Groen!
Brussel, 13 juli 2005
Groen!-fractie Vlaams parlement:
Jos Stassen, Vera Dua, Mieke Vogels, Jef Tavernier, Rudi Daems, Eloi
Glorieux
Persdienst Groen!
Ron Hermans - woordvoerder
Sergeant De Bruynestraat 78-82 | 1070 Anderlecht |
tel 02 219 19 19 | fax 02 223 10 90 | gsm 0473 90 30 66
e-mail pers@groen.be | persteksten http://www.groen.be/pers/
Eén jaar Vlaamse regering Leterme: Groen! evalueert
Eén jaar leefmilieu: veel mooie woorden, absoluut geen prioriteit !
Een blauwe kei in de Vlaamse regering
Minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur Kris
Peeters (CD&V) kreeg dit jaar de blauwe kei van de Jong-VLD om zijn
inspanningen voor de economische ontwikkeling. Hij krijgt ook goeie
punten van de werkgeversorganisatie VOKA. Hij is een graag geziene
gast in industriële en havenmiddens. Ook Vlaams Belang bekroont hem
als primus inter pares. Als minister van economie dan wellicht. Kris
Peeters is echter minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en
Natuur. En daar haalt hij eerste zittijd duidelijk niet.
Biodiversiteit: grote woorden, weinig daden
De biodiversiteit gaat met schrikbarende stappen achteruit. Dat is het
laatste jaar meer dan eens door gezaghebbende personen en instanties
verklaard. Het Vlaamse regeerakkoord en de beleidsnota leefmilieu
spelen daar op in, en willen dat Vlaanderen inzake biodiversiteit
tegen 2010 zich kan meten met andere economische topregios in de
wereld. Dit contrasteert echter met het dagelijkse beleid van de
Vlaamse regering, en vooral met de structurele daling van nagenoeg
alle budgetten die te maken hebben met natuur, bos en duinen. Het
aankoopbudget voor natuurgebieden, bossen en duinen is meer dan
gehalveerd. De bindende doelstelling om jaarlijks 3000 ha natuur en
bos aan te kopen mogen we dus vergeten. De erkenning van
natuurreservaten is bijna stilgevallen. Maar ook de budgetten voor
beheer, inrichting van natuur en open ruimte zijn spectaculair
gedaald. En tot slot werden ook de middelen van het Vlaams Fonds
Tropisch Bos voor NGO-projecten in het regenwoud gehalveerd.
Ook de verdere afbakening van de natuurlijke en agrarische structuur
dreigt in het gedrang te komen. De eerste pilootgebieden Westhoek en
Hageland schieten niet op. Andere projecten worden niet opgestart.
Nochtans staat in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) een
bindende doelstelling om bijkomend 38.000 ha natuurgebied, 10.000 ha
bosgebied en 150.000 verwevingsgebied aan te duiden tegen 2007.
Missing links en havendokken gaan boven fietspaden
Het aankondigingsbeleid van Minister Peeters om overal in Vlaanderen
missing links te gaan wegwerken viert hoogtij. De aanleg van de
Oosterweelverbinding zal zon 2 miljard euro gaan kosten. De aanleg van
de Noord-Zuid in Limburg (geraamd op 250 mio euro) zal binnenkort
starten. De Noord-Zuid in de Kempen zal gerealiseerd worden via een
(overbodige) weg parallel aan een al bestaande weg (geraamd op 55 mio
euro). Er moet een tweede scheldebrug in Temse komen, een nieuwe
ringweg tussen Merksem en Wommelgem, het doortrekken van de A18 in de
westhoek, enzovoort. We vragen ons af wanneer de aankondiging van de
grote ring rond Antwerpen of het Saeftinghedok er zal komen
Ook heeft de Vlaamse regering op voorstel van Peeters beslist om de
definitie van maritieme toegang te verruimen. Daardoor komen de kosten
voor het baggeren en onderhouden van de getijdengebonden dokken (zoals
het Deurganckdok) ten laste van de Vlaamse overheid. Dit betekent een
jaarlijkse recurrente meeruitgave van 25 à 35 mio euro. Dit staat dan
weer in contrast met de traagheid waarmee de minister werkt aan het
Uitvoeringsplan Bagger- en Ruimingsspecie, dat al sinds zijn
aanstelling als minister - en na een ruim openbaar onderzoek -
vertrekkensklaar ligt op zijn bureau.
Diezelfde ambitie ontwaren we jammer genoeg niet als het gaat om het
wegwerken van belangrijke zwarte punten wat betreft
verkeersveiligheid. De hiervoor voorziene budgetten tijdens de vorige
legislatuur zijn deels verschoven naar missing links en baggerwerken
in de havens, met als verklaring dat er te weinig ingediende
gemeentelijke dossiers voor fietspaden en zwarte punten zijn.
Geld voor bodemsanering: naar een historisch dieptepunt
Deze Vlaamse regering is erin geslaagd het budget voor bodemsanering
te decimeren. In de begroting 2005 krijgt OVAM een schamele 4,5
miljoen euro om de bodemvervuiling in Vlaanderen aan te pakken (met de
begrotingscontrole verhoogd met 5 miljoen om Balmatt te kunnen
saneren) . Dit is het laagste budget sinds de inwerkingtreding van het
bodemsaneringsdecreet in 1995. Hiermee illustreert deze regering het
duidelijkst dat ze beleidskeuzes voor de lange termijn als niet
prioritair beschouwt. De OVAM en het Rekenhof berekenden eind van de
jaren negentig dat de overheid jaarlijks minimaal een bedrag van 2,3
miljard BF moest inbrengen als onderdeel van het totaal bedrag van 280
miljard BF (overheid en privé samen) nodig om tegen 2036 alle
blackpoints weg te werken. We vragen dat deze Vlaamse regering het
budget voor bodemsanering vanaf 2006 naar minstens 25 miljoen Euro
optrekt, om tegen 2009 een jaarlijks uitgavenritme te bereiken van 50
miljoen Euro.
