rwanda aan te vallen. Ik heb met mijn
ambtgenoot een 'Memorandum of Understanding' getekend teneinde de
samenwerking op defensiegebied tussen beide landen structureel vorm te
geven. Voorts bezocht ik het genocidemonument in Kigali en de
militaire school te Nyakinama waar onder andere Rwandese militairen
worden opgeleid voor crisisbeheersingsoperaties.
Burundi
De derde dag van de reis heb ik Burundi bezocht. Tijdens een gesprek
met de minister van Staat, en politiek leider van de CNDD/FDD, Pierre
Nkunrunziza stelde deze zich op als een op nationale eenheid gerichte
leider. Hij dankte Nederland voor de verleende politieke en materiële
steun en voor de actieve rol die Nederland in de regio speelt.
Nkunrunziza beklemtoonde dat de lokale verkiezingen goed verlopen
waren. De grote steun die de CNDD/FDD had verworven (65% van de
zetels) is het resultaat van de opstelling van de partij in de
afgelopen periode, die er toe had geleid dat ook Tutsis op de partij
hadden gestemd. De rebellenbeweging PalipeHutu-FNL daarentegen blijft
een extreme positie innemen en de verkiezingsnederlaag van FRODEBU, de
partij van de huidige president Ndayizeye, had de interne verdeeldheid
binnen het FNL verder versterkt, omdat de FNL in het kader van het
vredesproces in het bijzonder leunde op contacten met de FRODEBU. De
steun voor het FNL, dat zich - anders dan de CNDD/FDD - niet op
nationale verzoening richt, zou dan ook gestaag verder afnemen, zo
voorzag Nkunrunziza. Indien de FNL in de komende weken niet serieus
tot onderhandelingen overgaat, dan zal het proces van nationale
verzoening volgens hem zonder deze partij voortgaan en zal de FNL
militair verslagen moeten worden.
De Speciale Vertegenwoordiger van de VN, Carolyn McAskie, meldde dat
de verkiezingen redelijk tot goed zijn verlopen en dat de komende
periode beslissend zal zijn voor het transistieproces, waarbij de
opstelling van FRODEBU, dat een gevoelige verkiezingsnederlaag leed,
van groot belang zal zijn.
De hartelijke ontvangst door de chef Defensiestaf, brigade-generaal
Germain Niyoyanka stond in het teken van de waardering voor de steun
vanuit Nederland voor het hervormingsproces van de Burundese
strijdkrachten. Ik heb de aandacht gevraagd voor het belang van
legerhervormingen, waaronder de succesvolle integratie van
regeringssoldaten en rebellen in het leger voor de toekomst van
Burundi. Generaal Niyoyanka op zijn beurt toonde zich dankbaar voor
alle Nederlandse inspanningen, waarbij hij opmerkte dat Nederland het
enige land was dat echt geholpen had. Tijdens een presentatie van het
DDR/SSR-team van de VN-missie in Burundi, ONUB, bleek dat op dit
moment 10.800 militairen zijn gedemobiliseerd en dat 1.600 militairen
het demobilisatieprogramma doorlopen. De Nederlandse Cimic-officier
die deel uitmaakt van ONUB gaf een presentatie over zijn persoonlijke
ervaringen. Zijn samenwerking met NGOs in Burundi bleek zeer
intensief.
In Burundi bezocht ik voorts een opvangkamp voor vrouwen, (ondervoede)
kinderen en AIDS-patiënten te Gatumba. Daarnaast heb ik "Camp Espoir",
het voormalige integratiekamp voor Burundese rebellen en soldaten, dat
met Nederlandse steun is opgebouwd, kunnen bekijken. De Nederlandse
steun voor Camp Espoir heeft een belangrijke bijdrage rol gespeeld bij
het integratieproces binnen het Burundese leger.
