Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Onderwerp Datum
Antwoorden op vragen van vaste commissie 22 augustus 2005
Sociale Zaken en Werkgelegenheid over
kabinetsnotitie Duale Trajecten

./. Hierbij bied ik u de antwoorden aan op de schriftelijke vragen van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de kabinetsnotitie Duale Trajecten (kamerstuk 30012, nr. 2).
Aangezien de departementen van SZW en van OC&W sinds kort in het kader van een Leven Lang Leren nauw met elkaar samenwerken in de vorm van de projectdirectie Leren en Werken, spreek ik de hoop uit dat de behandeling van de bijgaande antwoorden door uw Kamer in gezamenlijkheid zal plaatsvinden door de vaste kamercommissies voor Sociale zaken en Werkgelegenheid en voor Onderwijs Cultuur en Wetenschap.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(H.A.L. van Hoof)

2

Schriftelijke Kamervragen n.a.v. kabinetsnotitie Duale Trajecten

Opmerkingen en vragen van de PvdA -fractie

Vraag 1
In Europees verband is afgesproken dat in 2010 80% van de beroepsbevolking minimaal het niveau van startkwalificatie heeft. Momenteel is dat in Nederland 74%. Hoe heeft dit percentage zich de afgelopen jaren ontwikkeld en wat zijn de verwachtingen voor de komende jaren? Kan schematisch worden aangegeven met welke (tussen)stappen het percentage van 80% zal worden gehaald?

Antwoord vraag 1
De afgelopen jaren (1996-2002) is het percentage van de beroepsbevolking dat over een startkwalificatie beschikt met ca. 0,6 per jaar toegenomen tot 74,1 % in 2002. De verwachting is dat deze trendmatige stijging ook in de komende jaren zal doorzetten. Om de doelstelling van 80% in 2010 te behalen zal afhankelijk van de mate waarin deze trendmatige stijging zich voortzet een extra inspanning nodig zijn van gemiddeld ca. 50 duizend personen per jaar.
Overigens was er in 2003 sprake van een hogere stijging dan gemiddeld jaarlijks nodig is om de startkwalificatiedoelstelling in 2010 te behalen. De gerealiseerde stijging van het aantal personen in de beroepsbevolking 25-64 jaar met startkwalificatie bedroeg in 2003 140 duizend personen. Dit is ongeveer 70 duizend personen meer dan de trendmatige groei (voor 2003) en 20 duizend meer dan de globale doelstelling van 50 duizend "extra" personen in dat jaar.

Vraag 2
Welke knelpunten bestaan er nu precies in de wet- en regelgeving?

Antwoord vraag 2
De knelpunten liggen voornamelijk rondom de voorwaarden voor bekostigd onderwijs in de BBL en de BOL. De projectdirectie Leren & Werken (een gezamenlijk initiatief van SZW en OCW, waarvan het Plan van Aanpak op 3 juni jl. naar uw Kamer is gestuurd) zal onderzoeken of en, zo ja, hoe meer leerbedrijven sneller kunnen worden geïndiceerd om voldoende duale opleidingen te kunnen bieden. Ook zal worden gekeken in hoeverre er voldoende ruimte is voor ROC's om binnen de bestaande wet- en regelgeving maatwerkopleidingen voor de onderhavige doelgroep te realiseren (en zo nee, in hoeverre enige oprekking nodig is).
Voorts wordt de plaatsing van werklozen op praktijkplaatsen (stageplaatsen, vrijwilligerswerk, activeringsplaatsen) met behoud van uitkering of op gesubsidieerde arbeid, ter bevordering van duaal leren als een nuttig reïntegratie-instrument nog weinig door gemeenten toegepast. Samen met partijen zal worden bezien hoe gemeenten/UWV hier, binnen de verantwoordelijkheden voor de uitvoering van de WWB/WW, vorm aan zouden kunnen geven.

3

Vraag 3
Wat is de verklaring voor het onvoldoende tot stand komen van samenwerking op lokaal en regionaal niveau?

Antwoord vraag 3
In de kabinetsnotitie duale trajecten wordt een aantal knelpunten genoemd die de totstandkoming van samenwerking bemoeilijken:

- Onvoldoende kennis van de mogelijkheden van duaal leren en werken
- Gebrek aan regie (wie neemt het initiatief en bewaakt de voortgang)
- Gebrekkige communicatie tussen partijen (ze spreken soms verschillende talen)
- Maatwerk blijkt organisatorisch lastig vorm te geven vanwege noodzakelijke begeleiding en onduidelijkheid over wie welk deel daarvan verzorgt

Vraag 4
Welke budgetten zijn er voor duale trajecten beschikbaar ?

Antwoord vraag 4
Voor duale trajecten voor werkzoekenden en werkenden (waaronder inburgeraars) zijn publieke en private middelen beschikbaar die bedoeld zijn voor reïntegratie naar werk en voor scholing van werkenden.
Voor wat betreft de publieke middelen gaat het dan om:

Reïntegratie van werklozen:

- ESF 3 -middelen

- WWB-middelen

- UWV-middelen

- Inburgeringsmiddelen (oudkomers)

- Bekostiging beroepsonderwijs (OCW)

- Budgetten voor KBB (Kenniscentra Beroepsonderwijs Bedrijfsleven) dienstverlening

- Budgetten voor CWI- dienstverlening

Scholing van werkenden

- ESF- 3 ­ middelen

- WVA (Wet Vermindering Afdracht)-Onderwijs

- WVA (Wet Vermindering Afdracht)-Onderdeel Startkwalificatie
- Bekostiging beroepsonderwijs

- Budgetten voor KBB (Kenniscentra Beroepsonderwijs Bedrijfsleven) - dienstverlening

- UWV-middelen (met werkloosheid bedreigde werknemers)

- Inburgeringsmiddelen (oud- en nieuwkomers)

Voor wat betreft private middelen gaat het, naast bijdragen van individuele werkgevers en werknemers, om middelen uit O&O -fondsen en CAO afspraken die ingezet kunnen worden voor scholing van (potentiële) werknemers.
Naast bovengenoemde publieke middelen beschikt de projectdirectie Leren en Werken over een budget (voor de jaren 2005 en 2006 gezamenlijk 10 miljoen euro) om samenwerking

4

tussen partijen te stimuleren (bijvoorbeeld op het vlak van communicatie of organisatiekracht) om duale trajecten te realiseren.

