Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 2509 LV Den Haag der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33

Uw brief Ons kenmerk
30 augustus 2005 ASEA/LIV/2005/68305 nr. 68305
Onderwerp Datum
Kamervragen Commissie SZW over 31 augustus 2005
financiering WW

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van de Commissie SZW over de financiering van de Werkloosheidswet.

Vraag 1
Bent u bereid de Sociaal-Economische Raad (SER) een reactie te vragen op uw berekeningen en de raad te verzoeken dat voor 1 september a.s. te doen?

Antwoord:
Bij brief van 25 augustus jl. is door het Bestuur van de Stichting van de Arbeid gereageerd op mijn brief van 19 augustus jl. waarin het kabinetsstandpunt inzake de voorstellen van de SER met betrekking tot de financiering van de WW is opgenomen. Voor de kabinetsreactie op bovengenoemde brief van de Stichting heb ik een brief opgesteld die heden is verstuurd. Deze brief is tevens vandaag in afschrift naar uw Kamer gestuurd.
In deze brief van 30 augustus wordt onder meer aangegeven dat het kabinet het verzoek van de Stichting tot heroverweging van het genomen besluit (als verwoord in mijn brief van 19 augustus jl.) in het licht van de langere termijn plaatst. Voor de langere termijn acht het kabinet een nadere verkenning over een nieuw financieringsregime denkbaar. In een dergelijke verkenning zou gesproken moeten worden over de door het kabinet aangegeven negatieve effecten en over de principiële wenselijkheid van medefinanciering door het Rijk van werknemersverzekeringen. Hierbij lijkt het behulpzaam het vizier breder te richten dan alleen op de WW. Het kabinet kan zich voorstellen dat deze problematiek wordt ingepast in het nog uit te brengen middellangetermijnadvies van de SER, dat begin 2006 wordt verwacht.

Vraag 2

2

Is van het pakket van de SER door het Centraal Planbureau eerder een doorrekening gemaakt op inkomenseffecten? Zo ja, kan die berekening ter beschikking worden gesteld?

Antwoord:
Nee, er is geen doorrekening gemaakt.

Vraag 3
Hoe verhoudt zich uw positieve beoordeling in uw brief van 30 mei 2005 van de door de SER voorgestelde de systeemwijziging in de Werkloosheidswet met uw opvatting in de brief van 19 augustus 2005? Welke conclusie over de SER-voorstellen trekt u nu?

Antwoord:
In het kabinetsstandpunt WW en ontslagrecht heeft het kabinet met betrekking tot het door de SER voorgestelde financieringsregime voor de WW aangegeven van oordeel te zijn dat deze voorstellen nader onderzoek vergen en dat daarbij moet worden bezien of deze gerealiseerd kunnen worden met inachtneming van een evenwichtige koopkracht- en lastenontwikkeling en mede tegen de achtergrond van de door het kabinet geformuleerde EMU-doelstelling.

Ten aanzien van het voorstel van de SER met betrekking tot de wachtgeldpremie is in het kabinetsstandpunt aangegeven dat in een werkgevers en werknemersdeel van de wachtgeldpremie de gezamenlijke verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers tot uitdrukking kan komen. Maar daarnaast heeft het kabinet ook gewezen op de gevolgen die dit kan hebben voor het inkomensbeeld en dat deze gevolgen vanwege de grote spreiding in de premie (afhankelijk van het risicoprofiel van de sector en conjunctuurschommelingen) lastig in het inkomensbeeld in te passen zijn.

Met betrekking tot het voorstel van de SER om te komen tot een tripartiete financiering van het Awf is in het kabinetsstandpunt aangegeven dat dat de voorgestelde verschuiving in de financiering van het Awf, bezien moet worden in het bredere geheel van het door de raad voorgestelde financieringsregime en de gevolgen die dit regime heeft voor de koopkracht- en lastenontwikkeling. Daarbij heeft het kabinet vraagtekens geplaatst bij een grotere bijdrage uit de algemene middelen als daar geen rechten voor een deel van de belastingbetalers tegenover staan.

Voorts is in het kabinetsstandpunt aangegeven dat het afschaffen van de franchise vrijwel niet te realiseren is zonder ingrijpende gevolgen voor de koopkracht en het lastenbeeld, waarvoor geen gerichte compensatie mogelijk is. Ook is aangegeven dat afschaffing van de franchise voor werkgevers leidt tot een verdere toename van de loonkosten op minimumloonniveau. Dit gaat in tegen het door het kabinet voorgestane beleid de werkgelegenheid op dit loonniveau te bevorderen, gegeven de samenstelling van het potentieel aan werkzoekenden waarin personen met een laag kwalificatieniveau sterk oververtegenwoordigd zijn.

Naar mijn oordeel zijn de bevindingen zoals vermeld in mijn brief van 19 augustus 2005 dan ook geheel in lijn met de beoordeling eerder in het kabinetsstandpunt. Zie verder mijn antwoord bij vraag 1.

3

Vraag 4
Kunt u de inkomenseffecten (tabel 3) berekenen waarbij de EMU-compensatie gevonden wordt door:

· een verhoging van de tweede en derde belastingschijf;

· alleen een hoging van de derde belastingschijf;

· een verlaging van de eerste belastingschijf en een verhoging van de derde belastingschijf?

Antwoord:
De door de SER voorgestelde tripartiete financiering belast het EMU-saldo met ongeveer 1,7 miljard. In tabel 1 zijn de inkomenseffecten weergegeven indien dit effect wordt gecompenseerd via een verhoging van het tarief van de tweede en derde schijf (kolom 1), een verhoging van de derde schijf (kolom 2) en een verlaging van de eerste en verhoging van de derde schijf (kolom 3). Bij de gelijktijdige verlaging van het tarief van de tweede en derde schijf (kolom 1) is verondersteld dat het tarief van de tweede niet boven het tarief van de derde schijf uit komt. De verlaging van het tarief van de eerste schijf (kolom 3) is zodanig gekozen dat het effect van de afschaffing van de franchise voor minima (ongeveer -0,4%) gecompenseerd wordt.

4

Tabel 1 Compensatie EMU-saldo effect
(3)
Verlaging
tarief 1e
(1) en
Verhoging (2) verhoging
tarief 2e en Verhoging tarief 3e
Koopkrachtcijfers 3e schijf 3e schijf schijf
Actieven:
Alleenverdiener mk
modaal -1,2% 0,0% 0,3%
2*modaal -1,7% -3,7% -4,6%
Tweeverdiener
modaal + ½*modaal mk -0,9% 0,0% 0,3%
2*modaal + ½*modaal mk -1,3% -2,8% -3,4%
modaal + modaal zk -1,5% 0,0% 0,3%
2*modaal + modaal zk -1,7% -2,5% -3,1%
Alleenstaande
WML 0,0% 0,0% 0,5%
modaal -1,5% 0,0% 0,3%
2*modaal -1,8% -3,9% -4,9%
Alleenstaande ouder
WML 0,0% 0,0% 0,0%
modaal -1,1% 0,0% 0,2%
Inactieven
Sociale minima
paar mk 0,0% 0,0% 0,4%
alleenstaande 0,0% 0,0% 0,4%
alleenstaande ouder 0,0% 0,0% 0,4%
AOW (alleenstaand)
sociaal minimum 0,0% 0,0% 0,4%
AOW +5000 0,0% 0,0% 0,4%
AOW (paar zk)
sociaal minimum 0,0% 0,0% 0,2%
AOW+10000 0,0% 0,0% 0,3%

De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(mr. A.J. de Geus)