Gemeente Utrecht


2005 SCHRIFTELIJKE VRAGEN
64 Vragen van mevrouw mr. M. Schuring
(ingekomen 27 juni 2005)

Op 9 juni 2005 heb ik namens de GroenLinks-fractie per brief aan het college verzocht om eindelijk eens echt met mevrouw van Plateringen van de woonwagenlocatie Huppeldijk onderhandelingsgesprekken te voeren en daartoe de gerechtelijke procedure op te schorten.
Als "antwoord" kreeg ik geen antwoord. Op 16 juni 2005 ontving ik de volgende reactie van het college:
"Als reactie op de brief van GroenLinks verwijzen wij u naar de in afschrift meegezonden brief die wethouder van Kleef op 8 juni jl. aan mevrouw van Plateringen heeft gezonden. Wij hebben daar niets aan toe te voegen".
Bijgevoegd was een brief van wethouder van Kleef aan mevrouw van Plateringen waarin het college stelt dat de gemeente niet meer met haar wil corresponderen en uitsluitend contact wil houden via de advocaat van de gemeente, de heer Tomlow. Deze brief was uiteraard bij GroenLinks bekend, sterker, het was één van de redenen voor GroenLinks om de wethouder een brief te sturen. GroenLinks is zeer verontwaardigd over de wijze waarop het College onze brief heeft afgedaan. Wij ervaren de handelwijze als bot en arrogant. De zaak die wij aankaarten mag u onbelangrijk of lastig vinden, dat geeft u niet het recht het te negeren en een raadsfractie die het ter tafel brengt te schofferen.
GroenLinks is in het algemeen terughoudend met het behartigen van individuele belangen, zeker in situaties van onderhandeling. Als echter keer op keer niet voldaan wordt aan voorwaarden waar elke burger recht op heeft, is dit reden in actie te komen. Onze indruk is stellig, gestoeld op ervaringen van het afgelopen jaar, dat hier de burger geen recht is gedaan. Dit leidt tot de volgende schriftelijke vragen:

1. Kunt u toelichten waarom u niet serieus bent ingegaan op hetgeen wij u geschreven hebben in de brief van 9 juni 2005?
2. Kan het college aangeven of, en zo ja hoe vaak, er onderhandelingsgesprekken zijn geweest met mevrouw van Plateringen? Als er geen onderhandelingsgesprekken geweest zijn, is het college dan bereid om alsnog met haar om de tafel te gaan zitten om tot een minnelijke oplossing te komen?
3. Waarom heeft dit college het bizarre standpunt dat op het moment dat een zaak naar de advocaat is overgedaan er niet meer onderhandeld kan worden om tot een minnelijke schikking te komen, terwijl dat in rechtszaken zeer gebruikelijk is?


Bijlage: brief van GroenLinks aan college d.d. 9 juni 2005. (Hoort bij SV 2005/nr. 64 van mevrouw mr M. Schuring inzake onderhandelingsproces verplaatsing Huppeldijk)


Aan: College van B&W
Postbus 16200
3500 CE Utrecht

Betreft: Onderhandelingsproces verplaatsing Huppeldijk
t.a.v. mevr. D. van Plateringen

Datum: 9 juni 2005


Geacht College,

Mede op verzoek van mevrouw D. van Plateringen wil ik mijn bedenkingen kenbaar maken over de wijze waarop met haar overleg is gevoerd over de verplaatsing van haar woonwagen van de Huppeldijk naar een nieuwe locatie in Leidsche Rijn.
Het is geenszins de bedoeling van GroenLinks om inhoudelijk in te gaan op de onderhandelingen. Wel wil ik hier enkele kanttekeningen plaatsen bij het onderhandelingsproces.

In het voorjaar van 2004 is er een gesprek geweest tussen gemeente en mevrouw van Plateringen over de voorwaarden voor verplaatsing en de financiële compensatie. Daarbij is door mevrouw van Plateringen naar voren gebracht dat zij i.t.t. de andere bewoners van de Huppeldijk beschikt over een bouwvergunning, waardoor zij volgens haar recht heeft op een hogere compensatie.

Mevrouw van Plateringen was in de veronderstelling dat dit eerste gesprek het begin zou zijn van een serie gesprekken over de hoogte van de vergoeding waarin de gemeente zich uit zou spreken over het aspect van de bouwvergunning. Na het eerste gesprek over financiële compensatie heeft mevrouw van Plateringen geen uitnodiging meer ontvangen voor nader overleg, hoewel zij hier wel meermalen naar geïnformeerd heeft.

Wethouder van Kleef heeft in de zomer 2004 met mevrouw van Plateringen gesproken en haar toen toegezegd dat de gemeente bereid was om verder met haar te praten over de voorwaarden van de verplaatsing.

