---
Brieven aan de Kamer
---
Toezeggingen Algemeen Overleg van 20 juni 2005
29-7-2005 10:40:00
Inleiding
Tijdens het Algemeen Overleg met de Vaste Commissie voor Defensie op
20 juni jl. over het HAWK-onderzoek, het Balkan-onderzoek en het
jaarverslag IMG heb ik een aantal toezeggingen gedaan. Met deze brief
wil ik deze toezeggingen gestand doen.
Consulteren van civiele huisartsen door militairen
Tijdens het Algemeen Overleg werd door mw. Aasted Madsen - van
Stiphout (CDA) gevraagd naar het consulteren door militairen van
civiele huisartsen. Uit de beschikbare informatie blijkt dat 85% van
de huisartsenzorg intern wordt geconsumeerd en 15% extern. Ten aanzien
van de externe consultaties moet worden opgemerkt dat Defensie voor de
avond-, nacht- en weekenddienst vaak gebruik maakt van de civiele
sector. Voorts werkt Defensie soms samen met civiele huisartsgroepen.
In beide gevallen geldt dat de geconsumeerde zorg weliswaar
geregistreerd staat als extern, maar dat er sprake is van rechtmatig
door of vanwege de militair geneeskundige dienst genoten zorg. De
Stichting Ziektekosten Verzekering Krijgsmacht (SZVK) vergoedt thans
alle geneeskundige zorg die past binnen het verstrekkingenpakket,
ongeacht wie zorgverlener is. Eén en ander heeft dus geen financiële
consequenties voor de militair. Zoals hierboven gesteld is de omvang
van de huisartsenzorg, volgens de hiervoor mij ten dienste staande
gegevens van de SZVK buiten het militair geneeskundig systeem beperkt.
Bij de externe huisartsenzorg is geen sprake van verwijsbriefjes, ook
niet achteraf. In regelgeving is verder opgenomen dat indien een
militair vanwege de mogelijke ernst van een aandoening rechtstreeks
naar een zorginstelling gaat, het achteraf schrijven van een
verwijskaart achterwege kan blijven.
EUROMIL-onderzoek HAWK
Mw. Eijsink (PvdA) heeft, verwijzend naar een artikel in een
vakbondsblad, gevraagd of Nederland bereid is te participeren in een
door Euromil voorgesteld breed internationaal onderzoek naar
radarstraling van de HAWK. Ik neem aan dat Mw. Eijsink verwijst naar
het artikel in ´Oplinie´ van maart 2005 waarin wordt aangegeven dat
het nodig is om ´internationaal te gaan´. Uit dit artikel blijkt niet
duidelijk wat voor soort onderzoek men voorstaat. Daarom heb ik
contact laten opnemen met Euromil. Van die zijde heb ik begrepen dat
men daar voorstander is van een gezamenlijke studie in internationaal
verband, uit te voeren door de betrokken landen.
Thans voert TNO een literatuurstudie uit naar onderzoeken die gedaan
zijn naar eventuele gezondheidseffecten van radarstraling. Daarbij
worden ook de tijdens het Algemeen Overleg genoemde onderzoeken uit
België, de Verenigde Staten, Noorwegen en Duitsland betrokken, voor
zover deze relevant en beschikbaar zijn. In september ontvangt u een
tussenrapportage over de stand van zaken van dit literatuuronderzoek
en over de stand van zaken van het Contactpunt Radarstraling. In
oktober zal TNO het onderzoek afronden, waarna ik u het
onderzoeksrapport, voorzien van mijn appreciatie, zal aanbieden. Dan
zal ik ook aangeven of er aanleiding is een aanvullende studie in
internationaal verband te starten.
Verarmd uranium (DU)
Gevraagd werd, eveneens naar aanleiding van een standpuntbepaling
van Euromil, naar het Nederlandse beleid en de protocollering voor het
aantreffen van DU in uitzendgebieden. Standaard wordt bij de
verkenning vóór een nieuwe missie specifiek gelet op de mogelijkheid
van de aanwezigheid van (resten van) DU munitie. Incidenteel heeft,
waar verdenking bestond op DU munitieresten, bemonstering van grond
plaatsgevonden. Objecten waar mogelijk gebruik gemaakt is van DU
munitie worden gemarkeerd. Personeel wordt eenheidsgewijs in de
opwerkfase alert gemaakt op de risico's van blootstelling aan DU. Ter
plaatse wordt het personeel zonodig aanvullend voorgelicht en erop
gewezen dat zij deze gebieden zoveel mogelijk moeten mijden en alleen
met beschermende maskers en handschoenen mogen betreden. Mocht er
echter sprake zijn van een accidentele blootstelling, dan wordt
gehandeld conform het "Protocol onderzoek Blootstelling aan Verarmd
Uranium bij Incidenten".
Waar dit is voorgekomen bleek uiteindelijk geen sprake te zijn geweest
van significante blootstelling. Gezaghebbende bronnen, zoals de World
Health Organisation (WHO), maken tot dusver niet aannemelijk dat de
blootstelling in gebieden met DU munitie zodanig is dat hier nadelige
gezondheidseffecten van te verwachten zijn.
In Nederlandse wapensystemen wordt overigens geen munitie met DU
gebruikt.
Moratorium
Namens de Minister meld ik u tenslotte, in antwoord op de vraag van
mw. Van Velzen (SP), dat er geen aanleiding is terug te komen op het
eerdere ingenomen standpunt ten aanzien van de motie over een
moratorium op het gebruik van verarmd uranium in NAVO- en VN-verband
(motie 27 580, nr. 4).
Afsluitend
Ik ga er vanuit dat de Kamer, in antwoord op de na afloop van het
Algemeen Overleg van 20 juni jl. nog openstaande vragen, met deze
brief afdoende is geïnformeerd.
DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE
Ministerie van Defensie