Windenergie is een hype en kernuitstap is dom
Minister Peeters ondergraaft het investeringsklimaat en hernieuwbare
stroom door windenergie "een hype die wel snel zal overwaaien" te
noemen en door de subsidies voor zonnepanelen terug te schroeven van
50 naar 10%. Het zonnepanelenbedrijf IZEN zegt dat als gevolg daarvan
ze amper 16% van de bestellingen hebben vergeleken met vorig jaar.
Tegelijkertijd effent hij het pad voor de verlenging van de
kerncentrales.
Minister Peeters weigert - ondanks herhaald aandringen van Groen! -
eveneens de Vlaamse overheid een voorbeeldrol te laten spelen door
niet te kiezen voor een groene stroomleverancier. De Vlaamse overheid
verbruikt nochtans evenveel elektriciteit als 50.000 gezinnen en zou
daardoor een stimulans geven aan de leveranciers om in groene stroom
te investeren.
Iedereen stelt vast dat de netbeheerders de hen opgelegde ecologische
dienstverplichting (1% besparing per jaar op de primaire energie) met
de vingers in de neus halen. In plaats van daar dan uit te besluiten
dat die doelstelling moet worden opgetrokken, denkt hij eerder in de
richting van het afschaffen van opgelegde maatregelen, zoals de
verdeling van spaarlampen onder het publiek (want de doelstelling is
toch al gehaald). Peeters zegt constant dat hij een uitgespaard
kilowattuur beter vindt dan eentje die groen wordt opgewekt. Dat
klopt, maar hij neemt bitter weinig initiatieven om energie te
besparen. Het auditconvenant is van een ongelooflijke lichtheid, en
een resolutie van het Vlaamse parlement om arme mensen te helpen
energie te besparen wordt niet uitgevoerd. Een nieuw
resolutievoorstel ter bevordering van dakisolatie ziet de minister
niet zitten. Dé "verwezenlijking" waar hij steeds naar verwijst is de
inwerkingtreding van het energieprestatiedecreet vanaf 1 januari 2006.
Maar dit is gewoon de uitvoering van een decreet dat in de vorige
legislatuur gestemd werd, daar heeft hij niet de minste verdienste
aan.
Integraal waterbeleid terug naar af, en terug meer Aquafin
Deze Vlaamse regering is blijkbaar niet echt gehaast om het decreet
integraal waterbeleid, na 10 jaar bakkeleien eindelijk goedgekeurd
onder de vorige Vlaamse regering, uitvoering te geven. Het
uitvoeringsbesluit dat vorm moet geven aan de (deel)bekkenstructuren
en aan de watertoets ligt al meer dan een jaar op de tafel van de
Vlaamse regering. Ook het spijzen van het Rubiconfonds (voor het
vergoeden van mensen met woningen in overstromingsgevoelige gebieden)
is noodzakelijk om aan het decreet uitvoering te geven. Met de recente
overstromingen wordt de druk blijkbaar opnieuw opgedreven, want vorige
week kondigde de minister op een actuele vraag van Vera Dua aan tegen
het najaar de watertoets operationeel te zullen maken. Rond het
Rubiconfonds blijft het oorverdovend stil.
Nochtans is een beleid tot voorkoming van overstromingen absoluut
prioritair. Als men blijft ten strijde trekken tegen ruimte voor water
en de inrichting van overstromingsgebieden, creëert men op termijn een
groot veiligheidsprobleem. Van de minister van milieu en van openbare
werken mag verwacht worden dat hij op dit vlak duidelijk kleur bekent.
Ook met het SIGMA-plan dat deel uitmaakt van de Ontwikkelingsschets
2010 voor het Schelde-estuarium gaat het de verkeerde kant op. Dit
plan geeft aan welke projecten het komende decennium nodig zijn om het
Schelde-estuarium veiliger, toegankelijker en natuurlijker te maken.
Het SIGMA-plan moet voor Vlaanderen niet alleen de veiligheid tegen
overstromingen verzekeren, maar ook invulling geven aan het natuurluik
van de Ontwikkelingsschets om alzo de nodige rechtszekerheid te bieden
voor de verdere verdieping van de Schelde. Uit goede bron vernemen we
dat de ruime consensus tussen landbouworganisaties en
natuurverenigingen niet wordt gevolgd door minister Peeters, die onder
druk van lokale CD&V-burgemeesters zou opteren voor slechts een zeer
minimalistische aanduiding van de overstromingsgebieden. Rond de Dijle
en de Nete worden - in het slechtste geval - zelfs totaal geen
maatregelen voorzien. Dat zou betekenen dat er op korte termijn niets
wordt gedaan om het veiligheidsprobleem voor bijvoorbeeld Mechelen aan
te pakken. Ook in de Netevallei waar nochtans de laatste jaren
regelmatig wateroverlast was worden amper maatregelen voorzien. Groen!
vraagt dat de Vlaamse regering nog voor het zomerreces een integraal
besluit neemt over alle gebieden die tussen nu en 2030 in het kader
van het SIGMA-plan zullen ingericht worden, zoals de Vlaamse regering
trouwens in december 2004 besliste.
