Groen!

Brussel, 20 juli 2005

Rudi Daems Rudi Daems, Vlaams volksvertegenwoordiger Groen!!! Johan Malcorps, beleidsmedewerker

Persdienst Groen! Ron Hermans - woordvoerder Sergeant De Bruynestraat 78-82 | 1070 Anderlecht | tel 02 219 19 19 | fax 02 223 10 90 | gsm 0473 90 30 66

e-mail pers@groen.be | persteksten http://www.groen.be/pers/

Het bodemsaneringsdecreet is 10 jaar jong. Geen reden om te vieren

SAMENVATTING

Het bodemsaneringsdecreet bestaat 10 jaar. Vervuilde terreinen zijn in kaart gebracht, heel wat blackpoints gesaneerd. Das het goede nieuws. Het slechte is dat de huidige Vlaamse regering de budgetten voor bodemsanering dramatisch vermindert. De Vlaamse overheid moet jaarlijks 57 miljoen euro vrij maken voor bodemsanering, zo berekende het Rekenhof. Enkel wanneer overheid en privé samen 7 miljard euro bijeen brengen, kunnen tegen 2036 (!) alle zwaar vervuilde en blackpoints gesaneerd zijn. Maar: het tegendeel gebeurt. De budgetten voor bodemsanering zijn net in het jaar waarin 10 jaar bodemsaneringsdecreet zou moeten worden gevierd! gedecimeerd. Amper 10 miljoen euro maakt de Vlaamse regering dit jaar vrij voor bodemsanering. Das net voldoende voor de sanering van Ballmat in Mol. Maar wat met de verdere sanering van Carcoke in Zeebrugge waar Groen! vandaag actie voert - , de gasfabriek in Willebroek of PCN in Nieuwpoort?

Blijkbaar heeft deze regering geen centen over voor de gezondheid van haar bevolking! Om die reden worden vervuilde en dus ongezonde woonzones in Mechelen, Leuven en Antwerpen niet gezond gemaakt! Ook de sanering van de zowat 42.000 tot 53.000 vervuilde bedrijfsgronden lukt niet, bij gebrek aan centen.

Groen! wil dat de sanering van vervuilde gronden ernstig wordt aangepakt, zoals dat gebeurde onder de vorige Vlaamse regering. Groen! wil daarom dat de Vlaamse regering haar oefening omtrent de meerjarenbegroting overdoet. Een directe verhoging van het budget voor bodemsanering tot 25 miljoen euro per jaar is absolute noodzaak en dit vanaf 2006. Groen! wil dat dit bedrag jaarlijks stijgt zodat tegen 2009 het jaarlijkse nodige budget van 57 miljoen euro wordt gehaald. Een regio die werkelijk bekommerd is om de gezondheid van zijn inwoners investeert in bodemsanering! Indien de Vlaamse minister-president dat niet gelooft, moet hij simpelweg een telefoontje doen naar zijn Nederlandse collega. Vlaanderen besteedt dit jaar 10 miljoen euro aan bodemsanering, Nederland 200 miljoen euro.

Het bodemsaneringsdecreet is 10 jaar jong.

Geen reden om te vieren

Het bodemsaneringsdecreet bestaat 10 jaar. In deze periode is een hele weg afgelegd: vervuilde terreinen werden in kaart gebracht, er werd een getrapte aanpak van sanering vastgelegd, en er zijn de voorbije 10 jaar al heel wat blackpoints in Vlaanderen opgekuist. En om dit laatste is het tenslotte te doen.

Jammer genoeg dreigt evenwel de bodemsanering op het terrein stil te vallen, of toch minstens zwaar te vertragen. De verklaring daarvoor is de forse daling van de middelen voor bodemsanering. Na 10 jaar bodemsaneringsdecreet zit het budget op een historisch dieptepunt. Groen! vraagt meer aandacht voor bodemsanering, zowel in de begroting 2006 (die vandaag in opmaak is), als in de meerjarenbegroting. Vandaag voeren we ook actie bij Carcoke in Zeebrugge om de Vlaamse regering en vooral leefmilieuminister Peeters (CD&V) met aandrang te vragen extra budget voor bodemsanering te voorzien.

