Ministerie van Algemene Zaken

De Nederlandse positie in de EU: artikel van de minister-president gezonden aan buitenlandse media

De Europese Unie is bedoeld om de mensen in Europa zoveel mogelijk kansen te geven in een wereld die snel verandert. Samen kunnen we sterk staan in deze tijd van toenemende mondialisering. Mondialisering brengt nieuwe mogelijkheden met zich mee, maar ook bedreigingen, dat laatste bleek wederom op 7 juli, bij de verschrikkelijke terroristische aanslagen in Londen. Samen kunnen we de mogelijkheden benutten en de bedreigingen verminderen. Mits we bereid zijn kritisch naar onszelf te kijken en méé te veranderen. Al meer dan vijftig jaar slagen de lidstaten van de Unie erin samen moeilijkheden te overwinnen. De situatie waarin de Unie zich momenteel bevindt, is dan ook geen eindpunt, maar een nieuw begin. Europa kan er sterker uit tevoorschijn komen als we eerlijk durven te zijn tegen elkaar.

Het 'nee' van de Franse en Nederlandse kiezers tegen het Grondwettelijk Verdrag en het uitblijven van een akkoord over de meerjarenbegroting van de Unie, zijn niet de oorzaak van een impasse in Europa. Ze zijn de uitingsvormen van onderhuidse ontwikkelingen die te lang onvoldoende zijn benoemd. Daarom moeten we niet een crisissfeer scheppen met verwijten over en weer, maar juist kijken hoe we deze periode zo goed mogelijk kunnen benutten voor bezinning en verbetering. Nederland zal zich daar actief voor inzetten. Al meer dan een halve eeuw wil ook Nederland een betrouwbare partner in Europa zijn. En dat zullen we blijven. Ondanks de uitslag van het referendum, beantwoordt meer dan drie kwart van de Nederlanders de vraag "bent u voorstander van het EU-lidmaatschap" met een 'ja'. Alleen in Luxemburg en Ierland is dat percentage hoger. Tegelijkertijd merken we wel steeds sterker dat het gevoel dat mensen bij Europa hebben, is veranderd. Het verlangen naar vrede en stabiliteit is voor veel mensen die na de Tweede Wereldoorlog zijn geboren geen allesbepalend argument meer voor verdere Europese integratie. De Unie moet in hun ogen zichzelf bewijzen. In betrekkelijk korte tijd is de Unie fors gegroeid. Daardoor kunnen ook de nieuwe lidstaten meedelen in de welvaart en stabiliteit die het Westelijk deel van Europa de laatste vijftig jaar genoot. Maar naarmate de Unie groeide, namen ook de verschillen binnen de Unie toe. Daardoor verminderde het gevoel van verwantschap dat mensen hebben met het grote geheel. Dat speelt niet alleen in Nederland.

Daarbij komt dat veel mensen zich zorgen maken over hun toekomst. Voor Europees vernieuwingsbeleid - hard nodig om sterk te staan ten opzichte van de Verenigde Staten en China - is echter weinig geld beschikbaar. Het leeuwendeel van het EU-budget is gereserveerd voor landbouwsteun en steun aan regio's in welvarende landen. Ook dat is veel burgers niet ontgaan. Natuurlijk is het mogelijk het totaalbudget van de Unie te verhogen. Maar dat zou in deze tijd van tegenvallende groei niet verantwoord zijn. Beter is het om het beschikbare budget op een toekomstgerichte manier in te zetten.

De afwijzing van het Grondwettelijk Verdrag in Nederland en Frankrijk en het uitblijven van een akkoord in de Europese Raad over de financiën zijn een koude douche. Maar koude douches kunnen wel degelijk verfrissend werken en een nieuwe start inluiden.

Volstrekt duidelijk is dat burgers meer betrokkenheid willen bij de ontwikkelingen van de Unie. De vrees voor een Europese superstaat speelde in de discussies rond het referendum in Nederland een doorslaggevende rol, evenals zorgen over de reikwijdte van de Europese samenwerking en het tempo waarin die samenwerking voortschrijdt. De Europese Unie is er voor de burgers. Hun zorgen en wensen dienen dus centraal te staan bij het bepalen van de richting waarin de samenwerking zich ontwikkelt. Daarom is het goed dat de Europese lidstaten een periode van bezinning hebben afgesproken. Daarin kan meer zicht komen op de verwachtingen die mensen van Europa hebben. Nederland zal die bezinningsperiode intensief benutten. Mijn verwachting is niet dat de uitkomst van die bezinning zal zijn dat we teruggaan naar een veredelde Douane-Unie. In deze tijd hebben we de Unie voor meer zaken nodig.

Wat voor Europese Unie willen we? Een Unie die zich voornamelijk richt op consolidatie van gevestigde belangen, of een Unie die zich richt op vernieuwing en solidariteit met de minder welvarende lidstaten en de wereld om ons heen? Natuurlijk is de Europese landbouw van groot belang en moeten we oog hebben voor de Europese landbouwers en hun gezinnen. Maar het huidige systeem met zijn grote geldstromen via Brussel is niet tot ver in de eenentwintigste eeuw verdedigbaar. En is het eerlijk om het schaarse Brusselse geld voor een belangrijk deel te besteden aan regionaal beleid in rijke lidstaten? Kan dat geld niet veel beter naar de arme regio's in de minder welvarende nieuwe lidstaten gaan? Hoe komen we tot een nieuw financieel systeem waarin meer ruimte is voor onderzoek, innovatie, internationaal milieubeleid en bestrijding van internationale criminaliteit? Deze vragen speelden een belangrijke rol in de discussie tijdens de Europese Raad over de Europese meerjarenbegroting.

Nederland wil een solidaire en betrouwbare partner in Europa zijn. Dat maken we ook waar. Al meer dan tien jaar zijn we de grootste nettobetaler. Dat betekent dat een Nederlands gezin al jaren veel meer aan de Europese solidariteit meebetaalt dan gezinnen in andere welvarende lidstaten. De Nederlandse wens om te komen tot een nettobijdrage die in overeenstemming is met die van de lidstaten in een vergelijkbare economische situatie, is in mijn ogen dan ook volledig gerechtvaardigd. Solidariteit moet van iedereen gevraagd worden. Dat betekent: bijdragen of ontvangen, als land, naar draagkracht per burger. Het is dus niet oneerlijk of egoïstisch als Nederland, na jarenlang het meest te hebben betaald, nu vraagt in dezelfde positie te komen als vergelijkbare rijke landen. Ondanks een gebrek aan economische groei in eigen land is Nederland er in geslaagd met grote inspanningen en een pittig hervormingsbeleid binnen de grenzen van het stabiliteits- en groeipact te blijven. Dat vraagt offers van de Nederlandse burgers, en beperkt drastisch de uitgavenruimte van de Nederlandse overheid. Maar een stabiele financieel-economische omgeving is cruciaal voor de Europese groeikansen. Daar stáát Nederland voor. Ook dat is solidariteit.

Nederland zal volop meedoen aan de discussie over de toekomst van de Unie. We willen een Unie waarin burgers zich kunnen herkennen, een Unie die solidair is met de minst welvarende lidstaten en een Unie die noodzakelijke vernieuwingen laat prevaleren boven gevestigde belangen.

Sommigen vrezen dat alles wat Europa de afgelopen decennia heeft opgebouwd in gevaar is gekomen. Ik denk dat deze periode van reflectie juist kansen biedt om sluipende gevaren af te wenden en de Unie weer nieuwe veerkracht en legitimering te geven.

Dr. Jan Peter Balkenende,
Minister-president van Nederland

8 juli 2005