Wat de waterzuivering betreft wordt de verhoogde inspanning van 2004
van minister Tavernier voor RIO-subsidies (rioleringen) aan gemeenten
niet doorgetrokken: de gemeenten die inspanningen doen om hun
achterstand inzake riolering weg te werken, moeten het met 50 miljoen
minder doen. Bovendien werd het subsidiebesluit gewijzigd. Met
openbare werken gecombineerde dossiers schuiven naar voor, wat vanuit
verkeersveiligheid gezien uiteraard een goede zaak is. Maar enkele
belangrijke ecologische sturingscriteria werden overboord gegooid:
grote vuilvrachten prioritair tegenover lage vuilvrachten, gebieden
met veel verdunning lager prioriteren dan andere, gebieden met
kwetsbare waterlopen hoger prioriteren, enz... Minister Peeters krijgt
hierdoor de handen vrij om los van milieucriteria subsidies te gaan
uitdelen. En dat op moment dat de verdunning jaar na jaar toeneemt en
de aangevoerde vuilvracht gelijk blijft, ongeacht de extra aangesloten
collectoren en riolen. Alleen al om deze reden dient een prioritering
gehanteerd op basis van impact en aangevoerde vuilvrachten. Dat de
huidige minister dit niet doet heeft, zorgt ervoor dat overstorten nog
meer gaan werken, influenten nog meer verdund worden en
zuiveringsrendementen nog meer dalen.
Bovendien is het zeer de vraag of in deze Vlaamse begroting wel open
kaart gespeeld wordt wat de financiering van de waterzuivering
betreft. Is het niet de bedoeling een groot stuk van de factuur door
te schuiven naar de gemeenten en (drinkwater)intercommunales? En deze
gemeenten zullen via een rioolheffing die meerkost gaan verhalen op de
burger, die een veelvoud van zijn huidige waterbelasting zal kunnen
betalen.
Zeer merkwaardig ook is de beslissing van minister Peeters om de
opzegging van de beheersovereenkomst, in 2001 beslist door Minister
Vera Dua, opnieuw ongedaan te maken. De oude overeenkomst is met
andere woorden opnieuw beginnen lopen, aangevuld met 2 kleine addenda:
eentje over de afstemming met het programmadecreet, waardoor AQF
voortaan (met 6%) factureert aan de drinkwatermaatschappijen in plaats
van het Vlaams gewest, en eentje over de opname van een (beperkt)
exploitatierisico, waarbij de vergoeding aan AQF is gerelateerd aan de
kwaliteit van wat uit de RWZI komt. Maar de financiële stok achter de
deur is dermate pover dat dit niet meer dan een symbolische
resultaatsverbintenis kan genoemd worden. De officiële verklaring
luidt dat de minister in 2 fasen wenst te werken: de korte
termijnaanpassingen en de grondige hernegociatie op lange termijn
(zonder concrete timing!). Dit heeft voor gevolg dat de private
partners binnen Aquafin zich opnieuw kunnen nestelen in een draak van
een overeenkomst, dat de waterzuiveringsmarkt intussen kan ingenomen
worden zonder voldoende economische en ecologische regulering, en door
het ontbreken van een integraal waterbeleid er totaal geen afstemming
bestaat tussen de waterketen, het beton zeg maar, en het watersysteem,
het integraal waterbeleid. Groen! vreest dat Vlaanderen zich opnieuw
in financiële en ecologische avonturen aan het storten is.
Afval: Peeters voert het afvalstoffenplan niet uit
Deze regering verstopt zich wat haar beleid inzake huishoudelijk afval
betreft. Het uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen 2003-2007 is
nochtans glashelder. Preventie staat bovenaan het prioriteitenlijstje,
de selectieve inzameling moet worden verdergezet, en inzake
eindverwerking moet het eind 2006 gedaan zijn met storten. Ook kiest
het plan voor de uitbouw van 600.000 ton voorbehandelingscapaciteit
via alternatieve verwerkingstechnieken zoals scheiden, vergisten en
drogen van afval. De voorbije legislatuur werd een trendbreuk
gecreëerd inzake afval. Voor het eerst wordt een ontkoppeling
gerealiseerd tussen de stijging van de hoeveelheid afval en de groei
via het Bruto Binnenlands Product (BBP). Was de uitspraak van Peeters
over alles-in-één-zak een accident de parcours, of niet? Wordt de
poort van de stortplaatsen opnieuw opengezet? Keren we terug naar het
oude beleid van verbranden van afval? Zullen alternatieve
verwerkingstechnieken zoals vergisten van afval nog kansen krijgen? De
terughoudendheid om van start te gaan met het alternatief
verwerkingsproject in Limburg en het terugschroeven van het project in
Vlaams-Brabant bevestigen deze vrees. De minister verstopt zich achter
bijkomende studies en evaluaties om het afvalplan tot 2007 niet te
moeten uitvoeren.
Vorige week konden we lezen dat Vlaanderen lees de vertegenwoordigers
van minister Peeters in de Interregionale Verpakkingscommissie (IVC)
gaat dwarsliggen tegenover het Brussels gewest en Wallonië om de
verpakkingsindustrie de volledige verantwoordelijkheid dus naast de
kost voor de selectieve inzameling ook de kost voor het zwerfvuil en
het verpakkingsgedeelte dat in de restafvalzak terechtkomt - te laten
dragen voor de maatschappelijke kost die haar product veroorzaakt.
Waar Vlaanderen jarenlang door Wallonië met zijn voorstellen werd
teruggestuurd wegens te progressief (bijvoorbeeld statiegeld op
wegwerp), leven we vandaag in de omgekeerde wereld. Hiermee handelt
minister Peeters niet alleen in strijd met het afvalstoffenplan. Hij
leeft ook zijn eigen regeerakkoord niet na, waar onder het hoofdstuk
afval het principe van de internalisering van de afvalkosten als
uitdrukkelijk uitgangspunt voor het Vlaams afvalbeleid wordt
gehanteerd.
