Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 2509 LV Den Haag Der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44 Telefax (070) 333 4019 2513 AA `s-GRAVENHAGE

Uw brief Ons kenmerk Doorkiesnummer IZ/EA/2005/58254

Onderwerp Datum Contactpersoon Verslag Informele Sociale Raad van 8 24 augustus 2005
juli 2005

./. Hierbij zend ik u het verslag van Informele Sociale Raad, die op 8 juli 2005 heeft vergaderd over het onderwerp "bevordering van werkgelegenheid en bestrijding van sociale uitsluiting".

De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(mr. A.J. de Geus)

Verslag van de Informele Sociale Raad van 8 juli

Onder voorzitterschap van het Verenigd Koningrijk vond op 8 juli de informele sociale raad plaats. Tijdens de vergadering was ook het Europees Parlement vertegenwoordig door de voorzitter van de Commissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De vergadering werd voorafgegaan door een bijeenkomst van de Trioka (VK, Oostenrijk en Finland) met de Europese sociale partners.

Doel van de bijeenkomst was te komen tot een uitwisseling van ervaringen en `best practices' betreffende bevordering van werkgelegenheid en bestrijding van sociale uitsluiting. Tijdens de plenaire ochtendsessie wees het voorzitterschap erop dat in het algemeen sociale insluiting via werk verloopt. Dat geldt dus ook voor alle door het voorzitterschap geïdentificeerde doelgroepen (jongeren, ouderen en economisch inactieve).

Het voorzitterschap stelde ook aan de orde dat het Europees sociaal model aan modernisering toe is. Economische groei en welvaart zijn nodig om het Europese sociale model te versterken en, omgekeerd, kan het sociale model weer bijdragen tot een sterkere economische groei en grotere welvaart. Om hierover verder van gedachten te wisselen tussen de lidstaten heeft het voorzitterschap besloten om in het najaar een speciale Europese Raad hierover te organiseren in het najaar. Het VK sprak de hoop uit dat ministers van Sociale Zaken zullen bijdragen aan de voorbereiding ervan.

Commissaris Spidla beaamde dat het Europese sociale model aan vernieuwing toe is en steunde het initiatief van het voorzitterschap om een speciale Europese Raad hierover te organiseren. In zijn interventie gaf de Commissaris aan dat de kracht van Europa ligt in kennis en innovatie en dat alleen langs die weg de concurrentie met andere werelddelen kan worden aangegaan. In dit perspectief biedt de trend tot globalisering ook kansen voor Europa.
Zoals al aangekondigd in de conclusies van de Europese Raad van maart 2005 zal, de Commissie in september een mededeling publiceren over de modernisering van het Europese sociale model.

Aansluitend bezochten de ministers en delegatieleiders een tweetal projecten in de binnenstad van Belfast.

Tijdens de middagsessie vonden een drietal workshops plaats gericht op de uitwisseling van ervaringen en `best practices' betreffende het bevorderen van sociale insluiting van de doelgroepen ouderen, jongeren en economisch inactieven.
Na de werkgroepen werden plenair de uitkomsten van de werkgroepen besproken.

In de werkgroep over ouderen was naar voren gekomen dat genomen beleidsmaatregelen vooral betrekking hadden op financiële "incentives" om langer werken aantrekkelijk te maken (hoger pensioen, bonussen), de mogelijkheid om de beroepsactiviteit geleidelijk af te bouwen (deeltijdpensionering), flexibiliteit in de arbeidsorganisatie om het voor ouderen mogelijk te maken langer door te werken, de optie om de pensioenleeftijd vrij te laten, levenslang leren o.a. via een betere toegang voor ouderen tot scholing.

Voor de doelgroep jongeren werd de nadruk vooral gelegd op flexibiliteit op de arbeidsmarkt, de gepersonaliseerde aanpak zoals die bijvoorbeeld in Zweden wordt gehanteerd, loonsubsidies voor werkgevers, de noodzaak om alle jongeren een voltooide basisopleiding te geven en het nut van programma's die afwisselend leren en werken bieden. Sociale uitkeringen moeten aanmoedigen om te werken en werken niet ontmoedigen.