Vlaamse bodemsanering: voorloper voor Europa

In 1995 zet Vlaanderen een historische stap: het bodemsaneringsdecreet wordt goedgekeurd door het Vlaams parlement. Dit decreet betekende een mijlpaal in de bodemsaneringsdiscussie. Sinds 1996 moet bij overdracht van een grond een bodemattest worden aangevraagd, waardoor verontreinigde gronden officieel in kaart worden gebracht. En via een getrapt systeem van oriënterend over beschrijvend tot een concreet bodemsaneringsproject wordt de meest ernstige vervuiling aangepakt. Met de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) tenslotte heeft Vlaanderen een gereputeerde instelling voor bodembeleid, die ook in het buitenland heel wat aanzien geniet. Het bodemsaneringsdecreet en het uitvoeringsbesluit VLAREBO liggen zelfs mee aan de basis van de kaderregeling, die in de schoot van de Europese Commissie in de maak is.

Dit bodemsaneringsdecreet zet Vlaanderen natuurlijk ook voor een loodzware maatschappelijke en financiële opdracht. De OVAM en het Rekenhof berekenden dat de (Vlaamse) overheid jaarlijks minimaal een bedrag van 2,3 miljard BF (57 miljoen euro) veil moest hebben als onderdeel van het totaal bedrag van 280 miljard BF (7 miljard euro) dat overheid en privé samen moeten opbrengen om tegen 2036 (!) alle blackpoints weggewerkt te krijgen.

En waar staan we anno 2005? Op 1 januari 2005 werden 1904 bodemsaneringsprojecten conform verklaard, alles samen voor een bedrag geraamd op 759 miljoen euro. Dat is slechts een tiende van alle gekende blackpoints in Vlaanderen. Een belangrijke verklaring daarvoor zijn de zware administratieve procedures verbonden aan het decreet. Maar de voornaamste reden is het tekort aan financiële middelen, die op de tiende verjaardag van het decreet naar een absoluut dieptepunt zijn teruggevallen.

Ambtshalve saneringsprojecten vallen stil

Jammer genoeg komt de praktijk van de saneringsfilosofie niet altijd overeen met de theorie, d.w.z. dat diegene die verantwoordelijk is voor de vervuiling vaak niet instaat voor de sanering ervan. Ofwel krijgt de huidige gebruiker van het terrein het statuut van onschuldig eigenaar. Ofwel is de vervuiler saneringsonwillig of om één of andere reden niet meer traceerbaar. In dat geval gaat de OVAM over tot een ambtshalve sanering waarbij in het beste geval - de gemaakte kosten worden teruggevorderd. Indien een saneringsplichtige het onschuldig eigenaarschap bekomt, hoeft hij noch voor de sanering noch voor de kosten op te draaien en wordt de sanering eveneens ambtshalve door de OVAM uitgevoerd.

In de voorbije jaren werden enkele grote ambtshalve projecten opgestart, die vandaag in uitvoering zijn, zoals Carcoke in Zeebrugge, Alvatt in Buggenhout, de gasfabriek in Diest, Reppel in Bocholt en Asphaltco in Asse. Deze projecten nemen een grote hap uit het OVAM-budget, maar moeten noodzakelijkerwijs worden uitgevoerd, omdat ze ofwel een risico inhouden voor mens en/of leefmilieu, ofwel een zware hypotheek leggen op de ontwikkeling van een gebied. Enkele grote ambtshalve projecten zijn ook reeds afgewerkt, zoals de Dijlestorten in Leuven, Terra Cotta in Brecht, de wijk Lievenshoek in Kapellen en de Boelwerf in Temse. Maar er liggen nog enkele grote dossiers vertrekkensklaar, zoals PCN in Nieuwpoort (raming 5 miljoen euro), de gasfabriek in Willebroek (raming 8 miljoen euro), de gasfabriek in de Kanaalkom te Hasselt, enz. Ook de verdere sanering Carcoke in Zeebrugge (raming 35 miljoen euro!) dient nog geprovisioneerd te worden. Dit is dringend, gezien de sloopwerken op hun einde aan het lopen zijn.

