Internationale Zaken
Bezuidenhoutseweg 73
Postadres: Postbus 20401
2500 EK Den Haag
Telefoon: 3785501
Telegramadres: Landvis
Web: www.minlnv.nl
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
IZ. 2005/1886 08-07-2005
Landbouwuitgaven in het kader van de
Financiële Perspectieven
Geachte Voorzitter,
In het debat met uw Kamer over de uitkomsten van de Europese Top van 16 en 17
juni jl. is gebleken dat de Kamer de regering steunt in de door haar tijdens de
Europese raad gevolgde lijn in de onderhandelingen over de Financiële
Perspectieven 2007-2013. Die inzet is door de Kamer bevestigd in de motie-
Timmermans en Van Baalen (Tweede Kamer, vergaderjaar 2004-2005, 21 501-20,
Nr. 283), die door de minister-president in algemene zin is gekwalificeerd als
ondersteuning van het kabinetsbeleid. Tijdens de Top spitsten de
onderhandelingen zich onder meer toe op de Britse rebate, een discussie die door
premier Blair vervolgens is gekoppeld aan de hervorming van het
landbouwbeleid. In genoemde motie heeft de Kamer de regering verzocht bij de
vervolgonderhandelingen steun te geven aan het streven naar verdere
hervorming van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB), gericht op onder
meer volledige afbouw van de productsteun en het beperken van de uitgaven en
een verschuiving van geld op de EU-begroting van landbouw naar nieuwe,
toekomstgerichte prioriteiten. Daarnaast heeft de Kamer de regering verzocht om
aan het begin van het Britse EU-voorzitterschap een notitie te mogen ontvangen
over een herziening van het GLB in de periode tot 2013 (motie-Van der Laan c.s, 21
501-20, Nr. 285).
In reactie op beide moties informeer ik u met deze brief namens het kabinet over
de lijn waarop Nederland ten aanzien van het landbouwhoofdstuk binnen het
totaalpakket over de Financiële Perspectieven wil inzetten. Deze brief geeft aan
dat de regering openstaat voor aanpassing van de onderhandelingskaders om een
akkoord over de Financiële Perspectieven mogelijk te maken. Een meer
uitgewerkte visie op de ontwikkelingen in de agrarische sector en de
toekomstperspectieven van de landbouw in Nederland kunt u, zoals
aangekondigd, in september tegemoet zien als onderdeel van de dan uit te
brengen Landbouwvisie.
Samengevat komt de koers waar het kabinet voor kiest op het volgende neer.
Nederland onderkent dat in 2002 een afspraak is gemaakt over het
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
08-07-2005 IZ. 2005/1886 2
landbouwplafond tot 2013 en dat voor een wijziging van dat besluit unanimiteit
nodig is. De regering stelt vast dat er op dit moment in de EU geen
overeenstemming bestaat om die afspraken open te breken, maar dat het
Verenigd Koninkrijk de intentie heeft hervormingen van het GLB expliciet
onderdeel uit te laten maken van de onderhandelingen over de Financiële
Perspectieven. Los daarvan hecht het kabinet eraan dat de overheid zich laat
kennen als een betrouwbare partner voor burgers en ondernemers die voor hun
toekomst afhankelijk zijn van overheidsbeslissingen en hun plannen daarop
baseren. Het is mogelijk de begrotingslasten voor het landbouwbeleid
aanmerkelijk te verlagen door meer uitgaven onder het plafond te brengen. Het
genoemde landbouwplafond is letterlijk een plafond: het is niet mogelijk daar
overheen te gaan, maar het is geen doel het plafond te bereiken (het is geen
spending target).
Nederland kiest daarom op hoofdlijnen de volgende inzet in de verdere
onderhandelingen over het GLB in relatie tot de Financiële Perspectieven:
1. verdere hervormingen van het GLB zijn noodzakelijk, bijvoorbeeld ten
aanzien van suiker;
2. nieuwe uitgaven, zoals onder andere die voor Roemenië en Bulgarije,
horen onder het overeengekomen plafond thuis;
3. er moet worden gewerkt aan mogelijkheden om het totale beslag van de
landbouw op de Europese begroting te verminderen, co-financiering van
de landbouwuitgaven is daarvoor een goede optie;
4. als er in de loop van de onderhandelingen draagvlak ontstaat voor andere
aanpassingen die aan de Nederlandse doelstellingen beantwoorden, dan
zullen we die uiteraard serieus in beschouwing nemen;
5. het landbouwplafond is letterlijk een plafond: het is geen doel het plafond
te bereiken. Wellicht volgen bijvoorbeeld uit WTO-afspraken over de
uitfasering van exportsubsidies mogelijkheden voor verdere besparingen.