Op 29 maart 2005 heeft de wethouder van Kleef op vragen van Herman Kampers van GroenLinks in de raadscommissie Stedelijke Ontwikkeling geantwoord dat het onderhandelingsproces niet was stil gelegd, maar dat onderhandelingen nu uitsluitend verliepen via de projectleider, de heer van Klapwijk. Mevrouw van Plateringen heeft meermalen, via haar advocaat, tevergeefs contact gezocht met de heer van Klapwijk.
Op 12 april heeft de gemeente een brief gestuurd aan mevrouw van Plateringen met de opmerking dat zij nog tot 20 april 2005 in staat werd gesteld haar laatste standpunt kenbaar te maken aan de heer van Klapwijk voordat een finaal aanbod zou worden gedaan. Ook toen heeft zij weer getracht in contact te komen met de heer Klapwijk, wederom zonder succes.

Op 25 april 2005 is door de gemeente een finaal aanbod gedaan dat is vervallen op 14 mei 2005. Omdat mevrouw van Plateringen dit bod te laag vond heeft zij contact gezocht met de gemeente. De gemeente was niet bereid met haar in overleg te treden.

In de veronderstelling dat er in de communicatie iets mis was gegaan, heb ik contact opgenomen met de heer van der Valk en mevrouw van Kleef met het verzoek om alsnog een gesprek tussen mevrouw van Plateringen en de heer van Klapwijk te regelen. Het antwoord was dat de zaak nu was overgedragen aan advocaat Tomlow en de zaak langs de juridische weg wordt afgehandeld. Feitelijk betekent dit dat de gemeente het tot een rechtszaak laat komen.

Hoewel de wijze van communicatie van mevrouw van Plateringen en partner niet altijd even correct en duidelijk is geweest, heeft mevrouw van Plateringen altijd de intentie gehad er met de gemeente op een minnelijke wijze uit te komen. Het feit dat zij er niet in is geslaagd om met de gemeente in gesprek te komen, heeft bijgedragen aan de enigszins gespannen sfeer die tussen haar en de gemeente is ontstaan. En dat heeft er toe geleid dat de zaak nu door de rechter moet worden beslist. Dit geeft mevrouw van Plateringen het gevoel dat zij niet serieus is genomen in de onderhandelingen en tegen haar wil in een rechtszaak tegen de gemeente is beland.

Het is natuurlijk altijd mogelijk dat partijen er in onderhandelingen niet uit komen en dan de gang naar de rechter onvermijdelijk is. GroenLinks meent echter dat in deze zaak er door de gemeente helemaal geen serieuze onderhandelingen zijn gevoerd en de gang naar de rechter had kunnen worden voorkomen.
GroenLinks verzoekt het college daarom om de juridische procedure op te schorten en op korte termijn met mevrouw van Plateringen en haar advocaat om tafel te gaan zitten en via onderhandelingen tot overeenstemming te komen.

Met vriendelijke groet,


Marjan Schuring
Fractievoorzitter
GroenLinks Utrecht


Antwoord van Burgemeester en wethouders
(verzonden 5 juli 2005)


1. Voor de beantwoording van uw vragen hebben wij verwezen naar de brief die vanuit de gemeente is verstuurd naar mevrouw Van Plateringen. Daarin was de laatste stand van zaken gemeld zodat ook geen misverstanden kunnen ontstaan over het standpunt van de gemeente. Uit deze brief blijkt dat er sinds de zomer van 2004 tot aan de brief van 8 juni serieus en met inleving voor de situatie contact is geweest met mevrouw Van Plateringen teneinde het besluit van 1998 om de Huppel op te heffen, uit te voeren. Het College werkt zeer serieus en intensief aan deze zaak en heeft de Commissie Stedelijke Ontwikkeling ook periodiek geïnformeerd over de voortgang.
2. In de afgelopen jaren zijn er diverse gesprekken en (telefonische) contacten geweest met mevrouw Van Plateringen en de heer R. v.d. Haar via diverse bestuurders, ambtenaren en adviseurs van de gemeente. Een concrete opsomming van deze contacten treft u aan in de genoemde brief van 8 juni. Uit deze brief blijkt dat er overwegend schriftelijk en via advocaten contact is geweest, waarbij mevrouw Van Plateringen in juli 2004 het contact heeft opgeschort. Op de uitnodigingen vanaf april 2005 werd niet ingegaan en heeft mevrouw Van Plateringen een formeel gesprek geweigerd. Hierna zag de gemeente zich genoodzaakt om via de formele weg schriftelijk een definitief aanbod te doen.
3. Na langdurige pogingen van onze kant om te komen tot gesprekken en oplossingen is besloten deze zaak in handen te geven van advocaten. Het staat mevrouw Van Plateringen uiteraard vrij om via haar advocaat een verzoek te doen voor minnelijke schikking als zij liever niet in de rechtszaal het oordeel wil afwachten. Voor de gemeente is het op dit moment niet opportuun om de gekozen beleidslijn te wijzigen. Overigens is de kwalificatie "bizar" onjuist in dit verband. In dergelijke situaties is dit namelijk de standaardlijn. Er heeft overigens nog zeer recent uitgebreide correspondentie en uitwisseling van argumenten plaatsgevonden. Dit heeft niet geleid tot overeenstemming.


---- --