Vraag 5
Hoe verhouden de bestaande budgetten zich tot het feit dat het aantal personen met een startkwalificatie jaarlijks met gemiddeld 50 duizend personen extra moet toenemen?

Antwoord vraag 5
Uitgangspunt is dat de extra toename van het aantal personen met een startkwalificatie gerealiseerd kan worden met bestaande middelen en instrumenten, indien de nodige facilitering en ondersteuning wordt geboden.
Om bovenop de trendmatige groei een extra toename te realiseren zal de projectdirectie Leren en Werken de volgende activiteiten uitvoeren (zoals aangegeven in het Plan van Aanpak van de projectdirectie dat op 3 juni 2005 naar uw Kamer is gestuurd):
- partijen stimuleren om 15.000 duale trajecten te realiseren
- zorgen voor goede voorlichting en transparantie over opleidings - en loopbaanmogelijkheden, onder meer via de opzet van een landelijke EVC- infrastructuur en loopbaanbegeleidingsmogelijkheden, alsmede een on-line marktplaats voor opleidingen

- best practices verspreiden en waar mogelijk randvoorwaarden verbeteren

Vraag 6
De focus van het kabinet en van de voorgestelde maatregelen is vooral gericht op lager opgeleiden en mensen zonder startkwalificatie, terwijl juist deze groep het minste gebruik maakt van postinitiële scholing. Waarom is er niet voor gekozen het voor zowel werkgever als werknemer financieel aantrekkelijker te maken om met een duaal traject te starten voor deze groep?

Antwoord vraag 6
Het kabinet heeft er vooralsnog niet voor gekozen om het huidige financieel instrumentarium uit te breiden. Eerdere fiscale tegemoetkomingen gericht op werkgevers (de Scholingsaftrek en de WVA-non profit), hebben in het verleden niet bewezen scholing en met name scholing van meer kwetsbare groepen te bevorderen. Er wordt wel een onderzoek gedaan, op basis van een experiment, naar de effectiviteit van het instrument ILR (Individuele Leerrekening) dat de prikkel legt bij de werknemer. De (tussen)resultaten van de experimenten zullen aan sociale partners en O&O - fondsen beschikbaar worden gesteld. Voorts zal op basis van deze (tussen)resultaten worden bezien of nadere maatregelen nodig zijn.

Vraag 7
Op welke manieren geeft de rijksoverheid zelf het goede voorbeeld waardoor anderen gestimuleerd worden actiever in te zetten op duale trajecten?

Antwoord vraag 7
De Koninklijke Landmacht is een goed voorbeeld van hoe de overheid als werkgever actief gebruik maakt van EVC en duale trajecten om werknemers te laten doorgroeien naar nieuwe functies zowel binnen als buiten Defensie.
De projectdirectie Leren & Werken benadert momenteel diverse partijen om in te tekenen voor een deel van de ambitie van 15.000 extra duale trajecten in de komende twee jaar.

5

Uiteraard is ook de rijksoverheid als werkgever gevraagd een deel voor haar rekening te nemen, om op die wijze het goede voorbeeld te geven.

Vraag 8
Hebben inburgering en arbeidstoeleiding meer kans op succes als gebruik gemaakt wordt van de mogelijkheden van combinaties van werken en leren, en gemeenten meer vrijheid krijgen middelen voor reïntegratie in te zetten voor inburgeringtrajecten?

Antwoord vraag 8
Met de WWB hebben gemeenten budgetverantwoordelijkheid en een grotere beleidsvrijheid gekregen. Het werkdeel van de WWB kan op basis van gemeentelijk beleid, al dan niet in combinatie met inburgeringsmiddelen, voor de arbeidsmarkttoeleiding van de doelgroep van de WWB (uitkeringsgerechtigden, nuggers), waaronder inburgeraars, worden ingezet.

Vraag 9
Is de inzet van duale trajecten de oplossing voor bestaande knelpunten en weeffouten in het inburgeringsproces en op de arbeidsmarkt of deelt u de visie van de Raad voor werk en Inkomen dat duale trajecten pas gaan floreren zodra de condities verbeteren?

Antwoord vraag 9
De inzet van duale trajecten kan bijdragen aan een goede inburgering en aan duurzame participatie op de arbeidsmarkt. Duale trajecten zullen pas echt van de grond komen wanneer aan de belangrijkste randvoorwaarden is voldaan. In mijn notitie Duale Trajecten van maart 2004 (vergaderjaar 2004-2005, 30012, nr. 2) ben ik op deze randvoorwaarden ingegaan. Het gaat vooral om een goede samenwerking tussen partijen regionaal en landelijk en om het (doen) wegnemen van belemmeringen waar mogelijk. De Projectdirectie Leren en Werken heeft hierin een belangrijke taak.
Binnen het nieuwe inburgeringsstelsel (dat naar verwachting in de loop van 2006 in werking treedt) bestaat voor gemeenten de mogelijkheid om aan drie prioritaire groepen duale inburgeringstrajecten aan te bieden. Een van de drie prioritaire groepen betreft inburgeringsplichtigen met een uitkering die in dat kader een reïntegratietraject moeten volgen. Op dit moment wordt op een zestal locaties geëxperimenteerd met trajecten waarin inburgering en reïntegratie gecombineerd worden. In deze pilots wordt bekeken hoe knelpunten weggenomen kunnen worden en hoe aan randvoorwaarden voor het welslagen van de trajecten kan worden voldaan. De bevindingen zullen in het najaar van 2005 beschikbaar zijn en worden overgedragen aan alle gemeenten.

