Ministerie van Buitenlandse Zaken

Graag bied ik u hierbij de reactie aan op uw verzoek van 20 mei 2005 met kenmerk 25 098 nr. 28, inzake de schriftelijke vragen van de Vaste Commissie voor Buitenlandse Zaken met betrekking tot Rwanda.

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

A.M.A. van Ardenne-van der Hoeven

Antwoorden van mevrouw Van Ardenne - van der Hoeven, minister voor Ontwikkelingssamenwerking, op vragen van de Vaste Commissie voor Buitenlandse Zaken (ingezonden 20 mei 2005)

Vraag 1, 7 en 17


- Wat is de houding van de Rwandese regering ten opzichte van de Nederlandse kritische dialoog op basis van een Memorandum of Understanding?
- In de onderhandelingen met Rwanda over het MoU is naar voren gekomen dat accenten mogelijk teveel zouden liggen op voorwaarden van samenwerking in plaats van uitvoering van wederzijdse verplichtingen. Kunt u de kritiek van Rwanda in deze toelichten en aangeven hoe in de toekomst de kritische dialoog gewaarborgd blijft?
- In welke zin biedt volgens u het nieuwe MoU meer ruimte voor een open en constructieve dialoog?

Antwoord

In de afgelopen jaren bleek het MoU een goed uitgangspunt voor een intensieve dialoog met de Rwandese regering. Deze dialoog is open en kritisch geweest van beide zijden. Ondanks de soms gevoelige onderwerpen die aan de orde zijn gesteld heeft de Rwandese regering de deur voor dialoog wijd open gehouden. Regelmatig kwam het initiatief voor besprekingen van Rwandese kant. De verwachting is dan ook dat deze lijn zich zal voortzetten, zeker gezien de positieve houding van de Rwandese regering ten aanzien van het meer gelijkwaardige nieuwe MoU. Het oude MoU bestond voor een groot deel uit conditionaliteiten voor Rwanda, terwijl daar van Nederlandse zijde nauwelijks verplichtingen tegenover stonden. Het nieuwe MoU is meer in overeenstemming met een moderne 'good donorship' relatie. Ik verwacht dat juist in een context waarin beide partijen zich op basis van een partnerschap committeren aan de gemeenschappelijk doelstelling van vrede en stabiliteit in de regio en armoedebes trijding en goed bestuur in Rwanda, een dialoog kritischer en opener kan zijn en daarmee aan effectiviteit wint.

Vraag 2, 18 en 19


- Acht u het noodzakelijk dat Rwanda zelf bewijzen van medewerking levert ten aanzien van het onderzoek van de VN naar schendingen van het wapenembargo dat geldt voor de Democratische Republiek Congo (DRC)?
- Hoeveel ruimte is er in het licht van deze open en constructieve dialoog om openlijk te spreken over de relatie met de DRC en meer openheid in de Rwandese samenleving? Kunt u hiervan voorbeelden geven?
- Wat is, mede in het licht van voorgaande, de Rwandese reactie geweest op de ernstige zorgen die Nederland heeft geuit ten aanzien van de mogelijke betrokkenheid bij schendingen van het wapenembargo (zie Kamerstuk 25098/29237, nr. 25)

Antwoord

Het onderzoek van de VR groep van deskundigen en de daaropvolgende reactie van Rwanda dateren van enkele maanden geleden. Rwanda heeft reeds uitgedragen dat het ten volle bereid is medewerking te verlenen aan onderzoek naar schendingen van het wapenembargo, op voorwaarde dat het onderzoeksteam zich professioneel en onbevooroordeeld opstelt. Nu het mandaat van de groep is verlengd zal er eind juli 2005 een nieuw rapport worden gepresenteerd. Ik stel voor de uitkomst van het nieuwe rapport af te wachten. De Nederlandse zorgen ten aanzien van mogelijke betrokkenheid bij schendingen van het wapenembargo alsmede van de strekking van de motie Koenders zijn door Nederland aan de Rwandese overheid overgebracht. Nederland zal blijven aandringen op medewerking door Rwanda aan het onderzoek naar schendingen van het wapenembargo, evenals stappen ter eventuele vervolging van degene die zich aan de schendingen van het embargo schuldig maken.

De relatie met de DRC alsmede politieke ontwikkelingen in Rwanda zijn zeer frequent onderwerp van overleg met de Rwandese autoriteiten, zowel bilateraal als in EU-verband, op politiek en op werkniveau. Er zijn geen onderwerpen die niet aan de orde kunnen worden gesteld. Hoewel beide partijen het niet altijd met elkaar eens zijn, heb ik de stellige indruk dat aan Rwandese kant de Nederlandse- en EU-interventies op prijs worden gesteld gezien de open houding aan hun zijde ten aanzien van deze gesprekken.