Hervormingen Gemeenschappelijk Landbouwbeleid
Het Europees landbouwbeleid is de afgelopen decennia in een vrijwel continu
proces hervormd. In de meest recente hervormingsronde, in 2003 en 2004, is voor
de meeste belangrijke producten het beleid aangepast. Kern van deze verandering
is dat de inkomenstoeslagen grotendeels niet meer gekoppeld zijn aan de
productie, maar aan het voldoen aan eisen op het gebied van voedselveiligheid,
dierenwelzijn, landschapsbeheer en milieu. Daarmee is voor een groot deel
definitief afscheid genomen van het oude Europese landbouwbeleid, al bestaan er
nog uitzonderingen voor bepaalde marktordeningen (m.n. suiker) en gelden er
overgangsperioden. Zo vindt de hervorming van het zuivelbeleid plaats in de
periode 2004 tot en met 2007.
In het nieuwe beleid staat niet langer het inkomen van de producenten voorop,
maar het voldoen aan maatschappelijke eisen. Ook is het plattelandsbeleid met de
hervormingen verder versterkt. Door deze verandering van het beleid is de
ondersteuning beduidend minder handelsverstorend geworden. Daardoor - de
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
08-07-2005 IZ. 2005/1886 3
hervormingen van 2003/2004, maar ook het Everything But Arms initiatief uit 2001
en het aanbod dat de EU in 2004 heeft gedaan om alle exportsubsidies uit te
faseren - konden ook positieve impulsen aan de WTO-besprekingen worden
gegeven. In de lopende handelsronde zal ook, conform de afspraken in Doha,
rekening worden gehouden met de belangen van de minst ontwikkelde landen.
Nederland maakt zich in de lopende onderhandelingen hard voor een ambitieuze
inzet op alle onderdelen die in de WTO aan de orde zijn, te weten: interne steun,
exportsteun en markttoegang en vraagt aandacht voor non trade concerns. Voor
het overige verwijs u in dit verband naar de brief van staatssecretaris Van Gennip
en mijzelf van 1 juli jl. (Tweede Kamer, 2004-2005, 25074/21501-20, Nr. 96).
Hoewel dus al op veel onderdelen van het GLB een fundamentele omslag van het
beleid heeft plaatsgevonden en belangrijke aanpassingen zijn doorgevoerd, zullen
de hervormingen ook in de komende jaren nog verder (moeten) doorgaan.
Momenteel wordt onderhandeld over herziening van het suikerbeleid. Dit is
feitelijk het laatste grote product waarbij het beleid is geregeld via een
ondersteuning via de prijs. De inzet van Nederland is ook hier deze secor meer in
lijn te brengen met de rest van het GLB. In de Landbouwvisie zal ook worden
ingegaan op andere elementen van het landbouwbeleid. Het uitgangspunt daarin
is helder: vermindering van de productsteun en op termijn het helemaal
afschaffen daarvan. Tegelijkertijd zullen bedrijven in gebieden waar dat echt
nodig is, binnen de kaders van het vernieuwde plattelandsontwikkelingsbeleid
ondersteund blijven worden.
Dat laatste hangt samen met het feit dat de landbouw bijna 70% van het
grondgebied beheert. Een te snelle sanering van de landbouw als gevolg van
overhaaste beslissingen over hervormingen, kan er toe leiden dat de landbouw
zijn functie als beheerder van het landschap niet meer (goed) kan vervullen. Zo
ontstaan mogelijk nieuwe kosten voor de samenleving, waarvoor ook een beroep
op de schatkist zal worden gedaan. Daarom moeten wij de ondernemers
voorbereiden op de uiteindelijke uitfasering van productsteun, maar hen in de
tussentijd niet alle middelen uit handen nemen om zich aan die nieuwe situatie
aan te passen. Daarbij verschuiven de budgetten van landbouwsteun richting
aanpassings- en beheersbeleid. En na 2013 zullen die budgetten naar verwachting
fors afnemen, vooral in het 'oude' landbouwbeleid.
De landbouwuitgaven
Gelijktijdig met de hervorming van het GLB werd een verdere uitbreiding van de
Unie in (vooral) oostelijke richting voorbereid. In de aanloop naar die uitbreiding
is een heftig debat gevoerd over de kosten van het landbouwbeleid in een
vergrote Unie. De vraag stond centraal of in de nieuwe lidstaten ook
inkomenstoeslagen betaald zouden moeten worden. Die landen hadden immers
niet of in mindere mate de prijsverlagingen zoals in de EU-15 gekend. Bovendien
zou onverkort toepassen van het landbouwbeleid in een Unie van 25 landen forse
budgetgevolgen met zich meebrengen.