Betreffende de economisch inactieven werd opgemerkt dat de herintreding op de arbeidsmarkt van deze groep vaak verloopt via "soft" werk. Uit ervaringen bleek dat de eerste maanden tot één jaar essentieel zijn voor het succesvol reïntegreren van deze doelgroep. Daarbij dien ook in steun te worden voorzien voor de herintredende werknemer. Dit in de vorm van een gepersonaliseerde aanpak en "on the job training".Ook randvoorwaardelijk moeten een aantal zaken zijn geregeld zoals kinderopvang. De ervaringen zijn dat de uitvoering het beste op lokaal niveau geregeld wordt en dat de rol van sociale partners essentieel is.

Na de presentatie van de resultaten uit de werkgroepen kregen de ministers/delegatieleiders de gelegenheid om kort te reageren en in te gaan op de situatie in hun landen. Op vraag van het voorzitterschap gaf de Zweedse minister een korte toelichting op hun 100 dagen programma. Doelstelling van het programma is dat binnen 100 dagen na het ogenblik waarop een jeugdige werkloos wordt voorzien moet zijn in scholing en/of vervangend werk, eventueel met een loonsubsidie voor de werkgever. Een individuele aanpak is één van de kernpunten in deze aanpak. In de optiek van de minister blijkt dit een succesvolle aanpak te zijn, omdat het percentage jeugdigen dat langdurig werkloos is beduidend onder het algemene percentage langdurig werklozen ligt.

Van Nederlandse kant wordt ingebracht dat zowel het nationale als het Europese beleid gericht moeten zijn op versterking van de economische groei en het vergroten van het arbeidsaanbod. Daarbij dient de aandacht zich niet alleen te richten op de drie genoemde groepen maar ook op vrouwen en minderheden.
Een ander belangrijk aspect is dat te weinig aandacht wordt geschonken aan de preventie van werkloosheid, voorkomen dient te worden dat mensen in een situatie van sociale uitkering geraken. Opleiding, levenslang leren zijn uiteraard middelen daartoe evenals hervorming van sociale zekerheid via het inbouwen van activering. In dit kader dienen er programma's te zijn om de zorgtaken van werknemers beter te combineren met werk.
In het kader van de implementatie van de Nederlandse strategie gericht op een leven lang leren kwam ook het recente initiatief aan de orde om, samen met OCW, een gezamenlijke directie op te zetten om leren en werken beter met elkaar te combineren. Daarbij geldt echter in het bijzonder dat het niet alleen de overheid is die hier een verantwoordelijkheid heeft maar ook het individu zelf en sociale partners.

Commissaris Spidla concludeerde dat iedereen het erover eens is dat het Europese sociale model aan modernisering toe is. Hij noemde in het bijzonder de individuele begeleiding van werklozen evenals de herziening (activering) van de sociale zekerheid als belangrijke aandachtspunten. Daarnaast zal er meer aandacht moeten komen voor de deelname van vrouwen aan het arbeidsproces en in dat kader aan gelijk loon m/v en aan kinderopvang. Het kader voor een succesvolle werkgelegenheidsstrategie is er, het komt nu aan op de invulling ervan.

Het voorzitterschap formuleerde geen inhoudelijke conclusies, maar sprak de hoop uit dat het Oostenrijkse en Finse voorzitterschap het verzamelde materiaal zullen gebruiken om door te gaan met de uitwisseling van ervaringen en `best practices'. Het voorzitterschap gaf aan dat getracht zal worden om na elke conferentie met zo concreet mogelijke conclusies te bewerkstelligen dat ook echt actie wordt ondernomen. Immers, de beloften die gedaan zijn richting 2010 moeten worden gehouden.