Hoofdlijnenakkoord vroegpensioen en levensloop bij ABP


05.07.2005 / 17:16 / Rubriek: Binnenland / Organisatie: Abvakabo fnv

PERSBERICHT
Hoofdlijnenakkoord vroegpensioen en levensloop bij ABP

De Stichting Verbond Sectorwerkgevers Overheid (VSO) en de Samenwerkende Centrales voor Overheidspersoneel (SCO) hebben op 5 juli 2005 een hoofdlijnenakkoord bereikt over de aanpassing van de ABP-regelingen aan de VPL-wetgeving. Dit akkoord, dat van toepassing is op ca. 1 mln. werknemers bij overheid en onderwijs, wordt door partijen met een positief advies aan hun achterbannen voorgelegd.

Toekomstgericht
In dit akkoord zijn toekomstgerichte afspraken gemaakt die de feitelijke pensioneringsdatum zullen doen stijgen. Individuele keuzemogelijkheden nemen toe en er wordt meer verantwoordelijkheid bij de individuele werknemer gelegd. De afspraken bestaan uit een nieuw structureel arrangement dat anders van karakter is dan de huidige FPU-regeling en overgangsmaatregelen voor verschillende groepen. Een evenwichtige verdeling van de lusten en lasten van het arrangement voor de oudere en de jongere generatie van overheids- en onderwijswerknemers is een belangrijk uitgangspunt voor de inhoud van de overgangsmaatregelen geweest.

Structureel arrangement
In de structurele situatie wordt de FPU-uitkering vervangen door een versterking van het ouderdomspensioen. Het flexibiliseren van de pensioenleeftijd en deeltijdpensioen wordt mogelijk gemaakt. De mogelijkheden tot het uitruilen van ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen worden verruimd.

Tevens is 0,8% van het jaarsalaris overeen gekomen ten behoeve van levensloopsparen. Op sectoraal niveau kunnen hier nadere afspraken over worden gemaakt. De levensloopregeling is individueel gericht. Het is aan de individuele medewerker òf hij aan de regeling deelneemt en wanneer hij het opgebouwde tegoed wil aanspreken. De regeling heeft het financiële karakter van een spaarregeling.

Een gemiddelde werknemer met 40 dienstjaren kan met dit versterkte ouderdomspensioen op de leeftijd van 62 jaar en 9 maanden een uitkering van 70% van zijn gemiddelde loon verwachten. Afhankelijk van de feitelijke loopbaan van betrokkene en zijn individuele beslissing, zullen verschillende uitkomsten ontstaan. Het feit dat individuele aanspraken uitgangspunt voor het pensioenresultaat vormen, zal naar de verwachting van partijen leiden tot een stijging van de feitelijke uittredingsdatum en een toename van de arbeidsparticipatie.

Door een gecombineerde inzet van enerzijds een verhoogde opbouw van het ouderdomspensioen en anderzijds het opnemen van levensloop ten behoeve van vroegpensioen, is het voor werknemers bij overheid en onderwijs gemiddeld genomen mogelijk tussen 62 jaar en 2 maanden en 62 en 4 maanden uit te treden.

Afgesproken is de franchise en het opbouwpercentage van het pensioen te uniformeren door de bij de zogenoemde middelloondeal overeengekomen differentiatie naar leeftijdsgroep met ingang van 1 januari 2006 ongedaan te maken.

Werknemers krijgen de mogelijkheid het ouderdomspensioen waar ze aanspraak op kunnen maken, vanaf de leeftijd van 60 jaar, in voltijd of in deeltijd op te nemen.

Overgangsmaatregelen. Voor mensen met een lopende FPU-uitkering die is ingegaan vóór 1 januari 2006 blijft de situatie in beginsel ongewijzigd. Voor hen geldt bovengenoemd arrangement niet.

Voor werknemers die op 31 december 2005 in dienst zijn en op dat moment 56 jaar of ouder zijn, geldt in beginsel een regeling conform de huidige FPU-regeling. De spilleeftijd wordt met enkele maanden verhoogd. Voor hen geldt het bovengenoemde arrangement niet.

Voor werknemers die op 31 december 2005 in dienst zijn en op dat moment jonger dan 56 jaar zijn gelden bovengenoemde structurele maatregelen wel. Voor hen geldt een overgangsregime dat is gericht op het overbruggen van de pensioenopbouw tot het niveau van de structurele regeling.

Financiering
Met de pensioenafspraken is 7,3% van het jaarsalaris gemoeid. De huidige FPU-regeling kent een vergelijkbaar kostenniveau. Van deze 7,3% gaat 2,75% naar de structurele regeling voor versterkt ouderdomspensioen (inclusief uniformering van franchise en opbouwpercentage). 0,8% Van het jaarsalaris wordt bestemd voor levensloopsparen. Het overige is bestemd voor de genoemde overgangsmaatregelen die in 15 jaar worden afgefinancierd, conform de mogelijkheden die het fiscale kader biedt.