Vraag 10
Is het initiatief van ITTA/UvA (Servicepunt Geïntegreerde trajecten) om te komen tot een convenant, waarbij 10.000 werkzoekende laaggeschoolde anderstaligen in de randstad aan een kwalificerende opleiding worden geholpen, bekend? Op welke manier is het kabinet van plan dit initiatief te ondersteunen?

Antwoord vraag 10
Het initiatief van ITTA/UvA (Servicepunt Geïntegreerde trajecten) is bekend en er zijn contacten tussen het ITTA en de Projectdirectie Leren en Werken. De samenwerking tussen het ITTA en partijen in de 4 Grote Steden (waar het initiatief zich op richt) en een mogelijke rol voor de Projectdirectie Leren en Werken daarbij wordt de komende maanden nader uitgewerkt.

6

Vraag 11
Erkent het kabinet dat tijdens een laagconjunctuur investeren in scholing van bijzonder belang is? Hoeveel bedrijfsopleiding/bedrijfsvakscholen bestaan er thans nog? Hoeveel waren er in 1995?

Antwoord vraag 11
Investeren in scholing is ook tijdens laagconjunctuur van belang mede omdat de verdere ontwikkeling van menselijke hulpbronnen in de kenniseconomie ongeacht de schommelingen in de conjunctuur altijd noodzakelijk is. In laagconjunctuur zullen bedrijven zich moeten voorbereiden op toekomstige behoeften aan menselijk kaptaal, indien de economie weer aantrekt en de omzetten toenemen.
Er zijn diverse bedrijfsscholen en bedrijfsvakscholen en hun aantallen zijn thans onbekend. Er zijn 13 door de overheid bekostigde bedrijfsvakopleidingen.

Vraag 12
Zijn de huidige reïntegratie-instrumenten toereikend om maatwerk te leveren? Hoe verhoudt begeleiding naar werk op de korte termijn zich tot aandacht voor scholing op de lange termijn?

Antwoord vraag 12
Er zijn geen belemmeringen om reïntegratie zo in te richten dat maatwerk kan worden geleverd. Cruciaal is echter wel dat de uitvoerders de beschikbare ruimte en mogelijkheden ook daadwerkelijk benutten.
In mijn brief van 6 december 2004 (Kamerstukken II, 2004-05, 28719 nr. 3) heb ik u geïnformeerd over de resultaten van het "Trendonderzoek reïntegratiemarkt". In deze brief heb ik u gemeld dat instrumenten zoals scholing en loonkostensubsidies bij gemeenten breed worden ingezet. Gemeenten concentreren zich nu weliswaar in het bijzonder op de vermindering van de instroom en het bereiken van een snelle uitstroom, maar de prikkel in de WWB werkt zodanig dat de grootste winst te behalen valt bij het bereiken van duurzame uitstroom. Sommige gemeenten (o.m. de grote steden) werken al op deze wijze. Ik verwacht dat positieve voorbeelden die werken, navolging zullen vinden. Over het algemeen moeten gemeenten nog de tijd krijgen om dit te ondervinden.
Op 7 juli jl. bent u geïnformeerd over het scholingsprotocol van het UWV, Borea (de belangenorganisatie van reïntegratiebedrijven) en LCR (Landelijke Clientenraad) (zie ook mijn antwoord op vraag 30).

Vraag 13
Hoeveel middelen uit O&O-fondsen worden voor duale trajecten gebruikt ?

Antwoord vraag 13
Het is niet bekend hoeveel middelen uit de O&O-fondsen besteed worden aan duale trajecten (kwalificerende praktijkgerichte (beroeps)scholing van werkenden en werklozen zoals gedefinieerd in de Kabinetsnotitie Duale Trajecten). Wel zijn er goede praktijkvoorbeelden van ESF-projecten met duale trajecten, waarbij middelen uit de O&O fondsen als cofinanciering worden ingezet. Voorts zijn er (veelal kwalitatieve) onderzoeken gedaan naar het functioneren van O&O fondsen en onderzoeken door het Max Goote Kennis Centrum te Amsterdam naar uitgaven uit de O&O-fondsen. Het onderscheid duaal

7

en niet duaal wordt daarbij als zodanig niet gemaakt. Wel wordt een onderscheid tussen onder meer sectoraal/bovensectoraal en BBL/om- her- en bijscholing.

Vraag 14
Wat is de mening van het kabinet over de opvatting van de Sociaal-Economische Raad (SER) dat het te betreuren valt dat een aantal financiële faciliteiten, zoals de SPAK en de SVWW zijn afgeschaft? De SER stelt dat de afschaffing van de regelingen ongetwijfeld zijn weerslag zal hebben op duale trajecten. Welke gevolgen zijn tot dusverre bekend?

Antwoord vraag 14
Voor wat betreft de SPAK: zie mijn antwoord op vraag 15,
Voor wat betreft de SVWW (Stimuleringsregeling vacaturevervulling door werklozen en met werkloosheid bedreigden) het volgende.
Het kabinet heeft in het kader van het Hoofdlijnenakkoord beslotende subsidieregeling SVWW, uitgevoerd door de RWI, af te bouwen (zie mijn bief van 4 juli aan uw Kamer). Deze subsidieregeling van de RWI dient dezelfde doelgroep en hetzelfde doel (namelijk duurzame werkhervatting voor WW-gerechtigden) als de reguliere reïntegratiemiddelen van het UWV en gemeentelijke reïntegratiemiddelen van de WWB. Wel kende de SVWW een breder palet aan bestedingsmogelijkheden dan het reïntegratiebudget van het UWV en de WWB. Het UWV/gemeenten zetten reïntegratiebedrijven in ten behoeve van trajecten voor cliënten, terwijl de SVWW ook initiatieven van werkgevers kan subsidiëren. Om aan dit verschil tegemoet te komen is een experimenteerartikel in de WW gekomen (Art. 130 WW per 1 januari 2005). Het UWV kan reïntegratiemiddelen nu ook anders inzetten. Ook vanuit het Europees Sociaal Fonds (ESF) zijn mogelijkheden voor subsidiering van scholings- en reïntegratieprojecten. In aanmerking voor subsidie uit het ESF komen onder meer projecten die zich richten op de reïntegratie van lang- en kortdurend werklozen en de scholing van werkenden met een zwakke positie op de arbeidsmarkt. Aanvragen voor deze maatregelen kunnen worden gedaan door de sectorfondsen, alle gemeenten en het UWV. Overigens zijn er geen gevolgen bekend van de afschaffing van de SPAK en de SVWW.