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
08-07-2005 IZ. 2005/1886 4
Een compromis werd in oktober van 2002 uiteindelijk gevonden door de begrote
uitgaven voor landbouw van de EU-15, plus een beperkt budget dat in de huidige
Financiële Perspectieven (2000-2006) voor de uitbreiding voor landbouw was
gereserveerd, als plafond door te trekken naar de periode 2007-2013. Mede op
aandrang van Nederland is daarbij overeengekomen voor dit plafond slechts een
beperkte inflatiecorrectie (1%) toe te passen. Daardoor dalen de
landbouwuitgaven in de nieuwe begrotingsperiode in reële termen. Per saldo
neemt binnen de EU-15 de ondersteuning op het niveau van de individuele
bedrijven in de periode 2007-2013 met bijna 30% af.
In de onderhandelingen over de nieuwe Financiële Perspectieven heeft Nederland
er van meet af aan voor gepleit om meer posten onder het landbouwplafond te
brengen, waaronder de uitgaven voor Roemenië en Bulgarije. Het gaat hier voor
de periode 2007-2013 om een totaal bedrag van ongeveer 8 miljard euro. In het
laatste compromisvoorstel van het Luxemburgs voorzitterschap werd voorgesteld
het plafond ten behoeve van de uitbreiding met deze twee landen met 2 miljard
op te hogen. In het voorstel van de Commissie werd nog uitgegaan van een
verhoging van het landbouwplafond met de volledige extra geraamde kosten van
¤ 8 miljard. Verdere hervormingen van het GLB in de komende jaren, zoals het
afschaffen van exportrestituties als gevolg van afspraken in WTO-verband, kunnen
wat Nederland betreft tot aanvullende besparingen op de landbouwuitgaven
leiden. Deze Nederlandse voorstellen leiden tot een vermindering van de
landbouwuitgaven ten opzichte van de voorstellen van de Commissie en het
Luxemburgse voorzitterschap, zonder de discussie over het landbouwplafond al te
zeer te belasten.
Nationale co-financiering GLB als optie
Voor het aanpassen van het uitgavenplafond is unanimiteit in de EU nodig. Gezien
het huidige krachtenveld is een doorbraak op dit punt niet te verwachten. Het is
zaak in deze consistent te zijn ten opzichte van de gemaakte afspraken. Dit
versterkt de Nederlandse onderhandelingspositie. Premier Blair heeft als
inkomend EU-voorzitter verklaard dat een begroting die is aangepast aan de eisen
van de tijd een trendbreuk moet laten zien ten aanzien van het aandeel dat aan
landbouw wordt besteed, waaraan hij toevoegde dat dit niet van de ene op de
andere dag mogelijk is.
Het is nog niet bekend op welke wijze het voorzitterschap het GLB onderdeel zal
laten uitmaken van de onderhandelingen. Als het Verenigd Koninkrijk inzet op
een vermindering van het beslag dat het GLB legt op de EU-begroting, is cofinanciering
van het GLB (inkomenssteun eerste pijler) een interessante
mogelijkheid die in de onderhandelingen kan worden ingebracht. Bij een beleid
dat zeer sterk gekoppeld is aan de interne markt, ligt een volledige EUfinanciering
voor de hand. Maar nu die onvoorwaardelijke koppeling geleidelijk
aan wordt verlaten, behoeft het beleid niet persé 100% door de EU gefinancierd te
worden. Feitelijk is het juist logisch daarbij ook de nationale en eventueel
regionale overheden een (financiële) verantwoordelijkheid te geven.
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
08-07-2005 IZ. 2005/1886 5
Daarbij komt dat co-financiering bij alle Europese beleidsterreinen wordt
toegepast. Bovendien is relevant dat het Europees Parlement in haar advies over
de Financiële Perspectieven ook voorstelt het principe van co-financiering toe te
gaan passen, zij het op een andere wijze dan Nederland voorstaat, namelijk door
tekorten in het EU-landbouwbudget met nationale middelen aan te vullen. Italië
heeft in de aanloop naar de recente Top van juni eveneens gepleit voor cofinanciering
van het landbouwbeleid. Co-financiering zou mogelijk een bijdrage
kunnen leveren om uit de impasse in Brussel te komen. De uitgaven die via de EUbegroting
lopen kunnen dan evenredig aan het nationale aandeel in de
financiering worden verlaagd (of de jaarlijkse begroting kan op dat lagere niveau
worden vastgesteld).
In de bijlage is een indicatieve berekening opgenomen van de mogelijke effecten
op onze netto-positie en op die van andere landen. Uit die berekening blijkt dat
bij 25% co-financiering van de directe betalingen binnen de eerste pijler de netto
positie van Nederland met ongeveer 170 miljoen euro per jaar verbetert. Hiermee
is niet het probleem van de excessieve Nederlandse netto betalingspositie
opgelost, maar het levert wel een bijdrage. In samenhang met de eerder
genoemde voorstellen die Nederland heeft ingebracht om het aandeel van de
landbouwuitgaven op het EU-budget te laten afnemen, zou dit voorstel bovendien
bijdragen aan de door Nederland gewenste vermindering van de
landbouwuitgaven op de EU-begroting, zowel in relatieve als in absolute termen.