Vraag 3, 16 en 20


- Hoe is sinds 2002 de monitoring, evaluatie van het Memorandum of Understanding met Rwanda en de bespreking ervan met Rwanda vormgegeven en welke rol speelde het maatschappelijk middenveld daarbij?
- Hoe zal het nieuwe Memorandum of Understanding worden gemonitord? Welk tijdspad zal daarbij worden gehanteerd en wat zal daarbij de rol zijn van het maatschappelijk middenveld?
- Welke specifieke kritiekpunten ten aanzien van het Nederlandse beleid heeft Rwanda naar voren gebracht en kunt u toelichten welke kritiek u terecht acht en welke niet?

Antwoord

Over de jaren 2002, 2003 en 2004 zijn evaluaties uitgevoerd over het Nederlands - Rwandese MoU door onafhankelijke consultants. Per brief van 15 juni 2005 heeft u de laatste evaluatie over de jaren 2003/2004 ontvangen. De consultants hebben bij hun beoordeling over de situatie in Rwanda en de rol van de respectieve donoren met een brede groep respondenten gesproken, inclusief vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld in Rwanda. Tevens worden de resultaten van elke evaluatie besproken tijdens het jaarlijkse bilaterale overleg tussen Nederland en Rwanda.

Kritiekpunten die in het laatste evaluatierapport naar voren komen zijn de gebrekkige voorspelbaarheid van de Nederlandse hulp, hetgeen samenhangt met de sterke mate van politieke conditionaliteit waarmee de hulp omgeven is, alsmede het feit dat Nederland geen algemene begrotingssteun verleent aan Rwanda terwijl het land daar wel voor in aanmerking zou komen. Zoals in de nota "Aan Elkaar Verplicht" is verwoord, hecht Nederland sterk aan een voorspelbare en transparante ontwikkelingsrelatie met partnerlanden. Dit uitgangspunt is vastgelegd in de tekst van het nieuwe MoU. Dit neemt niet weg dat Nederland zich het recht voorbehoudt om, op basis van zijn eigen afwegingen, te besluiten om al dan niet begrotingssteun te verlenen.

Het nieuwe MoU zal eveneens worden gemonitord door onafhankelijke consultants. Afhankelijk van ontwikkelingen op het gebied van donorharmonisatie zal deze monitoring in de toekomst in breder verband worden uitgevoerd: dit betekent dat ook andere donoren dan alleen het VK en Zweden hierbij betrokken zullen zijn. Het maatschappelijk middenveld zal hierbij zeker vertegenwoordigd zijn.

Vraag 4

Kunt u een overzicht geven van recente beoordelingen van de politieke situatie in Rwanda door instanties als het Amerikaanse State Department en het in New York gevestigde Freedom House?

Antwoord
In de rapporten over 2004 van zowel het State Department als het Freedom House worden vraagtekens gezet bij de politieke situatie in Rwanda. Weliswaar lijkt de situatie op papier licht te verbeteren, in de praktijk is nog onvoldoende progressie waar te nemen.

Zo wordt het als positief gezien dat er een nieuwe Constitutie is aangenomen die op papier een aantal politieke vrijheden biedt. In praktijk laten deze evenwel te wensen over. De situatie op het gebied van de media blijft precair. Hoewel recentelijk een wet is aangenomen die private tv- en radiostations mogelijk maakt, staan de media onder strenge controle van de overheid en wordt kritiek op de overheid meteen bestraft. Ten aanzien van het rechtssysteem, dat vrijwel geheel is ingestort na de genocide, heeft de Rwandese overheid de nodige hervormingen doorgevoerd. Er is evenwel nog steeds sprake van onrechtmatige detenties en lange vertraging in sommige rechtszaken. Vrijheid van vereniging en vergadering worden in praktijk eveneens aan banden gelegd.

Vraag 5

Wat is thans de houding ten opzichte van de regering in Rwanda van andere belangrijke EU-partners naast het Verenigd Koninkrijk, bijvoorbeeld België en Frankrijk?

