Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag

ons kenmerk: DL. 2005/1964
datum: 08-07-2005
onderwerp: Het functioneren van de inspectiediensten

Bijlage 1

Geachte Voorzitter,

Hierbij ontvangt u de antwoorden op de vragen van de leden Atsma en Ormel (beiden CDA) inzake een bericht over falende inspectiediensten.

1
Kent u het bericht 'Dierenleed op tientallen boerderijen'? Is er inderdaad sprake van buitensporige sterftecijfers en van falende inspectiediensten?

Ja, ik ken dit bericht.
Navraag bij de Algemene Inspectiedienst (AID) en de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming (LID) leert mij dat zij zich niet herkennen in het beeld dat in het krantenbericht wordt geschetst. Van falende inspectiediensten is evenmin sprake. Voor de werkwijze van de diensten verwijs ik u naar de antwoorden op de vragen 3 en 4.

2
Deelt u de mening dat uitwassen moeten worden aangepakt en dat behalve de individuele ondernemer ook anderen daarop mogen worden aangesproken? Zo ja, wat is de rol van bijvoorbeeld dierenartsen? Komen er bijvoorbeeld klachten binnen bij het Steunpunt Dierenartsen?

Uiteraard ben ik van mening dat uitwassen moeten worden aangepakt.
Wanneer er in individuele gevallen sprake is van mishandeling dan wel het onthouden van zorg (artikelen 36 en 37 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren), treedt de AID hier zondermeer tegen op. Echter in geval van verwaarlozing is er vaak meer aan de hand, bijvoorbeeld psychische of sociale nood bij de ondernemer.
Daarom is er in het verleden de landelijke projectgroep Verwaarlozing Landbouwhuisdieren ingesteld. Wanneer bij het vertrouwensloket van deze projectgroep een klacht binnenkomt, wordt een team samengesteld van in ieder geval een dierenarts en iemand vanuit het landbouwbedrijfsleven, dat vervolgens het bedrijf bezoekt.
In overleg en onder begeleiding wordt vervolgens geprobeerd de problemen op het bedrijf op te lossen. Het streven is op deze manier de problemen structureel op te lossen en het niet tot een ingrijpen van de AID te laten komen.
Ik ben van mening dat het de individuele ondernemer zelf is, die moet worden aangesproken en niet andere partijen. Daargelaten dat in sommige gevallen waarin de dierenarts niets of onvoldoende heeft gedaan, hij tuchtrechtelijk kan worden aangesproken. Wanneer de dierenarts met verwaarlozing respectievelijk mishandeling wordt geconfronteerd, meldt hij dit afhankelijk van het geval ofwel bij het vertrouwensloket, ofwel bij de AID.

3
Kunt u aangeven hoe de samenwerking tussen de Algemene Inspectiedienst (AID) en de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming (LID) verloopt? Worden deze organisaties geïnformeerd door dierenartsen en/of het destructiebedrijf indien sprake is van mogelijke misstanden?

Conform de werkafspraken houdt de AID zich primair bezig met landbouwhuisdieren en de LID met gezelschapsdieren. Wanneer bij het meldpunt van de LID klachten binnenkomen over landbouwhuisdieren, worden deze in principe doorgestuurd naar de AID. Wanneer bij de AID klachten binnenkomen over gezelschapsdieren, geldt het omgekeerde. Hierna zorgt de AID voor de afhandeling van klachten op het terrein van landbouwhuisdieren en de LID voor de afhandeling van klachten op het terrein van gezelschapsdieren. In tegenstelling tot het geluid uit het krantenbericht, verloopt de samenwerking tussen beide diensten goed en zullen de afspraken worden herijkt. Bij de beantwoording van de Kamervragen over de inbeslagname van dieren in Jorwert, heb ik u dat al gemeld. Daar waar wenselijk zullen afspraken worden verbeterd of verduidelijkt.

4
Op basis waarvan worden prioriteiten voor het werk van de AID vastgesteld?
Waar wordt op dit moment prioriteit aan toegekend?

Aan de hand van de uitkomsten van de controles uit voorafgaande jaren en met inachtneming van de verplichte minimale controle-inspanningen rond verschillende EU-richtlijnen, worden jaarlijks binnen het ministerie in nauw overleg de prioriteiten bepaald en vastgelegd in het jaarplan van de AID. Voor het onderwerp 'verwaarlozing/mishandeling' wordt daarbij een reële schatting gemaakt.
Wanneer lopende het jaar blijkt dat dit onderwerp meer tijd vraagt dan eerder gepland, wordt in overleg bepaald ten koste van welke andere onderwerpen dit wordt uitgevoerd.
Ik wil benadrukken dat er dus nooit sprake is van een situatie dat de AID vanwege capaciteitgebrek een klacht op het gebied van verwaarlozing respectievelijk mishandeling, niet zou afhandelen.

5
Deelt u de mening dat bedrijven als Sonac en Rendac, die voor een deel zijn belast met een wettelijke taak, ook de plicht zouden moeten hebben om een opvallend hoog en vooral structureel hoog aanbod van kadavers te melden bij de AID? Zo ja, bent u van oordeel dat dit bij wet zou moeten worden vastgelegd?

Gelet op voorgaande antwoorden is er voor mij geen reden aanvullende maatregelen te nemen zoals bijvoorbeeld een wettelijke meldplicht voor Sonac en Rendac.
Overigens is het zo dat de AID reeds toegang heeft tot de gegevens van Rendac en op basis daarvan risicoanalyses uitvoert.

De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,

dr. C.P. Veerman

Bijlage:
Artikel 'Dierenleed op tientallen boerderijen' uit de Leeuwarder Courant van zaterdag 25 juni 2005 is niet elektronisch beschikbaar.