Ministerie van Buitenlandse Zaken

Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Kant over hulpverlening aan nabestaanden van Srebrenica. Deze vragen werden ingezonden op 8 juli 2005 met kenmerk 2040517930.

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

A.M.A. van Ardenne-van der Hoeven

Antwoorden van mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven, Minister voor Ontwikkelingssamenwerking, op vragen van het lid Kant (SP) over hulpverlening aan de nabestaanden van Srebrenica.

Vraag 1

Waarom heeft de Nederlandse overheid, gezien haar bijzondere verantwoordelijkheid en lotsverbondenheid, geen redelijk zicht op het aantal vluchtelingen uit Srebrenica en hun verblijfplaats? Is dit inzicht niet noodzakelijk indien u vanwege die lotsverbondenheid deze groep hulp wilt bieden? Bent u bereid dit inzicht alsnog te verwerven? 1)

Antwoord

Ik deel uw mening dat het voor Nederland van belang is wegens de speciale betrokkenheid bij de nabestaanden van de slachtoffers van Srebrenica een redelijk zicht te hebben op het aantal nabestaanden uit Srebrenica en hun verblijfsplaats. Er zijn gedetailleerde gegevens van de overheid en van UNHCR met betrekking tot IDP's uit Srebrenica en omgeving. Betrokken autoriteiten benadrukken echter zelf dat deze gegevens niet accuraat zijn. Momenteel zijn UNHCR en het verantwoordelijke ministerie bezig met een herregistratie van vluchtelingen en ontheemden. De situatie is complex; het aantal van 1300 personen betreft mensen die zich in officieel geregistreerde collectieve centra bevinden. Voorts bevinden zich in Kanton Tuzla ruim 5500 en in Kanton Sarajevo ruim 3500 mensen afkomstig uit Srebrenica en omgeving. Zij wonen in verschillende gemeenten op verschillende locaties, staan nog steeds als IDP geregistreerd, zijn derhalve niet teruggekeerd en willen of kunnen waarschijnlijk in de meerderheid ook niet meer terugkeren. De omstandigheden waarin deze mensen zijn gehuisvest variëren sterk. De overgrote meerderheid leeft in particuliere huurwoningen en
-appartementen, waarbij zij veelal door de gemeente worden vrijgesteld van huurbetaling. 'Collective settlements' zijn gemeentevoorzieningen waarvoor door IDP's in het algemeen geen huur wordt betaald. Voor beide groepen geldt dat deze vormen van huisvesting door UNHCR wordt aangemerkt als een stap op weg naar een definitieve oplossing. Evenals voor personen in collectieve centra geldt ook voor deze personen dat zij voor de Nederlandse overheid niet op individuele basis te bereiken zijn. Daarom ligt de nadruk op de cijfers waar de Bosnische autoriteiten hun beleid op baseren.

Vraag 2

Op welke wijze wordt het bedrag van E1,6 miljoen dat bestemd is voor Srebrenica en resteert in 2005 besteed? 2) Waaraan wordt dit besteed?

Antwoord

De intentie is een deel van dit bedrag te besteden aan reconstructie en terugkeer, en een deel aan (sociaal-economische) ontwikkeling van de regio rond Srebrenica en aan psycho-traumatische hulp aan nabestaanden.

Vraag 3

Wilt u alsnog vraag 3 van de eerdere gestelde schriftelijke beantwoorden, namelijk: welke hulp in 2004 en 2005 (aard en omvang) wordt specifiek gegeven aan de meest kwetsbare nabestaanden die nu nog in de 'collective settlements', de 'collective centres' en de 'Dutch Houses' zitten? 3)