Vraag 15
Is het kabinet bereid de afschaffing van verschillende financieringsmodaliteiten, waaronder de SPAK, te heroverwegen?

Antwoord vraag 15
Het kabinet is niet bereid de afschaffing van generieke loonkostensubsidies zoals de SPAK te heroverwegen. Een belangrijk nadeel van dergelijke generieke maatregelen is de hoge deadweight loss (onnodig inzetten van publieke middelen, daar waar de private inspanningen ook zonder deze publieke middelen tot stand zouden komen) die ermee gepaard gaat. Het kabinet geeft prioriteit aan stimulering van het arbeidsaanbod, bijvoorbeeld via de arbeidskorting. Dat wil overigens niet zeggen dat het kabinet niets meer doet aan vraagstimulering. Zij is echter van mening dat dit efficiënter kan worden vormgegeven via lokaal beleid. De WWB biedt gemeenten de ruimte het reïntegratiebudget vrij in te zetten. Op maat gesneden loonkostensubsidies behoren daarmee eveneens tot de mogelijkheden. Maatwerk leidt ertoe dat de deadweight loss wordt beperkt.

8

Vraag 16
Wat is de kabinetsreactie op het voorstel van de SER om de WVA Onderwijs en WVA Startkwalificatie open te stellen voor duale/combinatietrajecten in het kader van inburgering dan wel verruiming van de aftrekmogelijkheid voor kosten van deelnemers die in het kader van de inburgering een stage lopen in een arbeidsorganisatie?

Antwoord vraag 16
De WVA-onderwijs en de WVA-startkwalificatie gaan uit van opleidingen die op grond van het Crebo-register zijn erkend. De projectdirectie Leren en Werken zal de effectiviteit van de verschillende instrumenten, waaronder de fiscale regelingen ter stimulering van scholing onderzoeken. De mogelijkheden van het inzetten van de genoemde regelingen voor inburgeringstrajecten zal hierbij betrokken worden. Streven is om eind 2005 eventuele beleidconclusies te trekken en eventuele verdere acties formuleren. Uw kamer zal hierover worden geïnformeerd.

Vraag 17
Wat is de kabinetsreactie op het voorstel van de SER om bij de centrale overheid een faciliteit te creëren voor grote werkgevers die bij de organisatie van trajecten te maken hebben met meerdere gemeenten en onderwijsinstellingen.

Antwoord vraag 17
De projectdirectie Leren & Werken heeft de opdracht gekregen combinaties van leren en werken te bevorderen door samenwerking tussen partijen te stimuleren en waar mogelijk te faciliteren. De projectdirectie zal dus ook het centrale aanspreekpunt zijn voor werkgevers en branches die in complexe samenwerkingsverbanden (bijvoorbeeld met meerdere gemeenten en/of meerdere onderwijsinstellingen) initiatieven tot duale trajecten willen ondernemen en vragen hebben.

Vraag 18
Hoe werkt de Wet Vermindering Afdrachtskorting (WVA) precies en wat is het budget hiervoor? Wat zijn de redenen om niet, parallel hieraan, een afdrachtskorting werken te stimuleren? Hoeveel mensen hebben met behulp van deze regeling een startkwalificatie behaald?
WVA staat voor Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen.

Antwoord vraag 18
De WVA omvat een aantal artikelen, waarvan er slechts één (artikel 14) direct op onderwijs betrekking heeft. Dit artikel beschrijft de zogeheten Vermindering Onderwijs (VO). Dit onderdeel van de wet regelt onder andere fiscale faciliteiten voor bedrijven die BPV(beroepspraktijkvormings-plaatsen (WVA-VO t.b.v. de BBL) aanbieden of die voormalig werklozen in dienst nemen en doorscholen naar startkwalificatieniveau (WVA- onderwijs onderdeel startkwalificatie kortweg WVA-startkwalificatie). De afdrachtvermindering onderwijs (BBL) bedraagt maximaal 2.500,- in 2005. Voor voormalig werkloze werknemers die scholing volgen om een startkwalificatieniveau te bereiken, bedraagt de afdrachtvermindering maximaal 1.500,-. Het doel van de faciliteit is het aanbod van BPV-plaatsen te stimuleren c.q. te bevorderen dat naar werk ingestroomde lager opgeleide werklozen doorgeschoold worden naar startkwalificatieniveau. Aan het eind

9

van de negentiger jaren is voor de WVA onderwijs een aantal malen onderzocht of dit effect (wat betreft extra BPV-plaatsen) ook optreedt. Conclusie was dat het precieze effect moeilijk was te meten: het was niet precies aan te tonen hoeveel meer diploma's werden behaald met deze faciliteit.
De WVA-startkwalificatie wordt thans geëvalueerd. Zoals in vraag 16 aangegeven zullen naar verwachting eind 2005 eventuele beleidconclusies worden getrokken en verdere acties worden geformuleerd. Uw kamer zal hierover worden geïnformeerd.
Het budget voor de WVA-onderwijs (BPV-plaatsen) bedraagt voor 2005 220 miljoen euro. De WVA-startkwalificatie (voormalig werklozen) bedraagt voor dat jaar 37 miljoen euro.

Vraag 19
In welke mate worden thans duale trajecten van koppeling van taalonderwijs en sociale activering of opvoedingsondersteuning ontwikkeld? Kunnen enkele voorbeelden worden gegeven?