---
Eén jaar welzijn: de eigen zuil opnieuw voorop, de cliënt weer
betutteld !
Evaluatie of restauratie?
De beleidsnota die minister Vervotte in september 2004 voorlegde aan
het Vlaams Parlement muntte niet uit in duidelijkheid. Dat gaf de
minister trouwens zelf toe. Het waren enkel grote lijnen die snel
verder zouden ingevuld worden. Vooral over de door de vorige regering
getrokken beleidslijnen bleef de minister vaag. De meest voorkomende
woorden over deze nieuwe beleidslijnen luidden: evalueren,
onderzoeken, omzichtig zijn, niet overhaast te werk gaan.
Eén jaar later lijkt deze evaluatie steeds meer op een restauratie.
1. De eigen zuil staat opnieuw voorop.
De paarsgroene regering trok belangrijke lijnen om welzijn en
gezondheid doorzichtiger en dus minder verzuild te organiseren. Zorg
op maat en vraaggestuurd beleid organiseer je het best zo dicht
mogelijk bij de cliënt. Wat goed is voor de zorgvrager is moeilijk te
organiseren vanuit Brussel. Er werden decreten gestemd op de
organisatie van de eerste lijn waarbij zowel de huisarts als de
thuisverpleegkundigen, verzorgenden, mutualiteitenzorgplannen zouden
uittekenen. Deze Samenwerking eerste lijn SEL zou georganiseerd worden
binnen objectief uitgetekende zorgregios. De minister zegt dat ze al
deze decreten, goedgekeurd door het Vlaams Parlement wel wil uitvoeren
maar wenst de zorgregios toch eerst te evalueren. Het gevolg is dat de
uitvoeringsbesluiten van het decreet eerste lijn, normaal voorzien
voor 1 januari 2005, nog steeds niet zijn verschenen.
Hetzelfde verhaal wordt geschreven voor het preventiedecreet en voor
de verdere uitvoering van het decreet integrale jeugdhulpverlening. De
verdere uitvoering van deze decreten hangt af van uitvoeringsbesluiten
die duidelijk maken binnen welke regio de voorzieningen moeten samen
werken.
De minister zei meermaals het principe van regiogebonden samenwerking
niet in vraag te stellen; enkel een paar onlogische grenslijnen tussen
de regios te willen hertekenen. Bijna een jaar later is deze
hertekening nog steeds niet rond. Het ziet er steeds meer naar uit dat
het principe van de zorgregios zelf zal sneuvelen. Vooral de grote
verzuilde organisaties zoals de mutualiteiten, ziekenhuizen,
rusthuizen hebben nooit onder stoelen of banken gestoken dat zij
eerder pleiten voor samenwerking binnen de eigen zuil of familie. Ze
hebben, zo heet het, geen nood hebben aan samenwerking met andere
voorzieningen; enkel en alleen omdat ze in dezelfde buurt liggen.
Of dit in het voordeel is van de cliënt is maar de vraag!
De zorg die de cliënt krijgt, zal opnieuw afhangen van het aanbod dat
binnen een bepaald verzuild netwerk voorhanden is.
De uitbouw van de zorg evolueert opnieuw van vraaggestuurd naar
aanbodgestuurd.
Hetzelfde scenario zien we bij de verdere uitwerking van het decreet
op het Lokaal Sociaal Beleid. Vanuit dezelfde idee: het sociale beleid
zo dicht mogelijk bij de cliënt organiseren, wordt meer
verantwoordelijkheid toegedicht aan de lokale besturen. Gemeente en
OCMW maken samen een sociaal beleidsplan. Zij spreken op lokaal niveau
ook met de particuliere sector en maken afspraken over wie welke extra
voorzieningen zal realiseren en exploiteren. De grote zuilgebonden
ouderenvoorzieningen, kinderopvanginstellingen zien deze lokale
regiefunctie niet zitten en vinden het handiger om rechtstreeks te
lobbyen bij de minister van de bevriende zuil. Dus ook dit decreet
wordt geëvalueerd en in de praktijk gedevalueerd.
2. De cliënt wordt weer betutteld .
DE GROTE TRENDBREUK die de vorige regering realiseerde was deze van de
persoonsgebonden financiering. Door het Persoonsgebonden
AssistentieBudget (PAB) en het PersoonsGebonden Budget (PRB) is de
persoon met een handicap zelf houder van het budget nodig om zijn zorg
te kunnen adviseren. Een persoon met een handicap hoeft niet te kiezen
tussen één van de dertien opvangvormen maar kan op zijn maat een eigen
zorgpakket samen stellen, organiseren en financieren.
In de Beleidsnota bleef de minister opnieuw bijzonder vaag:
Op basis van deze informatie wil ik verder onderzoeken in hoeverre
zowel het persoonlijke assistentiebudget als het persoonsgebonden
budget optimaal kunnen beantwoorden aan de behoeften en vragen van een
persoon met een handicap binnen de budgettaire mogelijkheden van de
overheid.
De onrust bij de vele duizenden personen met een handicap die wachten
op een budget was bijzonder groot.
Herhaaldelijk bevestigde de minister dat ze na de evaluatie van de
persoonsgebonden aanpak verder zou uitwerken en de personen met
handicap die wachten op een budget zou integreren in de lijst van
personen met een handicap die wachten op opvang in een voorziening,
zodat er een gelijke behandeling ontstaat.
