Ministerie van Verkeer en Waterstaat

Contactpersoon

-
Datum
27 juni 2005
Ons kenmerk
IVW-DR/BJZ/05/M01.003.030
Doorkiesnummer

-
Bijlage(n)

-
Uw kenmerk
2040516490
Onderwerp
Kamervragen

Geachte voorzitter,

Bijgaand vindt u de beantwoording van de vragen van het lid Gerkens over treinontsporingen.


1. Kunt u aangeven waarop de uitspraak van ProRail gebaseerd is dat de treinontsporing bij Amsterdam Centraal in de nacht van 9 op 10 juni 2005 niets te maken heeft met de ontsporing van een grindtrein op 6 juni 2005? Is er al een (vermoedelijke) oorzaak van beide ongelukken bekend? Heeft ProRail deze uitspraak daarop gebaseerd? Zo ja, kunt u de Kamer hierover informeren?


1. Prorail heeft aangegeven dat op 10 juni 2005 door een woordvoerder van ProRail een reactie is gegeven voor AT5 op het ongeval. Dat was geen officiële reactie, maar vormde wel de basis voor het krantenartikel van het Parool van 10 juni. ProRail betreurt het krantenartikel en distantieert zich van de inhoud.

De Inspectie Verkeer en Waterstaat (hierna Inspectie) onderzoekt de oorzaken van zowel de ontsporing van de grindtrein op 6 juni 2005, als de ontsporing van de lege kolentrein op 10 juni 2005, beide te Amsterdam. Hoewel het onderzoek door de Inspectie Verkeer en Waterstaat (hierna Inspectie) nog loopt, is het al wel mogelijk inzicht te geven in de vermoedelijke oorzaak van beide ongevallen.

Het is gebleken dat de ontsporing van de grindtrein op maandag 6 juni 2005 is veroorzaakt door een losgeraakte wielband van een van de grindwagens in de betreffende trein. De Inspectie onderzoekt of er sprake is van een incidenteel of structureel probleem. De Inspectie heeft, van uit het oogpunt van veiligheid, de eigenaar van de wagens opgedragen alle ruim 850 identieke wagens, die in binnen- en buitenland worden ingezet, onmiddellijk te controleren.

De onderzoeken naar beide ontsporingen worden, naar verwachting, eind augustus 2005 afgerond. Ik wil vooruitlopend op het afronden van beide onderzoeken door de Inspectie, niet ingaan op de oorzaken van de ongevallen. Zodra de Inspectie de onderzoeken heeft afgerond zal ik uw Kamer informeren over de resultaten.

De voorlopige conclusie over de oorzaak van de ontsporing van de lege kolenwagens op vrijdag 10 juni 2005 is dat deze in belangrijke mate veroorzaakt is door de onjuiste stand van een van de bereden wissels. Verder is gebleken dat een wielflens van een van de ontspoorde wagens slijtageverschijnselen vertoonde. Daarnaast is ook duidelijk dat bij de herstelwerkzaamheden, na de ontsporing op 6 juni de beveiliging van het wissel waarop de kolentrein is ontspoord, is overbrugd. Het aanbrengen van deze overbrugging is toegestaan indien aanvullende beveiligingsmaatregelen zijn getroffen. Op het wissel waarop de kolentrein is ontspoord waren op het moment van de ontsporing geen aanvullende beveiligingsmaatregelen getroffen. Naar het oordeel van de Inspectie had de beveiligingsinstallatie ter plaatse dan ook niet overbrugd mogen zijn. Nader onderzoek moet uitwijzen in hoeverre de slijtageverschijnselen aan de wielflens en de overbrugging van de beveiliging rechtsreeks van invloed zijn geweest op de ontsporing.

Bovendien is gebleken dat de maatregelen direct na de ontsporing, tijdens het onderzoek ter plaatse zijn verwijderd. Dit is in strijd met de gangbare werkwijze dat na ongevallen de beveiligingsinstallatie onaangetast gelaten wordt. Hiervan is door de Inspectie melding gedaan aan het KLPD. Ik zou dit echt weglaten. Het eerste deel omdat het veel vragen blijft oproepen (zowel wat het inhoudt als waarom geen beveiligingsmaatregelen zijn getroffen.) V.w.b. KLPD feitleijk hetzelfde commentaar.

De onderzoeken naar beide ontsporingen worden naar verwachting eind augustus 2005 afgerond. Uiteraard zal ik uw Kamer informeren over de resultaten.


2. In hoeverre kloppen de signalen van machinisten dat er zich aan de westzijde van Amsterdam Centraal reeds geruime tijd een opvallende onregelmatigheid in de spoorligging bevindt? Is het ook waar dat een deel van de ter plaatse bekende machinisten om die reden daar met verminderde snelheid passeert? Kunt u aangeven wat de ernst van deze vermeende onregelmatigheid in de spoorligging is? Wat is daarvan de oorzaak?