Antwoord

De Nederlandse hulp is gericht op het bevorderen en ondersteunen van terugkeer (conform Annex 7 van het Dayton akkoord) en op het bevorderen van duurzame oplossingen voor mensen die niet kunnen of willen terugkeren. Voor wat betreft 'collective settlements' (over het algemeen appartementsgebouwen) en de zgn. 'Dutch houses' geldt dat Nederland hier steun heeft verleend om de locaties op te knappen en daarmee in beginsel adequate huisvesting te creëren. De Nederlandse hulpinspanning voor de nabestaanden richt zich niet op de 'collective centres', omdat structurele hulp aan deze centra contrair zou zijn aan het besluit van de Bosnische overheid om deze centra te sluiten. Als in de eerdere beantwoording aangegeven, spant Nederland zich in om de ontwikkeling van beleid te bevorderen door de Bosnische autoriteiten niet alleen voor terugkeerders, maar ook voor mensen die niet meer willen of kunnen terugkeren. Nederland is daarbij bereid de Bosnische autoriteiten financieel te ondersteunen (zie ook antwoord op vraag 4 en 5).

Vraag 4

Als u stelt dat het Ontwikkelingssamenwerkinginstrumentarium veelal niet geëigend is hiervoor uitkomst te bieden, waarom neemt u dan geen initiatief tot andere oplossingen, via andere wegen? 4)

Antwoord

De zorg voor kwetsbare nabestaanden, die niet meer terug willen of kunnen keren, is geen geïsoleerd probleem. De problematiek verschuift van vluchtelingenterugkeer naar sociaal beleid en voorzieningen. Dat is onderdeel van het proces van staatsopbouw dat in Bosnië-Herzegovina over de hele linie plaatsvindt. Aan dat proces draagt Nederland bij vanuit het bilaterale programma voor ontwikkelingssamenwerking. Ook non-gouvernementele organisaties die beogen activiteiten te ontplooien voor de vele gevallen waar de Bosnische autoriteiten (nog) niet in staat zijn om de vereiste voorzieningen te treffen, kunnen rekenen op ondersteuning vanuit het Nederlandse OS-programma, mits de voorstellen uiteraard aan de daarvoor geldende eisen voldoen. Nederland kan echter niet eigenstandig oplossingen aandragen voor individuele gevallen.

Vraag 5

Waarom schuift u de verantwoordelijkheid af op de Bosnische autoriteiten en neemt de Nederlandse regering niet zelf meer initiatief voor hulp aan deze groep, uiteraard in samenspraak met deze autoriteiten? 5)

Antwoord

De verantwoordelijkheid voor het terugkeerbeleid ligt sinds januari 2004, toen OHR dit thema overdroeg aan lokale instanties, bij de Bosnische autoriteiten. Sociale zorg is een beleidsterrein dat van meet af aan bij de Bosnische autoriteiten heeft gelegen. Dit besluit tot overdracht van de verantwoordelijkheid voor het terugkeerbeleid aan de Bosnische overheid, is destijds door alle betrokken partijen, zowel internationaal als nationaal, onderschreven. Van afschuiven is dus geen sprake. Nederland ondersteunt de autoriteiten onder meer door middel van capaciteitsopbouw en financiering van terugkeerprogramma's en reconstructie en zal de komende jaren technische assistentie financieren gericht op hervormingen binnen de sociale sector en de gezondheidszorg in nauwe samenhang met de Wereld Bank en andere bilaterale donoren.

Vraag 6

Waarom stelt de Nederlandse regering zich afhankelijk op van de kwaliteit die andere organisaties leveren? Waarom komt u zelf niet met voorstellen voor goede projecten en hulp?

Antwoord

De hulp die Nederland aan Bosnië-Herzegovina verstrekt is ontwikkelingshulp. Daarbij is het van belang dat uitvoerende organisaties voldoende capaciteit in huis hebben om de te financieren activiteiten naar behoren uit te voeren. Het is van belang dat activiteiten waarvoor voorstellen worden geformuleerd, daadwerkelijk op 'ownership' en duurzaamheid gebaseerd zijn. Zou de Nederlandse overheid zich te veel mengen in de fase van het opstellen van projectvoorstellen, dan wordt aan deze capaciteit afbreuk gedaan. Het is dus niet aan Nederland om met voorstellen te komen.