Maar het gaat niet altijd om grote en kostenintensieve projecten. Soms gaat het om kleine dossiers die niet meer dan enkele tientallen duizenden euro kosten. Jaarlijks maakt de Vlaamse regering een lijst op van de bodemsaneringen (artikel 46-lijst) waarvan de uitvoering ambtshalve in de loop van het volgende jaar zal worden opgestart of voortgezet. De lijst 2005 werd op 24/12/2004 door de Vlaamse regering goedgekeurd (B.S. 8/2/2005), en bevat de ambtshalve projecten 2005, geraamd op een totaal van 9,37 miljoen euro. Het budget voorzien voor bodemsanering (MINA-fonds) is ontoereikend om deze ambtshalve projecten op te starten.

Geen budget voor specifieke saneringsprojecten?

Tijdens de vorige legislatuur werden enkele specifieke strategische projecten opgestart. Deze hadden als doel de sanering van enkele prioritaire zones in Vlaanderen versneld aan te pakken. Om de administratieve procedures wat te vereenvoudigen, werd daarvoor in 2003 het bodemsaneringsdecreet aangepast. De mogelijkheid werd voorzien een zogenaamde siteverklaring te doen, op basis waarvan in één adem het statuut van onschuldig eigenaar kon verleend worden aan alle betrokken eigenaars en in één procedure het saneringsproject kan worden aangevat. Dit komt goed van pas in bijvoorbeeld de woonzone- en brownfieldprojecten.

Wegens een gebrek aan budget, dreigen ook deze projecten stil te vallen of te vertragen, met uitzondering allicht van de uitvoering van het convenant met Umicore, waarvoor een meerjarenfinanciering werd vastgelegd.

Woonzoneprojecten

Een belangrijk project is dat van woonzones, omdat het risico op verspreiding van vervuiling in woonzones - logisch - eerst moet aangepakt worden. Er zijn wel enkele voorwaarden verbonden aan het opstarten van dergelijke projecten. Zo moet het gaan om een historische verontreiniging in een stad met een centrumfunctie. Er moeten minstens 50 percelen en 200 gezinnen bij betrokken zijn, en het stadsbestuur in kwestie moet het project actief ondersteunen.

Op basis van vooral de ernst en omvang van de verontreiniging werden volgende woonzoneprojecten geselecteerd: Gent (Malmar, Gentbrugse Meersen, Brugse Poort en Rabot), Turnhout, Mechelen, Sint-Amands, Leuven (Kesseldal) en Antwerpen.

Van deze projecten zijn enkel de woonzoneprojecten in Turnhout, Sint-Amands en Gent formeel opgestart door de afkondiging van een sitebesluit en de ondertekening van een samenwerkingsovereenkomst met het stadsbestuur. Dit gebeurde door de voormalige leefmilieuministers Vera Dua en Jef Tavernier. Het project in Sint-Amands is in volle uitvoering, Turnhout is opgestart. Andere projecten werden niet meer opgestart, naar verluidt wegens het ontbreken van de nodige financiële middelen.

Sectorfondsen

Om de overheidsfactuur te verlichten en om betrokken industriële sectoren via een soort van solidariteitsprincipe te responsabiliseren en zo de financieringslast op individuele bedrijven draaglijk te maken
-, werd gezocht naar alternatieve financieringsbronnen voor bodemsanering. Daartoe werd met verschillende sectoren onderhandeld voor de oprichting van sectorfondsen. Zo werd - niet zonder moeite maar met succes - een fonds opgericht voor de sanering van benzinestations (BOFAS), en een fonds voor de sanering van particuliere stookolietanks. De onderhandelingen met de droogkuissector werden opgestart, maar er is nog geen akkoord bereikt. Het gaat hier om een zeer risicovol milieuprobleem, daar het afvalwater (vooral gechloreerde oplosmiddelen) zich op grote diepte verspreidt en daar deze droogkuisbedrijven zich vaak in woonzones bevinden.