2. Die signalen zijn mijn inziens onjuist. Indien een machinist een onregelmatigheid opmerkt die duidt op een veiligheidsaspect dan dient hiervan melding te worden gemaakt aan ProRail, die vervolgens onderzoek laat instellen. Bij de Inspectie, bij ProRail en bij NS, zijn geen meldingen bekend over de slechte spoorligging aan de westzijde van Amsterdam Centraal.


3. Welke eisen worden er gesteld aan de spoorligging? Op welke wijze houdt u hier toezicht op? Welke preventieve en curatieve maatregelen worden er genomen als er afwijkingen geconstateerd worden? Verloopt dit proces naar uw mening optimaal en is de veiligheid daarmee afdoende verzekerd?

3. De basisvoorwaarden voor een veilige spoorligging zijn vastgelegd in wettelijke regels. Daarnaast liggen deze eisen vast in interne regelgeving van ProRail. Het is de taak en verantwoordelijkheid van ProRail om te voldoen aan deze normen en te borgen dat, indien dat nodig is, curatieve maatregelen getroffen worden. ProRail neemt ook preventieve maatregelen zoals visuele inspectie van de sporen en metingen. Het toezicht op het voldoen aan zowel de wettelijke regels als de bedrijfsregelgeving van ProRail, wordt uitgeoefend door de Inspectie.

Ik hecht eraan te benadrukken dat een belangrijk instrument voor de borging van veiligheid binnen een organisatie het veiligheidsmanagementsysteem is, zoals dat bij ProRail bestaat. Ik zal er bij de Inspectie op aandringen dat blijvend zal worden toegezien op de actualiteit en effectiviteit van dit veiligheidsmanagementsysteem.


4. Kunt u aangeven welke maatregelen ProRail genomen heeft op basis van de bevindingen van de Inspectie Verkeer en Waterstaat met betrekking tot de ontsporing van een ammoniaktrein bij Halfweg op 17 juni 2003? Wat is uw mening over deze maatregelen? Is inmiddels voldoende zeker gesteld dat dergelijke fatale liggingsfouten nu niet meer kunnen voorkomen? Kunt u dit onderbouwen met feitelijke informatie?

4. Door de Inspectie is na de ontsporing in Halfweg vastgesteld dat deze met name is veroorzaakt doordat het spoor en het betreffende wissel niet overeenkomstig de daarvoor geldende (ProRail) norm op elkaar aansloten. Het betreffende wissel en zijspoor zijn in opdracht van de Inspectie buiten dienst geweest tot het moment dat deze definitief waren hersteld.
DInmiddels is door de Inspectie is een landelijk inspectieprogramma op de veilige berijdbaarheid van zijsporen en wissels opgestart.


5. Kunt u zich voorstellen dat de opeenvolgende ontsporingen rond Amsterdam in heel Nederland tot onzekerheid leiden onder reizigers, personeel en omwonenden, met name op plaatsen waar het spoor duidelijk merkbare en/of zichtbare liggingsfouten vertoont?

5. Ik kan mij deze onzekerheid voorstellen. Ik denk echter niet dat er op dit moment aanleiding is voor onzekerheid. Ik vind het van belang dat de oorzaken van beide ontsporingen grondig door de Inspectie worden onderzocht en dat de rapportages van deze onderzoeken worden gepubliceerd. Zodoende kan eenieder kennis nemen van datgene wat is gebeurd en kan lering worden getrokken uit deze ongevallen.


6. Ziet u, ook gelet op de toename van het aantal roodsein-passages en het grote aantal daarmee samenhangende treinbotsingen, aanleiding om op korte termijn aanvullende maatregelen te nemen om het traditioneel grote vertrouwen in de veiligheid van het vervoer per spoor te herstellen? Zo ja, welke? Zo neen, waarom niet?

6. Ik heb de Tweede Kamer op 17 mei per brief geïnformeerd over de stand van zaken met betrekking tot het branche brede onderzoek naar de maatregelen in verband met roodlicht passages. Gelet op de maatregelen die worden aangekondigd in deze brief en gezien de voorlopige conclusies over de oorzaak van de ontsporingen heb ik op dit moment geen aanleiding om aanvullende maatregelen te treffen op de maatregelen die nu al zijn getroffen.


7. Bent u met het oog op de mogelijk onveilige situatie en de maatschappelijke onzekerheid hierover bereid om deze vragen binnen een week te beantwoorden?

7. Inmiddels heb ik u om uitstel verzocht, omdat het meer tijd heeft gevergd om tot een zorgvuldige beantwoording te komen.

Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

Hoogachtend,

DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT

Karla Peijs


-----------------------
Het Parool, 10 juni jl.