Gemeente Amsterdam

De Staat van de Stad Amsterdam III verschenen

19 juli 2005
---
O+S Het welzijnniveau van de gemiddelde Amsterdammer is tussen 2000 en 2004 niet sterk veranderd. Wel zijn voor specifieke groepen en in de verdeling over de stad veranderingen zichtbaar. Dit blijkt uit De Staat van de Stad Amsterdam, een tweejaarlijkse rapportage die de participatie van Amsterdammers in beeld brengt. De Staat van de Stad is een tweejaarlijkse monitor, die in opdracht van de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling is uitgevoerd door de Dienst Onderzoek en Statistiek van de gemeente Amsterdam. De Staat van de Stad Amsterdam I en II verschenen respectievelijk in 2001 en 2003.

De Staat van de Stad Amsterdam III (12 Kb) Leefsituatie-index

Zie het origineel


Voor De Staat van de Stad Amsterdam III zijn bijna 3.500 Amsterdammers uitvoerig ondervraagd over zaken als opleiding, werk, inkomen, gezondheid, welvaart en maatschappelijke, culturele en politieke participatie. Bij elkaar opgeteld leidt dat tot de leefsituatie-index, een maat die de welzijnspositie van Amsterdammers in beeld brengt. Tevens is te zien hoe de verschillende groepen inwoners verdeeld zijn over de stad. De tabel laat zien dat de welzijnpositie van de drie grootste migrantengroepen in de stad duidelijk lager is dan die van Nederlanders en westerse allochtonen. Tegelijkertijd blijkt dat het verschil niet groter wordt. Ten slotte valt op dat de positie van de gemiddelde Surinaamse Amsterdammers nauwelijks verschilt van die van de gemiddelde Turkse of Marokkaanse Amsterdammers. Opmerkelijk is de snelle verslechtering van de positie voor de grote groep van mensen afkomstig uit overige niet-geïndustrialiseerde landen, vermoedelijk als gevolg van uiteenlopende ontwikkelingen binnen deze zeer divers samengestelde groep.

Leefsituatiescore (22 Kb)

Stadsdelen

Kijkend naar de positie van stadsdelen valt naast de onveranderd hoge score van de centrale delen Amsterdam-Centrum en Amsterdam Oud Zuid, de relatief lage (maar inmiddels stabiele) positie van Geuzenveld-Slotermeer, de langzaam dalende positie van Amsterdam-Noord en de onveranderde positie Zuidoost op. Alle drie liggen met een indexscore van 95 duidelijk onder het stadsgemiddelde. Bos en Lommer, lang staartloper in allerlei lijstjes, lijkt aansluiting te vinden bij de westelijke stadsdelen binnen de ring, die als geheel overigens een stagnerende ontwikkeling laten zien.

Eerste en tweede-generatie migranten

In De Staat van de Stad is ook aandacht besteed aan de verschillen tussen eerste en tweede generatie migranten. Daaruit blijkt dat de positie van tweede generatie allochtonen aanzienlijk beter is dan van de eerste generatie. Leeftijd speelt daarbij een belangrijke rol, maar tegelijkertijd blijkt dat taalvaardigheid en mate van sociale contacten buiten de eigen groep belangrijke voorspellers zijn. Ook wordt duidelijk dat opleiding als voorspeller twee keer zo belangrijk is als generatie, het effect van het simpele feit dat men van de geboorte af in Nederland is. In de groep van Amsterdammers die extreem laag scoren op de leefsituatie-index (lager dan 85) zijn ouderen oververtegenwoordigd (26% is 75-plus; 10% is jonger dan 35 jaar). Maar ook bestaat deze groep relatief vaak uit Amsterdammers afkomstig uit Suriname (13%), Marokko (11%) en uit overige niet-geïndustrialiseerde landen (15%). In de groep van Amsterdammers die gemiddeld juist heel hoog scoren op de leefsituatie-index (hoger dan 115) zitten vooral autochtonen (70%), mensen afkomstig uit geïndustrialiseerde landen (17%) en veel jongeren (52% is onder de 35 jaar, 1% is 75-plus).

Ontwikkelingen op beleidsterreinen

In De Staat van de Stad zijn ook de belangrijkste ontwikkelingen op verschillende beleidsterreinen samengevat. Op de beleidsterreinen die in de huidige bestuursperiode veel aandacht krijgen, veiligheid, onderwijs en wonen, zijn de resultaten wisselend. Op het gebied van veiligheid is sprake van positieve trends, zowel in objectieve als subjectieve termen. Onderwijs is een zeer belangrijke factor voor participatie. Gedetailleerd en betrouwbaar cijfermateriaal is echter schaars. Uit de beschikbare cijfers blijkt dat net als landelijk ook in Amsterdam het aandeel leerlingen dat speciaal onderwijs en praktijkonderwijs volgt toeneemt. Bovendien is het aandeel leerlingen dat zonder startkwalificatie het onderwijs verlaat zeer aanzienlijk. Op het gebied van wonen is het trefwoord verstopping uit de eerste rapportage, in 2000, nog steeds van toepassing. Internet Dienst Onderzoek en Statistiek