Vraag 7

Kunt u aangeven welke projecten of voorstellen tot hulp afgewezen zijn in 2004 en 2003? Wat waren hiervoor de redenen?

Antwoord

In 2003 zijn twee terugkeerprojecten afgewezen die zich mede (doch niet uitsluitend) richtten op terugkeer naar Srebrenica, omdat het bilaterale programma voor Bosnië-Herzegovina daar geen financiële ruimte meer voor bood (ten overvloede zij erop gewezen, dat de Srebrenica-gerelateerde uitgaven in 2003 wel het aan de Kamer toegezegde niveau van E 5 miljoen per jaar bedroegen). In 2004 zijn twee projecten afgewezen: een project voor reconstructie van UMCOR, gericht op zeven gemeenten binnen Bosnië-Herzegovina, waaronder Srebrenica. Dit project is afgewezen aangezien de beoogde gemeenten te verspreid lagen. In 2005 is dit project in aangepaste versie alsnog goedgekeurd. Het andere project betrof een verzoek in het kader van kleine ambassade projecten van de 'Associatie van Studenten uit Srebrenica' voor vakantieactiviteiten voor kinderen van terugkeerders. Dit project is afgewezen aangezien het inhoudelijk niet voldeed aan de vereisten die daaraan gesteld worden.

Vraag 8

Kunt u een beschrijving geven van de inspanningen van de Nederlandse Ambassade? 6)

Antwoord
Voor wat betreft de samenwerking met particuliere organisaties geldt dat de ambassade inlichtingen verstrekt aan non-gouvernementele organisaties over de wijze waarop projectvoorstellen moeten worden ingediend en aan welke inhoudelijke criteria deze dienen te voldoen. De ambassade spreekt met non-gouvernementele organisaties over bij deze organisaties bestaande projectideeën en geeft daarbij indicaties over de inpasbaarheid van deze ideeën in het bilaterale OS-programma (inhoudelijke criteria daarbij in aanmerking genomen).

Vraag 9

Als de opstelling van 'wachten op eigen initiatief' blijkbaar na 10 jaar er toe heeft geleid dat deze kwetsbare groep nabestaanden nog steeds in schrijnende omstandigheden in vluchtelingenkampen moet leven, is dat voor u dan geen aanleiding zelf meer initiatief te tonen om invulling te geven aan de bijzondere verantwoordelijkheid en lotsverbondenheid? Zo neen, waarom niet?

Antwoord
Dat tien jaar na dato nog steeds ontheemden uit Srebrenica in moeilijke en niet-duurzame omstandigheden leven, is betreurenswaardig, doch niet toe te schrijven aan een vermeend gebrek aan initiatief van Nederlandse zijde. Deze omstandigheid is een weerspiegeling van de algemene sociaal-economische situatie in Bosnië-Herzegovina, waar ruim 17% van de bevolking beneden de armoedegrens leeft (in de Republika Srpska is dit zelfs 21%). In gesprek met de Bosnische autoriteiten en de projectuitvoerders wordt steeds nagegaan of Nederlandse hulp uitkomst kan bieden specifiek voor de locaties waar zich ontheemden uit Srebrenica bevinden. De behoefte aan hulp van nabestaanden zal ook aan de orde komen in de dialoog die met nabestaandenorganisaties zal worden voortgezet naar aanleiding van het gesprek met deze organisaties van de minister van Buitenlandse Zaken volgend op de tienjarige herdenking van de val van Srebrenica.