Nu één jaar later is het PAB besluit nog steeds niet geëvalueerd,
heeft de minister geen één derde maar slechts één vierde van de
budgetten voor nieuw initiatief gereserveerd voor PAB budgetten en
zijn de personen met een handicap die kiezen voor een PAB, nog steeds
niet geïntegreerd in de wachtlijstwerking. Meer nog, mensen die aan
het Vlaams Fonds lieten weten een PAB te willen, wachten nog altijd op
een inschaling. Zij weten dus niet of ze in aanmerking komen en op
welk budget ze recht hebben. Jaar na jaar wordt hen wel gevraagd of ze
nog geïnteresseerd zijn.
Deze ontmoedigingspolitiek wordt nog duidelijker na de persconferentie
die de minister gaf op 30 juni.
Samen met een aantal voorzieningen presenteerde de minister een nieuwe
inschalingsmethode voor personen met een handicap die nu al in een
voorziening verblijven.
Blijkbaar kunnen wel middelen worden vrij gemaakt voor mensen die al
in een voorziening verblijven, de mensen die kozen voor een PAB
blijven wachten in onzekerheid.
De voorzieningen geven samen met de minister een persconferentie en
dat is goed. De organisaties die de personen met een handicap
vertegenwoordigen die kozen voor een PAB daarentegen, worden niet
betrokken.
Zij worden niet geraadpleegd door de minister noch voor de evaluatie
van het PAB besluit, noch over de communicatie die vertrekt naar de
kandidaat PAB-ers.
Het is overduidelijk.
De voorzieningen zijn opnieuw kind aan huis op dit kabinet welzijn.
Door de nieuwe inschaling kan de voorziening de personen met een
handicap 25 zorgmodules aanbieden in plaats van hen in één van de 13
hokjes van de erkenningsvormen te moeten wringen.
Het blijven echter de voorzieningen die beslissen wat goed is voor een
persoon met een handicap.
Het PAB wordt afgeremd en ontmoedigd, de persoon met een handicap
wordt opnieuw verzorgd en betutteld.
Ook hier geldt dat evaluatie gelijk is aan restauratie.
3. Dagjespolitiek regeert opnieuw.
Welzijn wordt geconfronteerd met de achterkant van onze welvaart.
Vlamingen waren nooit rijker dan vandaag maar tegelijk waren ook de
wachtlijsten in de psychiatrie, het aantal kinderen dat wordt
mishandeld, het aantal zelfmoorden nooit zo hoog.
Een minister van welzijn kan zich niet beperken tot het creëren van
alleen maar meer voorzieningen. Welzijn is in de eerste plaats een
preventief beleid dat onwelzijn, depressie, kindermishandeling tracht
te voorkomen.
Heel wat onwelzijn wordt veroorzaakt door onze helse manier van leven.
Mensen slagen er niet in om de verschillende facetten van hun
levensloopbaan te combineren, een goede partner, een lieve ouder, een
ijverige werknemer, een hedendaags consumentte zijn.
De vorige regering startte met een Vlaams beleid van tijdskredieten.
Deze tijdskredieten moeten aan de werknemers de bouwstenen aanreiken
om hun levensloopbaan flexibeler uit te bouwen.
Het eerste wat deze regering doet is dit beleid van Vlaamse
aanmoedigingspremies opnieuw schrappen wegens te duur.
Kortzichtige dagjespolitiek. De prijs van het onwelzijn en de steeds
langere wachtlijsten is veel groter!
Of nog:
De vorige regering startte met een politiek die de gevolgen van de
vergrijzing moest opvangen.
De Vlaamse zorgverzekering werd uitgebouwd en werkt. De OCMWs moeten
veel minder vaak tussenkomen bij een plaatsing in een
ouderenvoorziening. De 125 euro die de zorgverzekering uitbetaalt aan
de rusthuisbewoner maakt voor heel wat mensen het verschil tussen nog
wel of net niet meer de rusthuisfactuur kunnen betalen.
De minister beloofde in haar beleidsnota de gelijkschakeling van deze
premie ook voor de zorgbehoevende die thuis wordt verzorgd.
Eén jaar later zien we dat de bedragen nog altijd respectievelijk 125
euro en 90 euro bedragen en dus niet gelijk geschakeld zijn.
Bovendien wordt het steeds duidelijker dat de begroting van de Vlaamse
zorgverzekering in de problemen zit. In 2004 gebruikte het Vlaams
Fonds 8 miljoen uit de reserve, in 2005 zal dit waarschijnlijk 11,5
miljoen euro zijn. De reserve nodig om de piek van de vergrijzing op
te vangen vanaf 2020 wordt amper twee jaar na de opstart al
opgebruikt.
De SERV stelt dat de bijdrage tot 42 euro moet opgetrokken worden om
de zorgverzekering ook morgen te garanderen.
Dit is een veel te hoog bedrag om forfaitair te heffen. De regering
ontbreekt het aan moed om het decreet echt uit te voeren en een
inkomensgebonden bijdrage te heffen zodat de Vlaamse zorgverzekering
ook morgen wordt veilig gesteld.
Kortzichtige dagjespolitiek!
Of nog:
De vergrijzing en de ontgroening confronteren ons echter ook met
andere uitdagingen. Het Vlaams ouderenbeleid heeft altijd de thuiszorg
naar voor geschoven als de beste optie voor een kwalitatieve en
betaalbare ouderenzorg. Deze optie wordt verder doorgetrokken door
minister Vervotte.
