De Nederlandse Bank
Ten geleide van het ECB Maandbericht juli 2005
Nieuwsbericht
Datum 14/07/2005
Organisatie leeg DNB
In zijn op 7 juli 2005 gehouden vergadering heeft de Raad van Bestuur
van de ECB besloten de minimale inschrijvingsrente voor de
basisherfinancieringstransacties van het Eurosysteem onveranderd te
laten op 2,0%. De rentetarieven voor de marginale beleningsfaciliteit
en de depositofaciliteit werden eveneens onveranderd gelaten, op
respectievelijk 3,0% en 1,0%.
Op basis van zijn reguliere economische en monetaire analyses,
oordeelde de Raad van Bestuur dat de monetaire-beleidskoers passend
is, gegeven de huidige vooruitzichten voor prijsstabiliteit op de
middellange termijn. Dienovereenkomstig heeft de Raad van Bestuur
besloten de basisrentetarieven van de ECB onveranderd te laten. Over
het gehele looptijdenspectrum is in het eurogebied sprake van een naar
historische maatstaven laag renteniveau, zowel in nominale als reële
termen, dat blijvende steun geeft aan de economische bedrijvigheid. De
Raad van Bestuur bevestigde alle factoren die van invloed kunnen zijn
op deze beoordeling nauwgezet te zullen blijven volgen, en waakzaam te
blijven met betrekking tot het ontstaan van risico's voor de
prijsstabiliteit op de middellange termijn.
Om te beginnen met de economische analyse, bevestigden recente
indicatoren van de economische bedrijvigheid in het eurogebied over
het geheel genomen dat de groei gematigd is gebleven. Vooral de hoge
en stijgende olieprijzen lijken een drukkend effect op de vraag en het
vertrouwen te hebben gehad. Op basis van de huidige informatie zal het
groeicijfer van kwartaal op kwartaal in het tweede kwartaal van dit
jaar naar verwachting lager liggen dan het groeicijfer van 0,5% in het
eerste kwartaal. De beschikbare gegevens geven nog steeds een gemengd
beeld, waarbij enkele van de meest recente indicatoren een lichte
verbetering laten zien, maar er zijn vooralsnog geen tekenen dat een
duurzamer herstel van de economische bedrijvigheid reeds is begonnen.
Tegelijkertijd, wat verder vooruitblikkend, blijft er reden om een
geleidelijke verbetering van de economische bedrijvigheid in het
eurogebied te verwachten. Aan de binnenlandse zijde zouden de
investeringen moeten profiteren van de zeer gunstige
financieringsvoorwaarden, de thans waargenomen robuuste stijging van
de ondernemingswinsten en de aanhoudende verbeteringen in de
doelmatigheid van bedrijven. De consumptiegroei zou zich grotendeels
in overeenstemming met het verwachte beloop van het besteedbare
inkomen moeten ontwikkelen. Aan de externe zijde zouden de aanhoudende
groei van de mondiale vraag en verbeteringen in het
prijsconcurrentievermogen van het eurogebied de uitvoer van het
eurogebied moeten ondersteunen. Deze beoordeling is in overeenstemming
met de beschikbare prognoses en projecties.
Dit basisscenario voor groei blijft omgeven door een behoorlijke mate
van onzekerheid. Over het geheel genomen, zijn de risico's voor de
economische groei neerwaarts gericht en houden zij voornamelijk
verband met de hardnekkig hoge olieprijzen, het lage vertrouwen dat
heerst in het eurogebied en mondiale onevenwichtigheden.
Wat betreft de prijsontwikkeling, bedroeg volgens de voorlopige
(flash) raming van Eurostat de HICP-inflatie op jaarbasis in juni
2,1%, vergeleken met 1,9% in mei. De verwachting is dat gedurende de
volgende paar maanden de HICP-inflatie op jaarbasis zal schommelen
rond het huidige niveau en mogelijk voor de rest van 2005 niet onder
2% zal zakken. Dit vooruitzicht weerspiegelt voornamelijk het recente
beloop van de olieprijzen, dat in het kader van de in juni 2005 door
medewerkers van het Eurosysteem opgestelde macro-economische
projecties, een opwaarts risico vormt. De loonstijging is echter
gedurende de afgelopen kwartalen beperkt gebleven, en in de context
van gematigde economische groei en zwakke arbeidsmarkten zou deze
trend zich voorlopig voort moeten zetten. Over het geheel genomen,
zijn er nog steeds geen significante aanwijzingen dat de onderliggende
binnenlandse inflatoire druk in het eurogebied toeneemt.
Tegelijkertijd dienen de opwaartse risico's betreffende dit
inflatiescenario nauwgezet te worden gevolgd. Deze risico's houden met
name verband met de olieprijsontwikkelingen en de mogelijkheid dat
deze tot tweede-ronde-effecten kunnen leiden die voortkomen uit loon-
en prijsvormingsgedrag. Het is van belang dat de sociale partners hun
verantwoordelijkheid blijven nemen. Bovendien dienen bij de
beoordeling van de huidige beschikbare inflatieprojecties de
onzekerheden omtrent het toekomstige beloop van door de overheid
gereguleerde prijzen en indirecte belastingen in aanmerking te worden
genomen.