Antwoord vraag 19
De ontwikkeling van dergelijke trajecten vond (en vindt) o.m. plaats in het kader van de Regelingen Inburgering Oudkomers. In deze regelingen is een verplichting opgenomen dat de trajecten die aangeboden worden samengesteld worden uit Nederlands als tweede taal en een onderdeel voor het bereiken van werk, toegang tot beroepsonderwijs, opvoedingsondersteuning of sociale activering. Dit alles met het doel om de oudkomer een perspectief te geven op participeren in de Nederlandse samenleving.
Uit de monitor oudkomers ("Kwalitatieve rapportage monitor oudkomers; Resultaten tweede helft 2003", Significant B.V., juni 2004) blijkt over trajecten waarin taal gekoppeld wordt aan o.m. opvoedingsondersteuning of sociale activering het volgende: Een meerderheid van de opvoeders, nl. 58%, volgt een programma waarin Nederlands als tweede taal (NT2) wordt gecombineerd met de onderwerpen opvoeding en gezondheid. Een meerderheid van de werklozen, nl. 61%, volgt een programma NT2 gecombineerd met arbeidsmarktgerichte activiteiten. Programma's NT2 en sociale activering worden relatief meer gevolgd door werklozen, programma's NT2 en maatschappelijke oriëntatie relatief meer door opvoeders.

Vraag 20
Welke rol is er voor het concept van de vrouwenvakscholen als het gaat om duale trajecten voor werklozen, werkzoekenden en inburgeraars? Op welke wijze wordt aan de integrale aanpak van het concept vrouwenvakscholen thans invulling gegeven? Welke regelingen zijn er in het algemeen voor duale trajecten voor nuggers?

Antwoord vraag 20
De Vrouwenvakscholen zijn zoals bekend overgenomen door het reïntegratiebedrijf Caldergroep. De Vrouwenvakscholen richten zich vooral op vakscholing voor herintredende en werkzoekende vrouwen. Ook inburgeringstrajecten kunnen daar deel van uitmaken. Binnen de WWB kunnen gemeenten "nuggers" (veelal herintredende vrouwen) een reïntegratietraject aanbieden.
In het nieuwe inburgeringsstelsel kunnen gemeenten aan drie prioritaire groepen een inburgeringstraject aanbieden. Mensen zonder inkomen en zonder uitkering, in de praktijk veelal (herintredende) vrouwen, behoren tot één van deze drie prioritaire groepen. Ook veel oudkomers met een opvoedingstaak vallen daaronder.

10

Vraag 21
Wordt de opvatting gedeeld dat de maatschappelijke stage een verplicht onderdeel van de inburgering zou moeten zijn?

Antwoord vraag 21
Neen, het kabinet deelt deze opvatting niet. In het nieuwe inburgeringsstelsel is het individu zelf verantwoordelijk voor de samenstelling van de cursus die hij wil inkopen. In het wetsvoorstel Inburgering is opgenomen dat het examen een praktijkdeel bevat waarin de functionele taalvaardigheid wordt getoetst. De eindtermen van het examen zijn daarmee vastgelegd, de weg ernaar toe wordt (m.u.v. de prioritaire groepen) door de inburgeringsplichtige zelf bepaald.

Vraag 22
Een van de huidige knelpunten is dat er een gebrek aan regie is. Hoe ziet het kabinet zijn eigen rol en welke rol hebben de gemeenten? Moeten deze niet veel meer de regierol krijgen, zoals ook de RWI in zijn advies heeft aangegeven?

Antwoord vraag 22
Zoals vermeld in de kabinetsnotitie Duale Trajecten is het uitgangspunt dat de primaire verantwoordelijkheid voor de scholing van werkenden ligt bij werkgevers en werknemers. De rol van de centrale overheid beperkt zich daarbij tot het stimuleren van samenwerking tussen partijen, het organiseren van ondersteuning en het zoveel mogelijk wegnemen van belemmerende regels. De regierol voor het realiseren van duale trajecten voor werkenden zal dan ook eerder liggen bij werkgevers en/of branches dan bij gemeenten, maar betrokkenheid van gemeenten kan zeker gewenst zijn vanwege kennis van en zorg voor de regionale arbeidsmarkt.
Voor de scholing van werkzoekenden of personen met een inburgeringsverplichting, die via duale trajecten naar werk en/of integratie geleid kunnen worden, is gekozen voor er een verdergaande verantwoordelijkheid voor de overheid . Gezien het naar gemeenten gedecentraliseerde arbeidsmarktbeleid ligt voor die groepen een regierol voor gemeenten voor de hand.

Vraag 23
Waarom is er als actie niet gekozen om meer te investeren in begeleiding op de werkvloer door middel van bijvoorbeeld job coaches?

Antwoord vraag 23
De aanpak van de projectdirectie Leren & Werken is om bestaande initiatieven zoveel mogelijk te benutten. In programmalijn 3 (Plan van Aanpak 2005-2007: Leren & Werken versterken) zal nadrukkelijk worden gezocht naar initiatieven van bedrijven die relatief meer aandacht hebben voor leren en scholing en bijvoorbeeld een specifieke leerwerkomgeving hebben ontwikkeld. Uiteraard zal daarbij aandacht zijn voor begeleiding op de werkvloer en jobcoaching. Deze instrumenten hebben hun waarde bij duaal opleiden in het verleden al bewezen.

11

Vraag 24
Wat zijn de redenen om uiteindelijk te kiezen voor een projectdirectie Leren & Werken in plaats van de eerder aangekondigde Taskforce Leven Lang Leren?

Antwoord vraag 24
De projectdirectie Leren & Werken heeft een bredere scope dan de oorspronkelijk aangekondigde Taskforce Leven Lang Leren. Naast het realiseren van de geformuleerde doelen op het terrein van Leven Lang Leren betreft het ook realisering van geformuleerde doelen met betrekking tot duale trajecten en activiteiten ter verbetering van de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt. Daarnaast hebben de vier betrokken bewindslieden van OCW en SZW ervoor gekozen om zelf actief aan de slag te gaan met het stimuleren van leven lang leren; een concrete invulling van de `andere overheid'. Daarnaast is het voordeel van de (ambtelijke) projectdirectie dat een integraal kader ontstaat voor actie én beleid op het terrein van leren en werken.

Vraag 25
Welke initiatieven van de Taskforce Jeugdwerkloosheid zal de nieuwe projectdirectie over kunnen nemen?