Brownfieldontwikkeling

Samen met de sitegerichte aanpak van vervuilde woonzones is de zogenaamde brownfieldsanering het meest vernieuwende project op het gebied van bodemsanering van de laatste jaren. De doelstelling is in feite dubbel:

enerzijds wil de brownfieldaanpak vervallen en vervuilde bedrijfsterreinen aanpakken om er nieuwe ontwikkeling mogelijk te maken, om zo ook de druk op nieuwe "greenfields" te verminderen;

anderzijds wil de brownfieldaanpak zoeken naar mogelijke samenwerking met de privé-sector om te proberen win-win situaties (een break-even tussen sanering en baten van herontwikkeling) te creëren.

In 2000 selecteerde de Vlaamse regering 13 proefprojecten om de brownfieldaanpak uit te testen: Willebroek-Noord te Willebroek, Scregg
- Ravenshout te Tessenderlo, Stadgasfabriek Gent, Vilvoorde Watersite te Vilvoorde, Machelen-Kerklaan te Machelen, La Floridienne te Gent, Scheldeboord-Hemiksem te Hemiksem, Balmatt te Mol, Groene-Meersch te Zele, Schotte te Aalst, de Leerlooierij te Zulte, Plassendale Chemie te Oostende en Petroleum-Zuid te Antwerpen. In 2002 selecteerde de Vlaamse regering in het Zomerakkoord 3 prioritaire projecten: Gent (La Floridienne), Mol (Balmatt) en Willebroek (Noord).

Opzet bij deze 13 projecten was vooral om de financiële haalbaarheid van een sanering en herontwikkeling te onderzoeken, en op basis daarvan geïnteresseerde privé-partners aan te trekken om via een PPS-constructie het terrein te saneren, respectievelijk te ontwikkelen.

De 3 prioritaire projecten werden met relatief succes aangepakt. La Floridienne is in uitvoering (kost meer dan 13 miljoen euro). De privé toonde geen belangstelling voor Balmatt, toen het duidelijk werd dat de sanering minstens 11 miljoen euro zou kosten. Daarom werd 5 miljoen euro uit het MINA-fonds, 5 miljoen euro via de Participatiemaatschappij Vlaanderen (PMV) en 1 miljoen euro EU-financiering (EFRO) aangesproken. Willebroek-Noord tenslotte evolueert gunstig, hoewel ook hier de privé-partner zich terughoudend opstelt om de meest vervuilde delen van het terrein mee te nemen in de sanering.

De overige 10 projecten verlopen meestal niet zo succesvol. Enkel het project Watersite in Vilvoorde lijkt een positieve uitzondering (saneringsproject wordt opgestart), terwijl de projecten in Aalst, Antwerpen, Oostende, Zulte, Zele, Tessenderlo stilgevallen zijn of stuiten op een financieringsprobleem, d.w.z. geen belangstelling vanuit de privé-sector of geen overheidsmiddelen beschikbaar.

Er duikt één grote constante op in bijna alle brownfielddossiers, een uitzondering niet te na gesproken: omwille van een (te) hoge kost voor de sanering haakt de privé-sector vaak af, wat de vraag naar bijpassing vanuit de Vlaamse overheid alleen maar doet toenemen, al dan niet via de opname van leningslast door bijvoorbeeld de Participatiemaatschappij Vlaanderen (PMV). Ook hierin zit bijgevolg een pleidooi voor extra budget voor bodemsanering, en/of voor de oprichting van bijkomende sectorale fondsen waarin bepaalde industriële sectoren financieel mee worden geresponsabiliseerd. De Vlaamse regering verwijst hier naar het ontwerp van brownfielddecreet (nog geschreven tijdens de vorige Vlaamse regering), dat al meer dan een jaar op zich laat wachten.