Kijkend naar de inflatievooruitzichten voor de middellange tot langere
termijn, is de beoordeling tevens gebaseerd op de resultaten van de
monetaire analyse. Overeenkomstig de ontwikkelingen sinds medio 2004,
blijft er sprake van een krachtige groei van de geldhoeveelheid en de
kredietverlening. Het stimulerende effect van het lage renteniveau is
de dominante factor gebleven die de monetaire ontwikkelingen bepaalt,
zoals blijkt uit de krachtige groei van M1 en de dynamiek van de
kredietverlening aan de particuliere sector. Naar alle maatstaven is
de liquiditeit nog steeds ruim. Over het geheel genomen, ondersteunen
de monetaire ontwikkelingen de noodzaak waakzaam te blijven
betreffende de opwaartse risico's voor prijsstabiliteit op de
middellange tot lange termijn.
Samenvattend, bevestigt de economische analyse dat de binnenlandse
inflatoire druk in het eurogebied op de middellange termijn beperkt
zal blijven, terwijl met name de olieprijsontwikkelingen enige
opwaartse bijstellingen van het hoofdscenario voor de
prijsontwikkeling impliceren. De monetaire analyse onderscheidt
risico's voor de prijsstabiliteit op de langere termijn. Globaal duidt
de onderlinge toetsing van de informatie vanuit de twee pijlers op de
noodzaak van aanhoudende waakzaamheid teneinde de
inflatieverwachtingen in overeenstemming te houden met
prijsstabiliteit. Door de middellange-termijninflatieverwachtingen
stevig verankerd te houden op een niveau dat in overeenstemming is met
prijsstabiliteit, levert het monetaire beleid feitelijk een
belangrijke bijdrage aan het herstel van de economische groei.
Een behoedzame begrotingspolitiek zou het vertrouwen in het eurogebied
aanzienlijk kunnen ondersteunen. De besprekingen over de herziening
van de regels van het Pact voor Stabiliteit en Groei zijn afgerond en
stringente tenuitvoerlegging ervan is thans essentieel voor het
waarborgen van een effectief kader voor begrotingsbeleidscoördinatie
en begrotingsdiscipline. Dit geldt des te meer nu de huidige en
geprojecteerde begrotingstekorten in verschillende landen van het
eurogebied nog steeds krachtig dienen te worden aangepakt. In een
aantal gevallen impliceren deze tekorten niet alleen een stijgende
schuldquote, maar ook het ontbreken van een veiligheidsmarge voor
korte-termijn begrotingsoplossingen in het geval van negatieve
ontwikkelingen. Gezien de aanzienlijke bijstellingen in enkele landen
van begrotings- en schuldcijfers uit het verleden, herhaalt de Raad
van Bestuur in dit kader zijn eerdere oproepen tot het op betrouwbare
wijze verzamelen en tijdig rapporteren van statistieken betreffende de
overheidsfinanciën.
Ten slotte is het, zoals herhaaldelijk benadrukt door de Raad van
Bestuur, dringend noodzakelijk een reeks krachtige en veelomvattende
structurele-hervormingsmaatregelen te nemen gericht op het realiseren
van een dynamischer en concurrerender Europese economie met flexibele
arbeids- en productmarkten. Het hoofddoel van dergelijke maatregelen
is om de voortdurende uitdagingen waarvoor de globalisering, de snelle
technologische ontwikkeling en de vergrijzing ons stellen, het hoofd
te bieden en, bovenal, voor een grotere weerbaarheid tegen schokken te
zorgen. Deze uitdagingen gelden niet alleen voor het eurogebied.
Succesvolle structurele hervormingen zouden echter tevens bijdragen
aan het bevorderen van de aanpassingsprocessen binnen het eurogebied.
In het bijzonder zouden zij die landen van het eurogebied die minder
hebben gepresteerd in termen van economische groei en
werkgelegenheidscreatie of die een hardnekkig hoge inflatie hebben, in
staat stellen beter te presteren in de toekomst. Wat betreft de
bestaande groei- en inflatieverschillen binnen het eurogebied, duiden
de beschikbare gegevens erop dat het uiteenlopen van groei- en
inflatiecijfers in het eurogebied niet wezenlijk verschilt van dat in
de Verenigde Staten en sinds 1999 niet is toegenomen. In gevallen
echter waar groei- en inflatieverschillen niet te wijten zijn aan
inhaalprocessen of tijdelijke factoren, zijn structurele hervormingen
des te noodzakelijker om de economische prestaties en de flexibiliteit
in het aanpassingsproces te verbeteren.
De Engelstalige versie van dit Maandbericht bevat drie artikelen. Het
eerste artikel beoordeelt het concept van de HICP, bespreekt de
kenmerken ervan en analyseert de ervaringen die zijn opgedaan met deze
consumptieprijsindex. Het tweede artikel behandelt het doorvoeren van
structurele hervormingen in het kader van de Lissabon-strategie en de
hernieuwde impuls die daar na de tussenbalans van de Europese Raad in
maart 2005 aan is gegeven. Het derde artikel, tenslotte, onderzoekt
het gebruik van de geharmoniseerde statistieken betreffende door MFI's
op in euro luidende deposito's en leningen toegepaste rentetarieven,
die worden verzameld door de ECB sinds begin 2003.