Antwoord vraag 25
De Taskforce Jeugdwerkloosheid wil 40.000 leerwerkplekken realiseren voor werkloze jongeren tot 23 jaar. De projectdirectie Leren en Werken wil stimuleren dat meer mensen, zowel werkenden als werkzoekenden en m.n. personen ouder dan 23 jaar, lerend gaan werken en werkend gaan leren. De Taskforce Jeugdwerkloosheid en de projectdirectie Leren & Werken hebben dus verschillende doelstellingen en richten zich op verschillende doelgroepen. De gezamenlijkheid zit in het stimuleren van betere samenwerking tussen onderwijsaanbieders, gemeenten en bedrijven/branches/kenniscentra.
De projectdirectie Leren & Werken zal, waar mogelijk, gebruik maken van het reeds opgebouwde netwerk, de werkwijzen, kennis en ervaring van de Taskforce Jeugdwerkloosheid. Ook zal worden bezien in hoeverre initiatieven van de Taskforce, zoals het O&O-jeugdmodel of het Jongerenpaspoort, na gebleken succes, ingezet zou kunnen worden voor de doelgroep van de Projectdirectie.

Vraag 26
Welke concrete doelen heeft het kabinet voor ogen, met welk tijdspad en welke financiële middelen?

Antwoord vraag 26
Met betrekking tot duale trajecten zijn de volgende doelstellingen geformuleerd:
- door middel van samenwerkingsovereenkomsten (tussen bedrijven/branches, onderwijsaanbieders en eventueel gemeenten en/of provincies en overige partijen) tenminste 15.000 extra duale trajecten realiseren in de komende twee jaar
- verbetering van de samenwerking tussen werkgevers, werknemers, onderwijsaanbieders en eventueel gemeenten bij het tot stand brengen van duale trajecten

- het vinden van structurele oplossingen voor institutionele factoren die totstandkoming van duale trajecten belemmeren
Tijdspad: 1maart 2005 ­ 1 maart 2007
Middelen:10 mln. voor deze 2 jaar

12

Vraag 27
Welke ondersteuning geven het MKB, OSB en anderen aan graag van de overheid te ontvangen en welke hebben zij van de overheid aangeboden gekregen?

Antwoord vraag 27
MKB Nederland stelt dat vooral kleinere bedrijven best bereid zijn leerbanen beschikbaar te stellen, maar niet veel tijd en/of middelen hierin kunnen en willen investeren. Het bieden van praktische ondersteuning aan deze bedrijven, bijvoorbeeld waar het gaat om het organiseren van begeleiding op de werkvloer en het aanvragen van tegemoetkoming in de kosten (bv. vanuit O&O-fondsen of fiscale aftrekmogelijkheden), kan helpen om deze bedrijven over de streep te krijgen. Kenniscentra beroepsonderwijs en bedrijfsleven (KBB's) hebben van OCW de wettelijke taak om bedrijven te ondersteunen bij het opleiden van leerlingen. Ook koepelorganisaties, branches en O&O-fondsen leveren in sommige gevallen een actieve bijdrage aan praktische ondersteuning van bedrijven. Daar waar dit niet toereikend is, zal de projectdirectie bezien of betere ondersteuning georganiseerd kan worden.

Opmerkingen en vragen van de VVD-fractie

Vraag 28
Ziet het kabinet naast doorscholing door middel van duale trajecten en de genoemde mogelijkheid van toepassing EVC (Erkenning van eerder Verworven Compensaties) voor mensen die werkeloos zijn of op dit moment werkzaam zijn zonder startkwalificatie op het niveau van secundair hoger onderwijs, nog andere mogelijkheden om de Lissabon doelstelling om het aandeel van de groep mensen met een startkwalificatie op niveau van hoger secundair onderwijs te vergroten? Zo ja, hoe zien deze mogelijkheden eruit en zullen deze mogelijkheden ook worden ingezet? Zo neen, is er onderzoek naar gedaan naar eventuele andere mogelijkheden, gaat dit nog plaatsvinden of wordt dit als overbodig beschouwd?

Antwoord vraag 28
Het Kabinet zet met de projectdirectie Leren en Werken ook in op het faciliteren van het individu en de werkgever bij scholing tot startkwalificatie. Zo wordt een online-marktplaats voor scholing ontwikkeld. Deze online-marktplaats biedt de mogelijkheid aan het individu om zich zelfstandig en interactief te informeren over het scholings- en loopbaanmogelijkheden. Naast een interactief aanbod is het, zeker voor laagopgeleiden, en voor werkgevers van belang dat er een toegankelijke infrastructuur bestaat, waar een ieder terecht kan voor persoonlijke ondersteuning bij scholings- en loopbaankeuzes en Erkenning van Verworven Competenties (EVC).
Het kabinet vindt het belangrijk dat mensen een proactieve houding innemen ten aanzien van scholing en inzetbaarheid voor de arbeidsmarkt. Daartoe worden ook financiële mogelijkheden geboden, onder meer in de vorm van fiscale faciliteiten en middelen uit het Europees Sociaal Fonds. Daarnaast wordt via experimenten de komende jaren ervaring opgedaan met een nieuw instrument; de individuele leerrekening.

13

Vraag 29
De coalitiefracties hebben eind vorig jaar voorgesteld om aan mensen die geen startkwalificatie voor de arbeidsmarkt in bepaalde specifieke omstandigheden een dispensatie voor het minimumloon toe te staan. Is het kabinet van mening dat deze dispensatieregeling deel uit kan maken van deze duale trajecten?