CM voorzitter Marc Justaert stelde deze week nog: "Als we dezelfde
mensen als nu in rusthuizen blijven opnemen, zal het aantal bewoners
ervan in 2030 dertig procent hoger liggen dan nu. De overheid staat
voor de keuze: ofwel meer rusthuizen bouwen ofwel meer investeren in
thuiszorg
Even duidelijk is echter dat de keuze voor het thuis verzorgen van een
zwaar zorgbehoevende enkel kan als er ook een stabiele mantelzorger
is. Vandaag is dit in één op de twee gevallen de partner van de
zorgbehoevende. Op de tweede plaats komen kinderen of familie. De
veranderende gezinsvormen, het toenemende aantal alleenstaanden en het
feit dat ook morgen mannen en vrouwen verplicht zullen zijn om
buitenshuis te werken, laat vermoeden dat het aantal mantelzorgers
niet zal toenemen, wel in tegendeel.
De vorige Vlaamse regering startte in 2001 het project Kleurrijk
Vlaanderen. In verschillende werkgroepen met wetenschappers,
vertegenwoordigers van de sociale partners, kabinetten en
administraties van de Vlaamse Gemeenschap werd gewerkt rond
doelstellingen voor het Vlaanderen van 2010.
Eén van deze werkgroepen was de visiegroep Zorgzaam Vlaanderen. De
werkzaamheden van de werkgroepen van Kleurrijk Vlaanderen leidden tot
het Pact van Vilvoorde, dat 21 doelstellingen voor de 21e eeuw
vooropstelt. Twee van deze doelstellingen richten zich expliciet
op zorg:
Doelstelling 11: In 2010 waarborgt Vlaanderen een toereikend,
efficiënt, effectief en voor iedereen toegankelijk en kwaliteitsvol
zorgaanbod.
Doelstelling 12: In 2010 hebben de inwoners van Vlaanderen de
mogelijkheid om een volwaardige loopbaan uit te bouwen en de zorg op
zich te nemen voor gezin en eigen leefomgeving.
Voor het eerst wordt in een officiële tekst het recht om zorg te geven
opgenomen.
Deze evolutie was in vele opzichten merkwaardig te noemen. De overheid
is bij het uittekenen van haar zorgbeleid, bij het uittekenen van
zorgmodellen en programmaties, steeds blijven uitgaan van een
kostwinnersmodel waarbij één van de partners - meestal de man - de
belangrijkste kostwinner is en één partner - meestal de vrouw -
eindverantwoordelijke is voor zorg en huishouden. Zo gaat de
georganiseerde kinderopvang net als de thuiszorg uit van een
gedeeltelijke professionele opvang als aanvulling op de zorg door de
eigen omgeving.
Naar aanleiding van het Zorgcongres dat in opvolging van de
doelstellingen van het pact van Vilvoorde werd georganiseerd op 15
december 2003, werden voorstellen geformuleerd om het recht om zorg te
verlenen te realiseren. Dit kan door in de ziekteverzekering één
bepaling toe te voegen. Momenteel staat er dat iemand die thuisblijft
wegens ziekte recht heeft op een inkomensvervangende uitkering. Een
bijkomende bepaling zou hetzelfde recht kunnen openen voor iemand die
thuisblijft wegens ziekte van iemand uit zijn omgeving.
In Duitsland bestaat de keuze tussen opgenomen worden in een
voorziening of het beschikken over een persoonsgebonden budget dat één
derde bedraagt van de middelen nodig om te worden opgenomen in een
voorziening. In Duitsland kiest meer dan de helft van de
hulpbehoevenden voor intensieve opvang door de betaalde mantelzorger.
Dit langetermijndenken is volledig stil gevallen.
Dagjespolitiek regeert opnieuw.
Of nog:
Van alle 100 kinderen die in Vlaanderen geboren worden zijn er 17,2
kinderen waarvan de moeder niet van Belgische origine is. In de
provincies Antwerpen en Limburg geldt dit voor 25,5 kinderen.
Bovendien neemt het aantal nationaliteiten - dus ook het aantal
culturele verschillen - alsmaar toe.
In 2002 zijn in ons land 1324 asielzoekers erkend als vluchteling. De
landen van herkomst variëren van jaar tot jaar.
Op 1 april 2004 breidde Europa uit met 10 nieuwe lidstaten. Meer dan
vandaag al het geval is zullen nieuwe Europeanen uit Polen, Tsjechië,
Slovenië... zich in onze regio komen vestigen.
Het zijn maar enkele cijfers die aantonen dat in onze regio, net als
in de hele Westerse wereld trouwens, steeds meer mensen van steeds
meer verscheidene origine wonen.
Het model van onze verzorgingsstaat opent ook voor hen het recht op
bijvoorbeeld onderwijs, gezondheid en welzijn.
Kind en Gezin stelt in haar missie dat ze voor elk kind, waar en hoe
het ook geboren is en opgroeit, zoveel mogelijk kansen wil creëren.
De wet die de OCMWs opricht stelt het recht op maatschappelijke
dienstverlening voor iedereen als kernopdracht en in het decreet dat
de gehandicaptenzorg organiseert luidt het: Het bevorderen van de
sociale integratie van alle personen met een handicap en de ten laste
neming van de kosten die hiermee gepaard gaan.
Deze doelstellingen blijven realiseren in een steeds multicultureler
samenleving stelt de overheid en haar partners op het terrein voor een
enorme uitdaging.
Deze uitdaging kan niet langer vertrekken vanuit de notie integratie
maar moet uitgaan van het begrip interculturalisering.
Immers, wat is integratie? Wanneer is iemand geïntegreerd? Het
verleden heeft ons geleerd dat dit een eindeloos en vooral frustrerend
debat is over eetgewoontes, kledij....waarover nooit consensus zal
bestaan. Een debat trouwens dat over en niet met de nieuwkomers
gevoerd wordt, een debat dat verdeelt en niet verbindt.