Cadmiumvervuiling in de Kempen, Limburg en de omgeving van Hoboken

In de Antwerpse Kempen, het noorden van Limburg en de omgeving van Hoboken is een gebied van meer dan 200 km² verontreinigd met zware metalen, in het bijzonder cadmium, lood en zink. Deze vervuiling gaat in hoofdzaak terug naar de oude zinkindustrie voorheen de Métallurgie, vandaag grotendeels Umicore - die daar en over de grens in Nederland gevestigd was. Zware metalen zoals cadmium en lood zijn zeer schadelijk voor de gezondheid, en kunnen zelfs kanker veroorzaken. Onderzoek in Hoboken bij kinderen met een verhoogd loodgehalte in het bloed wees op verschillende gezondheidsproblemen, zoals aandoeningen van het zenuwstelsel en een belangrijke leerachterstand tegenover leeftijdsgenoten. In de Kempen wezen gezondheidsstudies (o.a. Cadmibel) in de jaren 80 reeds op de risicos van opname van teveel cadmium of lood door spelende kinderen, of door drinken van putwater of het eten van groenten uit de eigen tuin. Dit heeft geleid tot enkele sensibilisatiecampagnes over welke gewassen best niet worden geteeld.

Ook de historische verontreiniging met zware metalen, radium en chloriden van het Nete- en Demerbekken (afkomstig van de bedrijvengroep Tessenderlo Chemie) is na de opmaak van een oriënterend bodem- en grondwateronderzoek (2003) op beleidsvlak volledig stilgevallen.

Sinds een 3-tal jaren worden echter gelukkig ook enkele structurele acties uitgevoerd.

Sinds 2004 heeft het Federaal Voedselagentschap (FAVV) de export van levende runderen verboden uit deze gebieden, en zijn er ook teeltbeperkingen opgelegd aan de professionele tuinbouw in het noorden van Limburg. Een compensaties voor de verlies aan oogst is er evenwel nog niet.

Ook werd na bijna 20 jaar getouwtrek en juridische procedures in 2004 een historische doorbraak gerealiseerd tussen het Vlaams gewest en het bedrijf Umicore, door het afsluiten van een 10 jaar lopend convenant. De omgeving van de Umicore-vestigingen in Hoboken, Overpelt, Olen en Balen gaan stap voor stap gesaneerd worden. Daartoe is specifiek voor de regio Hoboken een 25-punten programma "Milieu en Gezondheid" goedgekeurd en vandaag in uitvoering. Bovendien is onder impuls van minister Dua een overeenkomst afgesloten met Umicore om via een gedeelde verantwoordelijkheid de sanering aan te vatten in de ruime omgeving rondom alle vier de Umicore-vestigingen, alsook op de terreinen van Umicore zelf. Met de sanering van de Umicore-vestigingen, hun ruimere omgeving én het actieplan "Milieu en Gezondheid" Hoboken is voor de eerste 10 jaar een bedrag van ruim 92 miljoen Euro gemoeid, waarvan 77 miljoen gefinancierd wordt door Umicore, en 15 miljoen Euro door het Vlaams gewest in een gezamenlijk op te richten fonds. In de selectie van de saneringsprojecten moet prioriteit gegeven worden aan die projecten die een risico inhouden voor de gezondheid, zoals de sanering van Moretusburg in Hoboken, de cité van Overpelt, de wijken Balen-Wezel en Glasfabriek, de omgeving van de Bankloop in Olen, en de oppervlakte- en
grondwaterverontreiniging in Balen/Mol.

Tot slot werd het project Actief Bodembeheer De Kempen (ABDK) opgericht, intussen uitgegroeid tot een Europees project onder de naam Benekempen. Dat is een samenwerkingsverband tussen Vlaanderen en Nederland, aangevuld met de betrokken provincies aan beide zijden van de grens, om kennis en ervaring uit te wisselen over verspreide verontreiniging van zware metalen. Daarom worden ook allerlei "zachte saneringstechnieken" uitgeprobeerd, zoals fyto-extractie (immobilisatie door planten) en aangepaste teelttechnieken.