Democratische Republiek Congo (DRC)
Het bezoek werd afgesloten in de DRC. Ik ben in Bukava (Oost-Congo)
ontvangen door generaal-majoor Cammaert, de Nederlandse
divisiecommandant van de oostelijke Monuc-divisie en tevens
plaatsvervangd force-commander. Cammaert beklemtoonde dat Monuc thans
een grote verandering doormaakt en zich heeft ontwikkeld tot een
robuuste hoofdstuk-zeven-missie met een "hoog operationeel tempo". Ik
heb zelf de grote motivatie en professionele houding van de
Pakistaanse eenheid die onder Cammaerts bevel staat, kunnen
aanschouwen. De Speciale Vertegenwoordiger van de Verenigde Naties,
ambassadeur William Swing, toonde zich een groot voorstander van
recente initiatieven tot samenwerking tussen Nederland en Zuid-Afrika
in de DRC.
Vice-president Ruberwa gaf een overzicht van de recente geschiedenis
van zijn land en van het thans lopende transitieproces. Hij legde
daarbij grote nadruk op het zo spoedig mogelijk bereiken van vrede en
stabiliteit zodat het transitieproces volgens plan kan verlopen.
Volledige controle van de regering over het gehele grondgebied van de
DRC, demobilisatie en vervolgens integratie van leger en politie
behoorden thans tot de prioriteiten van zijn regering. Zonder vrede
zou de eerste stap in het transitieproces, de verkiezingen, niet gezet
kunnen worden. In het bijzonder was het van belang dat de bijna half
miljoen vluchtelingen en drieëneenhalf miljoen ontheemden zouden
kunnen deelnemen aan het verkiezingsproces. Daartoe was het essentieel
dat het probleem van de FDLR in Oost-Congo zo spoedig mogelijk zou
worden opgelost. De regering van de DRC is thans bezig alle aspecten
van het regeringsbeleid te evalueren, waarbij het macro-economisch
beleid en het sociale beleid bijzondere aandacht krijgen. Als
problemen waaraan met voorrang gewerkt zou moeten worden waren naar
voren gekomen de grote schuldenlast van de DRC, het lage niveau van de
ambtenarensalarissen, en het snel groeiende aantal met HIV/AIDS
besmette Congolezen. De Congolese minister van Defensie Onusumba
beklemtoonde het grote belang van een goed functionerende krijgsmacht
voor de ontwikkeling van de Congolese democratie. Hij erkende dat veel
soldaten slechts op papier bestonden en onderstreepte dat zijn
regering de verbetering van de organisatie van de krijgsmacht serieus
gaat aanpakken. Minister Onusumba erkende dat de situatie in
Oost-Congo grote gevolgen had voor de regio als geheel. Hij betreurde
de door Monuc geleden verliezen, onderstreepte de noodzaak van Monuc
en sprak zich positief uit over de samenwerking met deze VN-missie. Ik
heb mijn ambtgenoot aangeboden het strategisch plan voor de Congolese
krijgsmacht door mijn staf te laten beoordelen.
Te Kinshasa ontmoette ik voorts de Nederlandse majoor van de
Koninklijke marechaussee die deel uitmaakt van de EU-politiemissie
"Eupol". Deze missie richt zich voornamelijk op het trainen en
begeleiden van het Congolese politieapparaat.
Conclusies
Het belangrijkste doel van mijn reis betrof het bezoeken van de in de
regio werkzame Nederlandse militairen. Deze militairen doen onder
moeilijke omstandigheden belangrijk werk. Het viel mij in het
bijzonder op dat het belastend is om in een internationale omgeving,
relatief in afzondering functionerend, geconfronteerd te worden met de
uitwassen van wrede oorlogshandelingen, schrijnende armoede en een
soms haast uitzichtloze (politieke) situatie. Bij het verder uitwerken
van het beleid dat gericht is op het ondersteunen van de Nederlandse
ontwikkelingssamenwerkingsactiviteiten zal ik daar bijzondere aandacht
aan schenken. Ik ben voornemens om uitzendingen van militairen in dit
verband in principe alleen in groepsverband uit te voeren. Zo´n groep
kan bestaan uit verschillende Nederlandse militairen, diplomaten of
gelijkgezinde (westerse) functionarissen.