Het beleid kan niet vertrekken van dit integratiedenken. Een beleid
dat de gelijke toegang tot onze welzijnsvoorzieningen wil realiseren
moet vertrekken van de interculturalisering. Dit is een beleid dat
gewoontes en zeden van andere culturen respecteert. Een beleid dat ook
respect en begrip opbrengt voor de niet dominante sociale klasse van
onze eigen cultuur. Ook mensen die in armoede leven worden immers al
te vaak verkeerd begrepen en kunnen daardoor te weinig gebruik maken
van de sociale voorzieningen die in onze samenleving nochtans voor
iedereen georganiseerd worden.
De overheid in de verzorgingsmaatschappij heeft een opdracht naar alle
inwoners; ongeacht hun socio-culturele achtergrond. Kind en Gezin zou
nooit meer dan 98% van de pasgeborenen bereiken als de organisatie
vertrekt vanuit de vraag of de ouders wel geïntegreerd zijn. Ze haalt
die doelstelling wel omdat ze voortdurend de vraag stelt naar
gewoontes en zeden binnen andere culturen en bij kansarme autochtonen.
Hoe ziet men binnen die culturen de rol van moeder, van vader? Wat
betekent het om een jongen, een meisje te krijgen? Wat is voor hen
belangrijk als het over opvoeden gaat? Vindt men preventieve
gezondheidszorg belangrijk?
Of wat verwachten oudere allochtonen van een rust- en
verzorgingstehuis, van thuiszorg?
Deze vragen zijn niet makkelijk te beantwoorden. Ze zijn ook niet
opgelost als er voor iedere nieuwkomer een inburgeringscursus wordt
georganiseerd. Onze taal leren is een absolute prioriteit maar elkaar
verstaan betekent nog niet elkaar ook begrijpen.
De vorige regering startte een beleid rond de interculturalisering van
de welzijns- en gezondheidsvoorzieningen. Deze regering reduceert het
beleid naar de minderheden opnieuw tot het enge inburgeringsbeleid.
---
Eén jaar onderwijs: veel besparingen, weinig realisaties !
De grootste beleidsnota maar nog weinig daden
Elk kind, elke jongere, elke volwassene gelijke kansen bieden in
onderwijs, opleiding en vorming van topkwaliteit. Gelijke
onderwijskansen realiseren vormde de rode draad doorheen de
beleidsnota van de minister. VDB heeft met zijn beleidsnota enorme
verwachtingen gecreëerd in het onderwijsveld bij het begin van zijn
ministerschap. Iedereen vond in zijn nota wel een of andere passage
die spek naar zijn of haar bek was.
De beleidsnota van onderwijsminister Vandenbroucke is eerder een dikke
bijbel 117 paginas of wel geteld het dubbele van de onderwijsnota van
de vorige regering - vol probleemstellingen dan een duidelijke
concrete en oplossingsgerichte gids voor de komende 5 jaren.
Minister van personeelsbesparingen en bedrijfswetmatigheden
Investeren in het onderwijs, daar ging de minister voor. Kon niet
anders want de verkiezingsbeloften van de meerderheidspartijen waren
duidelijk: een onderwijsinvestering die varieerde van 350 mio tot 1,5
mia euro.
Van investeren in het onderwijs is het voorbije jaar weinig gebleken.
In de uitvoering van zijn beleid toonde hij dat hij het voorbije jaar
de minister van besparingen was en dit telkens onder het mom van de
grote hervormingen die op til zijn. Van die grote hervormingen een
nieuw financieringsmechanisme voor het leerplichtonderwijs, gratis
basisonderwijs, wegwerken van de wachtlijsten voor
schoolinfrastructuur, betere verloning directies, gelijkschakeling van
de financiering voor de sociale voorzieningen, - hebben we tot nu toe
nog weinig realisaties gezien.
Het begon in de eerste begrotingsopmaak met begrotingsingrepen op vlak
van onderwijs die werden voorgesteld als minimale correcties op
facultatieve uitgaven die het mogelijk om bestaande
engagementen volledig te honoreren en ruimte voor nieuwe
initiatieven in de loop van 2006 maar vooral pas vanaf
2007.
Die bevriezing werd aangekondigd als een tijdelijke
besparingsmaatregel op personeel van 30 mio euro over 2 jaar. Maar
vrij snel bleek dit een "voorwendsel om blijvende besparingen in het
onderwijs in te voeren.''
Minstens 1000 personeelsleden vooral omkaderend personeel - uit het
secundair en volwassenenonderwijs kunnen hierdoor op 1 september niet
aan de slag in het onderwijs.
De afschaffing van de vervangingspool levert vervolgens 15 mio euro
op. De vervangingspool had tot doel aan jonge, gemotiveerde
leerkrachten kansen te geven om een loopbaan op te bouwen in het
onderwijs. De pool bood jongere leerkrachten de eerste jaren enige
zekerheid. Voor vele jongeren was de pool een opstap naar een
standvastige job in het onderwijs. Met de afschaffing draait de
minister de klok terug naar de tijd waarin pas afgestudeerden de
scholen moesten afdweilen voor een korte interim om dan snel andere
horizonten te moeten opzoeken. De minister vond klaarblijkelijk
voldoende argumentatie voor de afschaffing van de vervangingspool in
de zuiver bedrijfsmatige cijfers dat poolleerkrachten maar 60% van hun
tijd besteden aan lesgeven. Leraar zijn is meer dan alleen maar
lesgeven.
De leerkrachtendatabank als alternatief is niet meer dan een digitaal
interim-kantoor waar iedereen onder het motto: baat het niet dan
schaadt het niet zijn of haar CV kan opzetten.