Ondanks bovengenoemde inspanningen, zullen over 10 jaar de Kempen, Limburg en de regio rond Antwerpen niet vrij zijn van zware metalen, omdat het om een zeer verspreide verontreiniging gaat van meerdere honderden km². Hieraan kan maar verholpen worden als men kiest voor een meer integrale aanpak van bodemsanering, waarbij alle lopende projecten worden samengebracht en alle betrokken overheden samenzitten. Groen! stelt voor dat er een "regionaal bodemsaneringsplan zware metalen" wordt gestart. Dit actieplan bevat ook best een convenant met Tessenderlo Chemie naar analogie met Umicore om via een gedeelde verantwoordelijkheid (eindelijk) werk te maken van de sanering van de Laak en de Winterbeek.

De sanering van opritten met asbest (Kapelle o/d Bos en omgeving)

Asbest is een nog gevaarlijker goedje dan zware metalen. De gezondheidsrisicos van vrije asbestvezels zijn immens. Studies bij mensen hebben aangetoond dat inademing van asbestvezels kan leiden tot de ontwikkeling van longziektes zoals asbestose (vorming van bindweefsel rond asbestvezels met hinder voor ademhaling tot gevolg) en/of longkanker en van mesothelioom (kanker van het buik- of longvlies). Reeds in de jaren 70 is men tot dat inzicht gekomen. Maar reeds sinds de jaren 50 werd het productieafval van asbestverwerkende bedrijven geregeld gebruikt voor een functionele ophoging van terreinen. Deze "draailingen" (afval bij de productie van asbestcementbuizen) werden gebruikt voor de aanleg van opritten, verharding van wegen, ophogingen van terreinen, De draailingen waren goedkoop, goed waterdoorlatend, gemakkelijk te verdichten en boden met de toenmalige kennis niets dan voordelen. Dit gebeurde vooral op het grondgebied van de gemeenten Kapelle-op-den-Bos, Willebroek, Mechelen, Londerzeel, Puurs en Meise.

De OVAM heeft in samenwerking met de betrokken gemeenten en de voormalige producent van asbest Eternit nv in 2003 een inventarisatieproject opgestart, dat alle ophogingen in kaart moest brengen. Via een gemeenschappelijk project moeten deze terreinen gesaneerd worden. De verwachting dat men een 400-tal terreinen zou inventariseren, werd ruimschoots overschreden: er werden bijna 1000 percelen geregistreerd.

Dit asbestproject zal vermoedelijk zon 4 à 5 miljoen euro kosten. Daarvoor is in 2005 geen budget voorzien. Groen! vraagt dat dit in 2006 voorzien wordt, omwille van de risicos voor de menselijke gezondheid.

Druk voor extra saneringsbudget verhoogt

De maatschappelijke druk om extra aandacht te besteden aan bodemsanering verhoogt. Daar zijn goede gezondheidsargumenten voor, maar ook economische.

Eén van de meest markante conclusies van het gezondheidsonderzoek bij 1800 pasgeboren babies was dat Vlaamse babies meer cadmium in hun bloed hebben dan hun leeftijdsgenootjes in het buitenland. Dat en nog veel meer bleek zopas uit de eerste resultaten van het onderzoek Milieu en Gezondheid in Vlaanderen, in 2002 gestart door toenmalig minister van Leefmilieu en minister Vera Dua en toenmalig minister van Welzijn Mieke Vogels. De biomonitoring is een onderzoek naar de mogelijke effecten van milieuvervuiling op de menselijke gezondheid.