Tot slot, de hiervoor geschetste lijnen zijn geloofwaardig en inhoudelijk
consistent, sluiten aan bij de ontwikkelingen in het landbouwbeleid, brengen het
GLB meer in lijn met andere beleidsterreinen in de EU, bouwen voort op de inzet
van Nederland tot nu toe (ook in het kader van de WTO-onderhandelingen) en
pakken voor Nederland gunstig uit.
Dit neemt uiteraard niet weg dat indien in de loop van de onderhandelingen blijkt
dat opties op tafel komen die dezelfde doelen kunnen realiseren, deze door
Nederland serieus zullen worden beoordeeld. Naar verwachting zullen de
onderhandelingen over de Financiële Perspectieven niet eerder dan in het najaar
hervat worden.
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR
EN VOEDSELKWALITEIT,
Dr. C.P. Veerman
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
08-07-2005 IZ. 2005/1886 6
Bijlage
In onderstaande tabel zijn de effecten van 25% co-financiering op de directe
betalingen van de EU-15 in beeld gebracht, waarbij ervan is uitgegaan dat alleen
de directe betalingen in aanmerking komen voor co-financiering.1 Er is hier geen
sprake van nationalisering van communautair beleid. De landbouwers blijven
dezelfde steun ontvangen indien lidstaten wordt verplicht een deel van de EUuitgaven
op zich te nemen. De omvang van de steun en daaraan gekoppelde
voorwaarden worden nog steeds op communautair niveau bepaald.
Co-financiering Financiering EU Verschil
directe betalingen directe betalingen
¤ mln. (1) %BNP ¤ mln. (2) %BNP ¤ mln. (3) %BNP
NL 237,2 0,05 406 0,08 168,8 0,03
B 157,4 0,05 268,1 0,08 110,7 0,03
DK 278,7 0,13 178,1 0,08 -100,6 -0,05
D 1586,6 0,06 2264,8 0,08 678,2 0,03
GR 579,5 0,38 127,8 0,08 -451,7 -0,3
E 1123,7 0,16 595,5 0,08 -528,2 -0,07
F 2169,7 0,12 1521,2 0,08 -648,5 -0,04
IRL 268,4 0,31 72,6 0,08 -195,8 -0,23
I 1115,2 0,07 1249,7 0,08 134,5 0,01
L 7,5 0,03 19,1 0,08 11,6 0,05
Ö 181,9 0,07 225,7 0,08 43,8 0,02
P 136,6 0,1 112,8 0,08 -23,8 -0,02
SF 106,3 0,07 129,1 0,08 22,8 0,01
S 185,9 0,06 248,2 0,08 62,3 0,02
VK 1010,7 0,06 1440,3 0,08 429,6 0,03
EU-10 0 0 286,4 0,08 286,4 0,07
Totaal 9145,3 9145,4
Samengevat maakt deze tabel het volgende duidelijk. De directe betalingen voor
2006 worden geraamd op ¤ 36,6 miljard. Indien 25% van dit bedrag wordt
gefinancierd door de lidstaten, dan bedraagt de totale co-financiering ¤ 9,15
miljard (zie laatste rij). In kolom 1 is per lidstaat aangegeven welk bedrag
gefinancierd zou moeten worden via de nationale begrotingen indien tot 25% cofinanciering
wordt overgegaan. In kolom 2 zijn de nationale bijdragen aan de EU-
1 Achterliggende gedachte is dat d e klassieke marktuitgaven (zoal s exportrestituties, interventiemaatregelen en
productiesteun) gericht zijn op inkomensherverdeling van consumenten naar d e landbouwsector. De directe
betalingen daarentegen bestaan uit inkomenssteun aan de landbouwers; inkomen van belastingbetalers wordt
overgedragen aan landbouwers. Overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel zou een herv erdeling tussen
personen beter op het niveau van lidst aten kunnen worden uitgevoerd dan op dat van de EU.
begroting weergegeven, indien de EU de financiering op zich neemt. In kolom 3 is
het netto-effect weergegeven. Uit deze laatste kolom blijkt wel dat met name de
netto-betalers zoals NL, VK en Duitsland voordeel zouden hebben van de
introductie van co-financiering. Ook de EU-10 zou er voordeel van hebben. Daar
staat tegenover dat landen als Frankrijk, Spanje en Griekenland financieel nadeel
zouden ondervinden.