Provincie Friesland

Gezamenlijk PERSBERICHT

Stuurgroep Waddenprovincies (Fryslân, Groningen en Noord-Holland) De Waddeneilanden
Vereniging van Waddenzeegemeenten

Nummer: 201 JU
Datum: 23 juni 2005

Overeenstemming over E 800 mln investeringen in Waddengebied

De Waddenprovincies en -gemeenten hebben overeenstemming bereikt met het kabinet over een bedrag van 800 miljoen euro aan investeringen in het Waddengebied. Het gaat daarbij om de natuur, duurzame economie en kennis. Het kabinet stelt dit bedrag beschikbaar over een periode van 20 jaar in de vorm van een Waddenfonds, waarin rijk, provincies en gemeenten gaan samenwerken. Provincies en gemeenten krijgen een zware stem bij de keuze van de projecten en de besteding van de gelden. Terreinbeheerders, maatschappelijke organisaties en belangengroepen worden daarbij zeer nauw betrokken. De minister van VROM beslist over en verstrekt de uiteindelijke subsidies.

Het Waddenfonds komt voort uit een advies uit 2004 van de door het kabinet ingestelde Commissie Meijer. Deze commissie constateert dat "er een omvangrijk investeringsplan nodig is voor de versterking en het beheer van de waddennatuur, en voor een duurzame ontwikkeling van het Waddengebied". Volgens de commissie Meijer is daartoe minimaal 800 miljoen euro nodig. Aanvankelijk was het kabinet slechts bereid om 500 miljoen euro uit te trekken Onder druk van onder andere provincies, gemeenten en de Tweede Kamer, heeft het kabinet nu toch besloten om het bedrag op te hogen. Het kabinet heeft bij het verhogen van 500 naar 800 miljoen euro wel bedongen dat de compensatie van de beëindiging van de mechanische kokkelvisserij dan ook uit het fonds zal moeten worden betaald.

Provincies en gemeenten hebben op hoofdlijnen met het kabinet overeenstemming bereikt over een investeringsplan voor dit Waddenfonds. Provincies en gemeenten krijgen via het Regionaal Coördinatiecollege Waddengebied nieuwe stijl (RCW) een rechtstreekse adviesfunctie richting de Minister van VROM. In dit college zitten tevens de ministeries en waterschappen. De minister neemt uiteindelijk het besluit over de te verstrekken subsidies. Provincies en gemeenten hebben samen met het kabinet afgesproken dat de reguliere werkzaamheden niet uit het fonds mogen worden gefinancierd. Over dit investeringsplan worden de komende maanden adviezen ingewonnen. Voor provincies en gemeenten is er de mogelijkheid om aanvullingen en wijzigingen voor te stellen. Het kabinet wil het investeringsplan eind 2005 vaststellen en aan de Tweede Kamer aanbieden. Daarnaast wordt een werkgroep van rijk, provincies en gemeenten gestart om een eerste uitvoeringsplan voor de periode 2006-2010 op te stellen. Dit uitvoeringsplan zal naar verwachting voorjaar 2006 aan de Tweede Kamer worden aangeboden.

Het kabinet heeft een politieke koppeling gelegd tussen het besluit om gaswinning onder de Waddenzee toe te staan en het Waddenfonds. Dit betekent dat een aantal essentiële onderdelen van het totaalpakket van maatregelen (waaronder gaswinning en het Waddenfonds) gerealiseerd dienen te worden om het beleid voor de Waddenzee als natuurgebied en uniek open landschap, zoals het kabinet dat voorstaat, te kunnen bewerkstelligen. Provincies en gemeenten zijn geen voorstander van een dergelijke koppeling: er is hoe dan ook noodzaak te investeren in het Waddengebied.

Bestuurlijke organisatie
De commissie Meijer adviseerde ook de bestuurlijke organisatie van het Waddenzeebeleid te verbeteren. In een verkenning van de mogelijkheden bleek totnogtoe onvoldoende draagvlak te bestaan voor het samenvoegen van taken in, bijvoorbeeld, een gezamenlijk Openbaar Lichaam Waddenzee. Er is nu overeenstemming bereikt tussen rijk, provincies en gemeenten dat zij de bestaande structuur grondig gaan herzien, waarbij alle partijen hun eigen taken zullen behouden. De minister van VROM zal als projectminister aanspreekpunt zijn voor de regio. Het is de bedoeling dat het bestaande overlegplatform, het RCW, wordt aangepast tot een RCW nieuwe stijl. Er wordt gezamenlijk gewerkt aan een (integraal) beheerplan voor de Waddenzee. Over de uitvoering en bewaking daarvan worden eenduidige afspraken gemaakt. De verdere uitwerking is in handen van een werkgroep van rijk, provincies en gemeenten. Na de zomer komt deze werkgroep met een eerste rapportage.


---- --