In acht gebieden werden telkens zon 200 pasgeborenen, jonge tieners en volwassenen onderzocht. Er werden dioxineachtige stoffen, pesticiden zoals PCB, DDE (restproduct van DDT), hexachloorbenzeen (HCB), en de zware metalen lood en cadmium gemeten. Enkele gekende blackpoints zoals Olen in de Kempen en de grensstreek rond Menen sprongen in het oog door duidelijk verhoogde waarden, zoals voor cadmium (Olen) en chloorhoudende verbindingen en lood (Menen). Groen! vroeg op 16 juni 2005 naar een actieplan zware metalen. Leefmilieuminister Peeters (CD&V) hield op 23 juni 2005 in de commissie leefmilieu de boot af, omdat hij eerst zijn zoektocht naar causale verbanden tussen vervuiling en gezondheidseffecten wil voortzetten. Dit is onaanvaardbaar.

Maar ook uit economische hoek nemen de oprispingen tegen het bodemsaneringsbeleid van deze Vlaamse regering toe. UNIZO, de Unie van Zelfstandige Ondernemers, noemt de bodemsanering in Vlaanderen een onderschat KMO-probleem. De organisatie wil daarom een drastische verhoging van het Vlaams budget voor bodemsanering. Want Vlaanderen zit opgescheept met 42.000 tot 53.000 vervuilde bedrijfsgronden. Dat is tot drie keer zoveel als het nu al geregistreerde aantal van 16.000. Daarvan moeten er zeker 13.000, waarvan een groot deel eigendom van KMOs, effectief gesaneerd worden. Totale kostprijs: zon 7 miljard euro. UNIZO verwijst ook naar Nederland. Daar wordt voor bodemsanering jaarlijks 200 miljoen euro uitgetrokken, hoofdzakelijk als subsidies aan ondernemingen. De Nederlandse overheid vergoedt tot 70% van de saneringskosten voor historische verontreiniging bij KMOs. Zo werd in 2001 35% van de totale kosten voor bodemsanering betaald door ondernemingen en particulieren, de Nederlandse overheid betaalde de rest, aldus nog UNIZO. Zij stellen voor prefinancieringsregelingen, cofinancieringen en vlotte financiële draagkracht-regelingen uit te werken voor KMOs die willen of moeten saneren.

Ook de Vlaamse Confederatie van de Bouw (VCB) trekt aan de alarmbel. De 12 erkende grondreinigingscentra kijken deels werkloos toe, want werken slechts op helft van capaciteit. De VCB geeft daarvoor 2 verklaringen. Jaarlijks wordt ongeveer een half miljoen ton bodem uitgegraven die niet zomaar van de bouwplaats mag worden verwijderd. Deze bodem is daarvoor te ernstig verontreinigd en moet eerst worden gereinigd. De Vlaamse grondreinigingscentra zijn volledig in staat om dit half miljoen ton te verwerken. Maar zij krijgen deze bodem nooit te zien en draaien amper op de helft van hun capaciteit. De Vlaamse Confederatie Bouw (VCB) vreest dat in Vlaanderen de bodemverontreiniging onverminderd voortwoekert. De volksgezondheid komt hierdoor in gevaar.

Maar VCB wijst ook op een stokkende aanvoer vanuit bodemsaneringsprojecten. Ook na de recente begrotingscontrole is het budget van de Vlaamse overheid voor ambtshalve bodemsaneringen dit jaar beperkt gebleven tot amper 10 miljoen. De VCB pleit er dan ook voor dat het jaarlijks budget voor ambtshalve bodemsaneringen minstens tot 40 miljoen wordt verhoogd.

Ook de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) was vorige week scherp voor leefmilieuminister Peeters, naar aanleiding van een ongeval op de openbare weg met een lekkende kraan. Het Brugse stadsbestuur wordt als eigenaar saneringsplichtig gesteld. VVSG volgt deze redenering niet. Openbaar domein is immers voor iedereen toegankelijk en een gemeente heeft er geen vat op zoals een particulier eigenaar op zijn domein. VVSG vreest voor afwenteling van saneringskosten op de gemeenten. VVSG vindt dat het Vlaams gewest op zoek gaat naar "vergezochte saneringsplichtigen nu haar budget voor ambtshalve saneringen is gedecimeerd".