Antwoord

Het VK verleent al sinds enkele jaren forse begrotingssteun aan Rwanda. Deze steun zal naar verwachting in de komende jaren op hetzelfde niveau worden voortgezet. België heeft in 2004 aangekondigd de hulp voor Rwanda te verdubbelen. Vanuit Frankrijk is sinds circa een jaar duidelijke toenadering te zien, in een poging de moeizame relatie sinds 1994 te verbeteren. Dit komt onder andere tot uiting in steun aan Rwanda in multilaterale fora zoals de unanieme steun voor schuldkwijtschelding in het kader van HIPC, steun voor begrotingssteun via de Wereldbank/PRSC en steun voor de kandidatuur van de Rwandese minister van Financiën voor de positie van president van de AfDB.

Vraag 6

Wat is thans de stand van zaken met betrekking tot onderzoeken naar de betrokkenheid van de Rwandese president Kagame bij de dood van de voormalige Rwandese president Habyarimana?

Antwoord

Er wordt thans onderzoek gedaan naar de vermeende betrokkenheid van de Rwandese president Kagame bij de dood van de voormalige Rwandese president Habyarimana in Frankrijk. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door de Franse onderzoeksrechter Brugyère en is nog niet afgerond. Voorts is recent bij het Spaanse Hoge Gerechtshof een zaak tegen Rwandese officieren aanhangig gemaakt en ontvankelijk verklaard. Er is nog geen datum voor de rechtszaak vastgesteld.

Vraag 8
Wat is uw mening over het oordeel dat Rwanda slechts ogenschijnlijk stabiel zou zijn in het licht van ontwikkelingen op het gebied van democratisering en mensenrechten? Kunnen deze ontwikkelingen en de vermeende betrokkenheid bij instabiliteit in de regio (DRC) in de toekomst leiden tot ernstige destabilisering? Acht u de open dialoog sterk genoeg om deze ontwikkelingen serieus aan de kaak te stellen?

Antwoord

De situatie op het gebied van mensenrechten en democratisering dient te worden verbeterd. Dit neemt niet weg dat ik het niet eens ben met de stelling dat Rwanda in het licht hiervan 'slechts ogenschijnlijk stabiel' zou zijn. Enerzijds gezien het recente dramatische verleden en anderzijds gezien de behoorlijke mate van politieke en macro-economische stabiliteit die het land heeft weten te bereiken.

Voor Rwanda is de aanpak van de FDLR (ex-FAR/Interahamwe) een belangrijke stap in de aanloop naar regionale veiligheid en stabiliteit. Indien dit probleem spoedig kan worden aangepakt wordt Rwanda de mogelijkheid ontnomen dit te gebruiken als excuus voor mogelijke aanwezigheid in de DRC. Met het wegvallen van deze "externe vijand" kan de aandacht ook meer uitgaan naar interne politieke processen, die kunnen leiden tot verzoening met het verleden en grotere openheid. De inspanningen van de internationale gemeenschap zijn dan ook mede gericht op het verbeteren van de situatie in Oost Congo en het bijdragen van een oplossing voor het probleem van de FDLR.

Onderwerpen met betrekking tot de binnenlandse en de regionale situatie zijn een vast bestanddeel van de dialoog met de Rwandese regering, zowel bilateraal als in EU verband. De dialoog vindt zowel formeel als informeel plaats en kan gekarakteriseerd worden als open en constructief.

Vraag 9
Hoe verhoudt zich de wederzijdse intentie tot langdurige bilaterale betrekkingen tot de mogelijkheid de ontwikkelingsrelatie op te schorten, indien mocht blijken dat Rwanda militair aanwezig is in Congo? Is aan de Rwandese regering te verstaan gegeven dat bij gebleken wangedrag van Rwanda ten opzichte van de situatie in het oostelijke deel van Congo, het MoU door Nederland zal worden beëindigd?

Antwoord

De langdurige bilaterale relatie met Rwanda biedt de mogelijkheid tot het aangaan van een kritische politieke dialoog. Deze wordt dan ook niet geschuwd. Mocht onomstotelijk vast komen te staan dat Rwanda betrokken is bij invallen in de DRC dan zal dit gevolgen hebben voor de partnerschapsrelatie. Ik heb persoonlijk de Rwandese minister van Buitenlandse Zaken op de hoogte gesteld van de Nederlandse zorgen ten aanzien van mogelijke betrokkenheid bij schendingen van het wapenembargo alsmede van de strekking van de motie Koenders. Het MoU voorziet in een clausule die beëindiging van het MoU mogelijk maakt, zolang een opzegtermijn van drie maanden in acht wordt genomen.