Een ander voorbeeld van het blind vertalen van bedrijfswetmatigheden
naar het onderwijs is het opschuiven naar schaalvergroting in het
secundair onderwijs. Aan schaalvergroting zijn grenzen. Door het
verlaten van het ingevoerde plafond wordt nog amper de vraag gesteld
welk voordeel een schaalvergroting oplevert en waar de grens ligt.
Slotsom: 50 mio euro besparingen op onderwijspersoneel i.p.v. te
investeren in meer personeel. Met deze besparingbeslissingen gaat de
minister daarenboven in tegen enkele beleidsopties van de Vlaamse
regering: meer mensen aan het werk en investeren in levenslang leren
en in de integratie van allochtone burgers en anderstalige nieuwkomers
via NT2-opleidingen.
Met haar besparingen maar ook door het naarstig zoeken van deze
regering naar allerlei vormen van publiekprivate financiering voor het
onderwijs, stelt zich de vraag of onderwijs voor deze regering nog tot
haar kerntaken behoort. Als dat inderdaad zo is, dan moet ze erop
toezien dat scholen voldoende geld hebben zodat ze niet bij de ouders
of privé-partners moeten bedelen.
Participa-watte?
In de huidige evolutie zien we een restauratie van nettendenken dat
voor een deel versterkt wordt door het kabinet. Bijvoorbeeld, volgens
ODXV mogen de koepels elk apart bepalen in hoeverre men afwijkt van de
regelgeving voor de boekhouding van een vzw. Deze afwijking moet
slechts medegedeeld worden aan de minister.
Het meest treffende voorbeeld van de netverenging was de afschaffing
van het Steunpunt Leerlingenparticipatie dat een heel duidelijke
netoverschrijdende opdracht had. Nog steeds is er niks geweten over
het Expertisecentrum als opvolger van het Steunpunt. Participatie en
inspraak van leerlingen, ouders en leerkrachten is geenszins het issue
waarmee deze regering bezig is.
Het is duidelijk dat bij het nemen van zijn beslissingen de minister
het contact heeft verloren met een aantal relevante actoren: met name
met het parlement en met de onderwijsbonden.
In de aanloop naar de CAO-onderhandelingen zette de minister de
onderwijsbonden met de rug tegen de muur: 215 mio euro en geen cent
meer. Door deze gesloten enveloppenstrategie geeft de minister zelf
geen millimeter ruimte om de behoeften die leven bij onderwijzend en
ondersteunend personeel nog maar te bespreken.
Ook het parlementaire debat wordt als minder prioritair gezien.
Scholen worden via Schooldirect van beslissingen op de hoogte gebracht
op het ogenblik dat het parlementaire debat nog moet aanvatten.
De minister duidde onlangs 41 scholen als proeftuin aan zonder dat het
parlement al het bijhorende decreet heeft goedgekeurd, laat staan
besproken. De scholen die als ministeriële proeftuin zijn
geselecteerd, zullen met terugwerkende kracht aanvaard worden ook al
zou blijken dat ze nadien niet voldoen aan de criteria om voor een
proeftuin in aanmerking te komen. Bovenal blijkt ook dat aan de
proeftuinen wel personeelsmiddelen (gemiddeld een parttime medewerker)
hangen maar niet voor elke school werkingsmiddelen. Scholen moeten de
werkingskost van hun project uit eigen algemene middelen ophoesten.
De proeftuinen zijn geworden tot een verzameling projecten waarin de
minister aangekondigde onderwijsvernieuwingen, bijv. de ontschotting
van het secundair onderwijs, wegsteekt. Het wegwerken van de muren
tussen ASO-BSO-KSO en TSO vragen meer structurele maatregelen dan een
parttime projectmedewerker in de geselecteerde scholen.
Kwaliteit van het onderwijs: kleine klassen
Onlangs uitten de vier onderwijsbonden samen hun bezorgdheid over de
kwaliteit van het onderwijs. Een belangrijke garantie daarvoor is de
beperkte grootte van de klassen zeiden ze. De minister zelf staat heel
afwijzend tegenover kleine klassen. Uit verschillende internationale
onderzoeken blijkt dat het reduceren van de klasgrootte tijdens de
eerste onderwijsjaren een op en top cruciale factor is voor het slagen
op school en om gelijke onderwijskansen te realiseren.
De recentelijke aanpassing aan het inschrijvingsluik in het
GOK-decreet mag de minister wel als een pluim op zijn hoed steken maar
de minister verzwijgt de grootste bekommernis van vele GOK-scholen met
name de ontoereikende financiering. Verschillende scholen in de 2de en
3de graad van het secundair onderwijs, vooral in beroeps- en
technische richtingen, moeten eigen omkaderingsmiddelen aanwenden om
zorgvragen van leerlingen te begeleiden.
Kortom, de onderwijsnota puilt uit van de probleemstellingen in het
onderwijs, maar de minister durft de tikkende tijdbom onder ons
onderwijsbestel en onze samenleving niet te benoemen: de
voortschrijdende educatieve achterstelling van allochtone jongeren.
Ondanks de talrijke projecten en de grote inspanningen van scholen,
blijft de vraag naar structurele ingrepen. Een probleem durven
benoemen is de eerste stap om er iets aan te kunnen doen.
Besluit: wachten tot 2007
Misschien zijn we te ongeduldig maar van alle door de minister
aangekondigde drastische hervormingen is het wachten tot 2007 en voor
de rest is het hopen op geen tweede besparingsronde in het onderwijs.
Groen!-fractie Vlaams parlement:
Jos Stassen, Vera Dua, Mieke Vogels, Jef Tavernier, Rudi Daems, Eloi
Glorieux