Een jaarlijks budget van 57 miljoen euro

Er is in Vlaanderen dus nog werk aan de winkel wat betreft de aanpak van vervuilde bodems. En vooral, er zijn extra financiële middelen nodig.

Het MINA-fonds telt vandaag een schamele 4,7 miljoen euro in de begroting 2005. Met de begrotingscontrole 2005 is daar 5 miljoen euro aan toegevoegd om het met asbest verontreinigde terrein van Balmatt in Mol te saneren. Dit betekent dat de lijst 2005 van ambtshalve projecten niet zal kunnen uitgevoerd worden, tenzij er nog wordt gerekend op andere inkomstenbronnen. En op deze lijst zijn enkele grotere kleppers zoals Carcoke in Zeebrugge niet terug te vinden.

Ook de meerjarenbegroting heeft biedt weinig hoopvolle perspectieven voor leefmilieu in het algemeen en bodemsanering in het bijzonder. In de reguliere middelen worden geen extra middelen voor bodemsanering voorzien. In het FFEU (Financieringsfonds voor Eénmalige Uitgaven) wordt er 10 miljoen euro voor bodemsanering voorzien, indien (citaat) "er jaarlijks 125 miljoen euro aan beleids- en betaalkredieten kan worden gerecupereerd." De SERV is in haar begrotingsadvies nochtans niet erg optimistisch. De netto beleidsruimte wordt volgens de SERV, zeker in 2006, te hoog ingeschat daar er nog moet rekening gehouden worden met engagementen uit het verleden i.v.m. het FFEU en omdat de verwachte onderbenutting van de algemene begroting volgens de SERV geen 125 miljoen euro zal bedragen.

Oproep aan de Vlaamse regering

Een regering die duurzame ontwikkeling hoog in het vaandel draagt, zou oog moeten hebben voor beleid dat pas een zichtbare return levert op de lange termijn. Groen! heeft naar aanleiding van de evaluatie van "1 jaar regering Leterme" reeds gesteld dat ons leefmilieu niet de aandacht krijgt die het verdient. De biodiversiteit gaat met rasse schreden achteruit, het integraal waterbeleid wordt niet uitgevoerd en de bodemsanering valt terug op een historisch dieptepunt.

De toekomst belooft niet veel beter te worden. De beleidskredieten voor leefmilieu gaan verder achteruit. Bodemsanering krijgt in het beste geval er 10 miljoen euro bij via het FFEU. Dat is ruim onvoldoende.

Groen! vraagt me aandrang dat de Vlaamse regering haar oefening i.v.m. de meerjarenbegroting overdoet. Er is een directe verhoging van het budget bodemsanering in het MINA-Fonds nodig tot 25 miljoen euro (begroting 2006). Groen! vraagt dat dit bedrag in de meerjarenbegroting systematisch stijgt om tegen 2009 het jaarlijks nodige budget van 57 miljoen euro te bereiken. Vergeleken met de jaarlijkse besteding van 200 miljoen euro in Nederland voor bodemsanering is dit geen onredelijke vraag.

Als er voldoende centen beschikbaar zijn, kan de opgelopen vertraging ingehaald worden. Groen! vraagt hierbij inhoudelijke prioriteit voor:

het versnellen van de projecten voor ambtshalve sanering, met een prioritaire behandeling van de woonzoneprojecten in de grote steden en het asbestproject;

het afsluiten van een milieubeleidsovereenkomst met de droogkuissector;

een regionaal bodemsaneringsplan zware metalen, voor de regios Kempen, Limburg en de zuidrand van Antwerpen, met inbegrip van de sanering van de Laak en een vergoedingensysteem voor de gedupeerde land- en tuinbouwers;

de onmiddellijke indiening van het ontwerp decreet brownfields, opgemaakt door de vorige Vlaamse regering, met een kaderregeling voor PPS-financiering.