Tijdens mijn reis ben ik gesterkt in mijn opvatting dat vraagstukken
op het gebied van buitenlands beleid, veiligheidsbeleid en
ontwikkelingssamenwerking nauw met elkaar zijn verbonden. Vrede,
veiligheid en stabiliteit blijken in alle landen die ik bezocht
voorwaarden te zijn voor economische, politieke en sociale
ontwikkeling. Nederland wil bijdragen aan het voorkomen en oplossen
van de conflicten in de Grote Meren-regio en kiest daarbij voor een
geïntegreerde en vaak regionale inzet van beleidsinstrumenten, waarbij
diplomatieke, economische, financiële, humanitaire en militaire
beleidsinstrumenten in samenhang worden ingezet.
De regering wijst in de notitie "Wederopbouw na gewapend conflict" op
het belang van een geïntegreerde aanpak van veiligheid en
ontwikkeling. De Nederlandse inzet voor de wederopbouw van een land na
een gewapend conflict dient een geïntegreerd pakket te zijn van
militaire, politieke en ontwikkelingsgerichte initiatieven. Tijdens
mijn reis bleek dit de juiste benadering te zijn. Bij het
wederopbouwproces is een taak weggelegd voor Defensie. Ontwapenings-
en demobilisatieprogrammas, de opbouw van een functionerend
veiligheidsapparaat en hervorming van de veiligheidssector in het
desbetreffende land kunnen mede door militairen worden uitgevoerd,
bijvoorbeeld in de rol van technisch adviseur of instructeur. Deze
wijze van inzet van militairen moet bijdragen aan de totstandbrenging
van een goed bestuur van de krijgsmacht in het desbetreffende land.
In de notitie "Wederopbouw na gewapend conflict" is vastgesteld dat
het noodzakelijk is dat de Nederlandse krijgsmacht de capaciteiten op
dit gebied uitbreidt. Nog dit jaar zullen de voorbereidingen voor het
samenstellen van een ´pool´ van deskundigen worden getroffen. Daarbij
kunnen ook reservisten met een specifieke deskundigheid een rol
vervullen. De uitgangspunten van de pool zijn als volgt.
Vanaf 1 januari 2006 voorziet deze ´pool´, bestaande uit tenminste
zestig personen, in een bestand van militair deskundigen die
uitvoering kunnen geven aan de hervorming van de veiligheidssector
(security sector reform - SSR). Defensie kan militairen uit deze pool
binnen één maand beschikbaar stellen met een maximum van 30
deskundigen tegelijkertijd. Er komt een opleiding voor deze
deskundigen en zij worden regelmatig bijeen geroepen voor deze
opleiding en voor het uitwisselen van kennis en ervaring.
Defensie en ontwikkelingssamenwerking zijn nauw met elkaar verbonden.
Nederland besteedt veel geld aan defensie en
ontwikkelingssamenwerking: bij elkaar opgeteld behoort ons land tot de
koplopers. Mijn bezoek aan het Grote Meren-gebied bevestigt dat de
regering serieus werk maakt van het geïntegreerde buitenlands- en
veiligheidsbeleid. Dit streven naar wederzijdse ondersteuning beperkt
zich niet tot de rol die militaire deskundigen kunnen spelen bij
post-conflict wederopbouwbeleid. Ook kunnen middelen voor
ontwikkelingssamenwerking ondersteunend zijn voor het
veiligheidsbeleid. In 2006 zal, zoals aangekondigd in de
wederopbouwnotitie, door een interdepartementale stuurgroep worden
bezien in hoeverre ontwikkelingshulp aan operatiegebieden waar de
Nederlandse krijgsmacht is vertegenwoordigd, mogelijk en wenselijk
is.
DE MINISTER VAN DEFENSIE
H.G.J. Kamp
Ministerie van Defensie