Vraag 10, 11 en 12

- Waarom hanteert Nederland afzonderlijke indicatoren? Waarom is hierover geen overeenstemming bereikt met Rwanda?
- In welke mate is er in het kader van de indicatoren ook sprake van persvrijheid als indicator?
- Wat houdt de 'media strategy' precies in (bij indicatoren good governance, human rights)?

Antwoord

De indicatoren die Nederland hanteert zijn grotendeels ontleend aan door de Rwandese regering zelf vastgestelde beleidsdocumenten. De Rwandese regering vond het niet noodzakelijk deze separaat op te nemen bij het MoU. Aangezien Nederland heeft besloten deze indicatoren wel op te nemen worden zij in een aparte lijst vermeld.

Waarborgen voor de persvrijheid zijn een onderdeel van de opgestelde mediastrategie ('Good governance, the establishment of an open, inclusive society and respect for human rights'). Deze mediastrategie betreft een plan dat in augustus 2004 is opgesteld door het ministerie van Informatie in samenwerking met enkele donoren, inclusief Nederland. Deze strategie beoogt de persvrijheid aan te moedigen en de capaciteit van de media te versterken. Liberalisering van de radiosector is onderdeel van dit plan. Persvrijheid is tevens onderdeel van de indicator "adherence to individual and collective freedoms" onder het kopje 'adhering to NEPAD principles'.

Vraag 13

Uit welke activiteiten bestaat precies de 'security sector reform' (zie indicatoren)?

Antwoord

Naast leger en politie vallen ook de justitiële sector en aan de veiligheidssector gerelateerde NGO's onder de security sector. Het is essentieel deze spelers in hun samenhang te bezien. Nederland is de grootste donor op het gebied van de justitiële sector. Voorts draagt Nederland bij aan versterking van de capaciteit van het Rwandese leger op het terrein van vredeshandhaving, in het bijzonder in Darfur. Ook draagt Nederland bij aan de demobilisatie en (re)integratie van FDLR-strijders.

Vraag 14

Biedt het nieuwe Memorandum of Understanding voldoende aanknopingspunten om te werken aan de vestiging van de rechtsstaat en beter respect voor de mensenrechten? Laat de bilaterale samenwerking voldoende vooruitgang zien op dat terrein?

Antwoord
Ja, het MoU biedt voldoende aanknopingspunten op het terrein van de rechtsstaat en de mensenrechten. De bilaterale samenwerking laat belangrijke vooruitgang zien met name op het gebied van versterking van de rechtstaat. In 2004 zijn de formele wetten en structuren aangenomen om een geheel nieuwe justitiesector vorm te geven, het resultaat van een langdurig en intensief - door Nederland gesteund - hervormingsproces. Belangrijke elementen zijn een onafhankelijke rechterlijke macht en een onafhankelijke openbaar aanklager. Het ambitieniveau in de gehele justitiesector om te komen tot een professionele onafhankelijke rechtspraak is hoog. Verschillende rechterlijke uitspraken die zijn gedaan sinds het nieuwe systeem in werking is getreden duiden er op dat er inderdaad sprake is van versterking van de onafhankelijkheid.

Vraag 15

Kunt u aangeven wat de redenen van Nederland, het VK en Zweden waren om niet direct een gezamenlijk Memorandum of Understanding op te stellen? Wordt er, naast Zweden en het VK, met andere landen overlegd over een gezamenlijk MoU, dan wel verdergaande donorharmonisatie? Zo, nee wat zijn de belemmeringen om op nog grotere schaal te gaan samenwerken met zoveel mogelijk donoren in Rwanda?

Antwoord

De MoUs van Zweden, het VK en Nederland liepen in het verleden qua inhoud en structuur sterk uiteen, wat directe samenwerking moeilijk maakte. De recente MoUs van Zweden en Nederland zijn inmiddels in sterke mate geharmoniseerd. Het VK werkt momenteel met Rwanda aan het opstellen van een nieuw, eveneens vergelijkbaar MoU.

Tevens hebben de drie donoren ervoor gekozen om, alvorens concrete stappen te zetten, eerst het advies af te wachten van een onafhankelijke consultant. Dit advies zal mede rekening houden met het Rwandese voornemen om een ambititieus plan te ontwikkelen voor verdergaande donorharmonisatie in het kader van de uitvoering van de Verklaring van Parijs. Nederland zal dit Rwandese initiatief tot verdere donorharmonisatie ondersteunen.


-----------------------
In de motie Koenders wordt de regering verzocht de Nederlandse hulp direct unilateraal op te schorten indien het bewijs wordt geleverd dat Rwanda is betrokken bij invallen in Congo.


---- --