Antwoord vraag 29
Het bedoelde coalitievoorstel is voor advies voorgelegd aan de RWI en het RWI-advies ("Omdat iedereen nodig is") is op 20 april jl. uitgebracht. In de kabinetsreactie op het advies (Tweede Kamer, vergaderjaar 2004/2005, 29 544, nr. 33) is aangegeven dat het kabinet het RWI-voorstel prefereert boven het coalitievoorstel omdat het RWI-voorstel een breder maatschappelijk draagvlak kent en beter aansluit bij de knelpunten aan de onderkant van de arbeidsmarkt
Het kabinet kan zich grotendeels vinden in de bedoelde RWI-voorstellen. Een belangrijk knelpunt waar in het coalitievoorstel geen aandacht aan wordt besteed en waar de RWI wel op ingaat, is de armoedeval. Het kabinet onderschrijft de noodzaak deelnemers zicht te bieden op inkomensverbetering. Dit betekent niet dat werken onder het minimumloon is uitgesloten. Het is mogelijk -zoals de RWI voorstelt- een bepaalde periode van een duaal traject te starten met werken met behoud van uitkering. Het kabinet is het met de RWI eens dat om ervoor te zorgen dat werken financieel aantrekkelijk is, gemeenten het premie- instrument en de vrijlatingsmogelijkheden in de WWB kunnen inzetten. Na deze periode zou het laagste CAO-loon kunnen worden uitbetaald.
Het kabinet is van mening dat het voorstel van de RWI binnen de bestaande systematiek van de WWB kan worden uitgevoerd.

Vraag 30
Van werklozen die deel willen nemen aan scholingtrajecten komt vaker het verwijt dat reïntegratiebedrijven niet mee willen werken aan een scholingstraject voor een cliënt, omdat de zekerheid van een baan na het scholingstraject te klein is volgens de reïntegratiebedrijven. Zijn deze klachten terecht? Zijn reïntegratiebedrijven bereid mee te werken aan de duale trajecten, zodat deze huidige problemen verholpen kunnen worden?

Antwoord vraag 30
Tijdens het VAO op 19 april naar aanleiding van het AO van 13 april over de beleidsnotitie reïntegratiemarkt heeft de Minister van SZW toegezegd de Kamer een brief te sturen met daarin zijn standpunt over het door het UWV in samenspraak met ondermeer Borea ( en LCR (Landelijke Cliëntenraad) ontwikkelde scholingsprotocol. U bent hierover bij brief van 7 juli jl. onlangs geïnformeerd. In deze brief wordt ingegaan op de stand van zaken met betrekking tot het gebruik van het instrument scholing in de reïntegratiepraktijk en de wijze waarop bestaande knelpunten kunnen worden weggenomen. De projectdirectie Leren & Werken beziet momenteel in overleg met Borea in hoeverre reïntegratiebedrijven een bijdrage kunnen leveren bij het realiseren van een deel van de 15 duizend extra duale trajecten.

14

Vraag 31
Uit de reactie van het kabinet valt op te maken dat scholing in combinatie met werken effectiever is dan scholing van werkelozen los van een beroepsmatige context. Bij duale trajecten is de uitstroom tussen de 70 en 100 procent. Hoe hoog is de uitstroom naar werk wanneer er in het reïntegratietraject geen beroepsmatige context zit? Kan tevens worden aangegeven welk effect dit inzicht heeft op de huidige manier om mensen te reïntegreren? Is deze wel effectief of dient deze te worden aangepast?

Antwoord vraag 31
De essentie van duale trajecten is dat het leren en werken op zodanige wijze gecombineerd wordt dat ook een daadwerkelijke integratie van beide activiteiten optreedt. Dat levert een uitstroom op tussen de 70 en 100%.
Onbekend is hoe hoog de uitstroom is wanneer er in een reïntegratietraject geen beroepsmatige context is. Wel zijn de effecten van scholing in reïntegratietrajecten door een groot aantal wetenschappers onderzocht (o.m. door De Koning e.a. : Effectiviteit van reïntegratie, 2005). Uit de resultaten van de onderzoeken blijken uiteenlopende opvattingen over de effecten van scholing (een categorie vindt positieve een andere categorie vindt negatieve resultaten).
Over het algemeen is de conclusie dat maatwerk en praktijkgericht scholen de beste kansen bieden op positieve resultaten. Groot voordeel van duale trajecten is voorts dat in een groot aantal gevallen de werkzoekenden meteen op basis van een arbeidscontract zijn reïntegratie zal kunnen beginnen en daardoor de beste kans heeft om aan een werkgever te laten zien welke kwaliteiten hij/zij in huis heeft en hoe hij/zij zich ontwikkeld.

Vraag 32
Hoe zien de knelpunten voor duale inburgering eruit? Welke rol kan het ministerie van Sociale zaken en Werkgelegenheid bij het wegwerken van deze knelpunten spelen?

Antwoord vraag 32
De Taskforce inburgering beschrijft in haar Wegwijzer Duale Trajecten (zie www.wegwijzerdualetrajecten.nl) de verschillende fasen die gemeenten kunnen doorlopen bij het planmatig opzetten van duale inburgeringstrajecten.
In de fase-beschrijvingen worden knelpunten genoemd die zich in het proces kunnen voordoen, en worden ook mogelijke oplossingen gegeven. Voorbeelden van knelpunten die zich kunnen voordoen bij het opzetten van duale inburgeringstrajecten zijn:
- de opleidingen die inburgeraars willen gaan volgen sluiten niet goed aan op de vraag;
- cultuurverschillen tussen organisaties of verschillende verwachtingen van organisaties bemoeilijken de onderlinge samenwerking;

- het combineren van financieringsstromen wordt belemmerd doordat diverse budgetten door verschillende interne afdelingen beheerd worden;

- afspraken tussen gemeenten en samenwerkingspartners over informatievoorziening t.a.v. resultaten van inburgering zijn onduidelijk of worden onvoldoende nageleefd. Het ministerie van SZW stimuleert gemeenten om op het raakvlak tussen de WWB en andere terreinen innovatief beleid te ontwikkelen. Hiervoor is er het Innovatieprogramma WWB (IPW). Gemeenten kunnen hiervoor projectvoorstellen indienen; een aantal van de ingediende projectvoorstellen betreffen de koppeling WWB met inburgering.