Vraag 10

Kunt u een specificatie geven van de uitgaven voor Grab Potok? Welk deel was bestemd voor zorg en basale hulp zoals voedsel? Welke bijdrage aan deze basale hulp en zorg levert Nederland nu nog? Wat is uw reactie op de constatering dat er in de weekenden geen zorg is en demente bejaarden en psychiatrische patiënten aan hun lot worden overgelaten? Wat gaat u ondernemen om dit te verbeteren? 7)

Antwoord

Aan de reconstructie van het hoofdgebouw in Grab Potok werd E 264.737 bijgedragen, waarvan E 30.437 was bestemd voor sociale en medische zorg. Voorts werd een bedrag van E 17.618 besteed aan een project van de ngo Snaga Zene waarbij mensen die o.m. uit Grab Potok terugkeerden naar Srebrenica werden begeleid. Nederland levert nu geen basale hulp of zorg meer; dit is door de Bosnische autoriteiten overgenomen.

Het is inderdaad zo dat er gedurende het weekend geen professionele medische hulp aanwezig is. Gedurende die dagen is er wel een huismeester aanwezig, die in voorkomende gevallen medische hulp kan inschakelen. Dezerzijds zijn geen voorbeelden bekend waaruit zou blijken dat deze aanpak heeft geleid tot onhoudbare situaties.

Vraag 11

Volgens signalen van inwoners van Banovici, politici, lokale en internationale hulpverleners is de informatie dat mensen niet zouden willen verblijven in het gerenoveerde Grab Potok niet juist, en zou gebrek aan geld bij de lokale autoriteiten om het project voort te zetten, en de wens om er een hotel van te maken daarbij mee spelen. Bent u bereid hier een onderzoek naar in te stellen? Zo neen, waarom niet, Nederland heeft immers niet voor niets geïnvesteerd in Grab Potok ten behoeve van de nabestaanden? Of moet de conclusie getrokken worden dat het besluit om Grab Potok te renoveren te snel, niet goed doordacht en met te weinig overleg met de lokale autoriteiten is genomen?

Antwoord

Ook de ambassade heeft vernomen dat de bestemming van het hoofdgebouw in Grab Potok achter de schermen zou worden gewijzigd. Op basis van het regelmatige contact dat de ambassade heeft met betrokken autoriteiten en andere spelers (UNHCR, OHR) moet echter worden geconcludeerd dat het hier om geruchten gaat die niet kunnen worden bevestigd. Met de verantwoordelijke autoriteiten zijn harde afspraken gemaakt over de eindbestemming van het hoofdgebouw, waarin Nederland heeft geïnvesteerd om de opvang van nabestaanden van slachtoffers van Srebrenica mogelijk te maken. Het besluit tot renovatie van Grab Potok is in 2002 genomen naar aanleiding van een bezoek aan deze locatie van de toenmalige minister voor Ontwikkelingssamenwerking, Mw. Herfkens. Gelet op de toen mensonterende situatie waarin de bewoners van zowel het hoofdgebouw als de barakken leefden, was onmiddellijke hulp geboden. Het hoofddoel is dus altijd geweest bij te dragen aan de verbetering van de levensomstandigheden van de nabestaanden. Dit is onder andere bereikt door het gebouw te herstellen. Vanaf het begin is er voortdurend en intensief overleg geweest met alle direct verantwoordelijke partijen, zowel internationaal als nationaal.

Vraag 12

Bent u bereid op alle vragen afzonderlijk te antwoorden?

Antwoord

Uiteraard.


1) U erkent dat het werkelijke aantal vluchtelingen gerelateerd aan de val van Srebrenica waarschijnlijk hoger ligt dan het aantal van 1300 waar de UNHRC mee werkt. Schattingen van hulpverleners komen op ministens 6000. Aanhangsel-Handelingen, nr. 1991, Tweede Kamer, vergaderjaar 2004-2005
2) Idem antwoord vraag 2
3) Idem antwoord vraag 3
4) Idem antwoord vraag 4
5) Idem antwoord vraag 4
6) Idem antwoord vraag 8
7) TV Drenthe, 14 juni 2004


---- --