Betaling parkeergeld uitsluitend door middel van chipkaart toelaatbaar
's-Gravenhage, 8 juli 2005 - De Hoge Raad heeft vandaag uitspraak
gedaan in een tweetal zaken over het betalen van parkeerbelasting
uitsluitend door middel van een chipkaart.
Sedert enige jaren heeft een aantal grotere gemeenten gebruik gemaakt
van de mogelijkheid om voor te schrijven dat bij parkeermeters en
parkeerautomaten uitsluitend kan worden betaald met een chipkaart.
Betaling door middel van muntinworp is dan niet meer mogelijk. De
gemeenten zijn daartoe veelal overgegaan in verband met problemen van
diefstal uit en vernieling van muntautomaten.
In procedures voor het hof Arnhem en het hof Den Haag hebben
belanghebbenden de rechtsgeldigheid van deze beperking in
betalingsmogelijkheden aangevochten. Zij hadden de verschuldigde
parkeerbelasting niet betaald en maakten bezwaar tegen de opgelegde
naheffingsaanslag.
Het hof Arnhem heeft op 7 oktober 2003 (LJN AL7896) in een Nijmeegse
zaak geoordeeld dat de gemeentelijke voorschriften, waarin
elektronische betaling wordt voorgeschreven, onverbindend zijn omdat
ze niet op een geldige wettelijke basis berusten; het hof heeft de
desbetreffende naheffingsaanslag vernietigd.
Het hof Den Haag daarentegen oordeelde op 13 november 2003 (LJN
AL1841) in een zaak die in Rotterdam speelde dat de gemeentelijke
voorschriften rechtsgeldig zijn en heeft het beroep van de
belanghebbende ongegrond verklaard; daaraan deed volgens het hof niet
af dat de auto van belanghebbende werd gebruikt door een Britse
onderdaan die niet over een chipkaart beschikte.
In beide zaken is cassatieberoep ingesteld. Het cassatieberoep is voor
de gemeente Nijmegen behandeld door mr. G. Snijders, advocaat in Den
Haag; voor de gemeente Rotterdam is het beroep behandeld door de
directie gemeentelijke belastingen te Rotterdam, terwijl als
woordvoerder in deze zaak optreedt de heer E.A.M. Hendriks.
Advocaat-generaal Niessen heeft in beide zaken op 7 december 2004 (LJN
AR8903) in zijn advies aan de Hoge Raad geconcludeerd dat de algemene
maatregel van bestuur, waarin de mogelijkheid voor gemeenten is
geschapen om elektronische betaling van parkeergeld voor te schrijven,
binnen de grenzen van de Gemeentewet blijft en derhalve verbindend is.
De Hoge Raad heeft, in overeenstemming met dit advies, geoordeeld dat
er een geldige wettelijke basis is voor deze gemeentelijke
voorschriften.
Voorts heeft de Hoge Raad in de Nijmeegse zaak (rolnr. 40.298)
overwogen dat de onmogelijkheid van betaling met munten niet in strijd
is met de Europese verordeningen waarbij de euro als Europese
munteenheid is ingevoerd. De advocaat-generaal had geadviseerd op dit
punt prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie van de
EG. De Hoge Raad oordeelt echter dat deze verordeningen geen einde
hebben gemaakt aan de mogelijkheid voor lidstaten om een andere dan
chartale wijze van betaling in de geldende munteenheid voor te
schrijven.
Ten slotte heeft de Hoge Raad, in afwijking van het advies van de
advocaat-generaal, in de Rotterdamse zaak (rolnr.40.375) geoordeeld
dat geen sprake is van een ongeoorloofde discriminatie van andere
EU-onderdanen die zelf geen Nederlandse chipkaart hebben. Zij hebben
de mogelijkheid om ter plaatse een niet aan een bankrekening gebonden
chipkaart te kopen. Weliswaar is daaraan een gering bedrag (in
Rotterdam ⬠2,50) aan kosten verbonden, maar naar het oordeel van de
Hoge Raad levert dat geen wezenlijke belemmering voor het parkeren op.
Bovendien wordt het eventuele ongemak gerechtvaardigd door de
dwingende redenen van openbaar belang die aan de invoering van
uitsluitend elektronische betaling ten grondslag liggen, namelijk het
terugdringen van criminaliteit en overlast voor het publiek in verband
met problemen van diefstal uit en vernieling van muntautomaten.
Op grond van het voorgaande heeft de Hoge Raad het cassatieberoep
tegen de uitspraak van het Haagse hof verworpen. Het beroep tegen de
uitspraak van het Arnhemse hof is gegrond verklaard. Dit heeft tot
gevolg dat de naheffingsaanslag alsnog door de belanghebbenden dient
te worden betaald.
Bovenstaande is een samenvatting van de griffier van de Hoge Raad der
Nederlanden (buiten verantwoordelijkheid van de Hoge Raad).
LJ Nummers
AR8903
AR8934
Bron: Hoge Raad der Nederlanden
Datum actualiteit: 8 juli 2005 Naar boven
Gerechtelijke organisatie