15

Vraag 33
Terecht wordt aangegeven dat de primaire verantwoordelijkheid voor scholing van werkenden bij werkgevers en werknemers ligt. Op samenwerkings - en communicatiegebied speelt de overheid wel een blijvende rol. Aangegeven wordt dat het de taak van gemeenten en UWV is om de mogelijkheden van duale banen en stageplekken als reïntegratieactiviteit in overleg met werkgevers te verkennen en te benutten en dat allochtone vrouwen zonder werk of uitkering op extra aandacht van gemeenten kunnen rekenen wat betreft integratie en het leren van de taal. Kan de regering aangeven wat de verantwoordelijkheden van het bedrijfsleven, de gemeenten en ZBO's zijn bij de duale trajecten? Welke rol gaat de overheid spelen op het gebied van communicatie en samenwerking?

Antwoord vraag 33
Wat betreft duale trajecten (scholing via werkplekleren) voor werkenden en werklozen geldt dezelfde verantwoordelijkheidsverdeling als voor scholing in het algemeen (primaire verantwoordelijkheid scholing werkenden bij werkgevers en sociale partners en primaire verantwoordelijkheid voor scholing van werkzoekenden bij de overheid). Met de projectdirectie Leren en Werken willen de bewindspersonen van SZW en OCW zorgen dat waar nodig alle van belangzijnde partijen voor deze scholing bij elkaar worden gebracht en dat waar mogelijk knelpunten worden weggenomen om te zorgen dat maatwerk scholing breed toegankelijk wordt en wordt toegepast.
Wat betreft inburgering geldt dat in het nieuwe inburgeringsstelsel gemeenten een spilfunctie krijgen daar waar het gaat om informeren over en handhaven van de inburgeringsplicht en om het aanbieden van inburgeringstrajecten aan prioritaire groepen inburgeringsplichtigen.Ten behoeve van de uitvoering van de nieuwe Wet inburgering kunnen gemeenten samenwerken met het UWV, maar ook met partijen als het CWI, het bedrijfsleven, etc.
Wat betreft de bevordering van de samenwerking tussen partijen ten behoeve van inburgering, en in het bijzonder het vergroten van de rol van het lokale bedrijfsleven, wordt ter voorbereiding op het nieuwe inburgeringsstelsel een aantal pilots met werkgevers opgezet. In deze pilots stimuleren werkgevers hun inburgeringsplichtig personeel en bieden hen faciliteiten om een inburgeringsstraject te volgen. Door middel van deze pilots worden voorbeelden ontwikkeld van rollen die het lokale bedrijfsleven op zich kan nemen. De pilots worden georganiseerd door de Frontoffice Inburgering en zullen nog dit jaar van start gaan.

Vraag 34
In de kabinetsnotitie duale trajecten wordt er verschillende malen gesproken over bepaalde zaken die betrekking hebben op het beleid bij gemeenten, werkgevers en ZBO's. Hoe kijken deze instanties aan tegen de knelpunten? Wat vinden deze partijen van de plannen van het kabinet en zijn zij bereid aan de plannen mee te werken? Kan daarnaast worden aangegeven of zij verwachten dat de te nemen maatregelen zullen leiden tot meer duale trajecten? Zo ja, kan er een streefgetal genoemd worden?

Antwoord vraag 34
De projectdirectie Leren & Werken voert momenteel diverse gesprekken met het veld om de bereidheid van partijen te polsen en mogelijkheden van samenwerking te verkennen. Deze gesprekken geven de indruk dat zowel gemeenten als onderwijsaanbieders en bedrijven/branches in sterke mate bereid zijn om mee te werken aan het realiseren van duale trajecten. Zo is bijvoorbeeld onlangs met partijen in Rotterdam (Gemeente Rotterdam, het Albeda College en Hogeschool Rotterdam) een intentieverklaring getekend tot

16

samenwerking om 2750 duale trajecten in Rotterdam te realiseren. Ook op een werkconferentie van de projectdirectie op 9 juni jl. gaven vele partijen aan bereid te zijn mee te werken aan de plannen en werd de verwachting uitgesproken dat de projectdirectie daadwerkelijk een impuls zou kunnen geven aan de totstandkoming van duale trajecten en het weghalen van knelpunten

Vraag 35
Wanneer zal de projectdirectie leren en werken in werking treden?

Antwoord vraag 35
De projectdirectie Leren & Werken is per 1 maart 2005 opgericht voor de duur van twee jaar.

Opmerkingen en vragen van de D66-fractie

Vraag 36
Kunnen de voorgestelde beleidsmaatregelen worden geconcretiseerd in VBTB-termen? Wat wil overheid precies bereiken, wat wordt daarvoor gedaan en wat gaat het kosten (of welke middelen worden ervoor ingezet)? Kortom, wat is de relatie tussen doelstelling en het voorgestelde beleid?

Antwoord vraag 36
De nadere uitwerking van de voorgestelde activiteiten om duale trajecten te stimuleren wordt ter hand genomen door de projectdirectie Leren & Werken. Op 3 juni heeft de projectdirectie haar Plan van Aanpak "Leren en Werken versterken" gepresenteerd. Hierin wordt op hoofdlijnen aangegeven (in programmalijn 1, pagina 17 t/m 20) welke acties zullen worden ondernomen ter stimulering van duale trajecten, welke resultaten worden nagestreefd en welk budget hiervoor beschikbaar is.
Belangrijkste resultaat dat wordt nagestreefd is het realiseren van 15.000 extra duale trajecten door het sluiten van regionale samenwerkingsovereenkomsten met werkgevers en werknemers, onderwijsaanbieders en eventueel gemeenten. Hiervoor is een budget beschikbaar van in totaal 10 miljoen euro voor 2005 en 2006. Belangrijkste activiteiten die de projectdirectie zal ondernemen zijn: gesprekken voeren met belanghebbende partijen, verkennen van problemen en kansen, opzetten van communicatie- en
voorlichtingsactiviteiten, inzicht en toegang vergroten tot financiële middelen (zoals bv. subsidie uit ESF), stimuleren en ondersteunen van partijen door subsidiëring (m.n. van organiserend vermogen), resultaten monitoren en voortgang bewaken en eventuele (institutionele) knelpunten opsporen en zo mogelijk (laten) oplossen.