Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Toespraak

Directie:
Voorlichting

Publicatiedatum:
31-08-2005

Status:
Informatie

Inleiding staatssecretaris Van der Laan bij de persconferentie over de start van de canoncommissie

N.B.: Alleen het gesproken woord geldt

We bevinden ons hier, in het Mauritshuis, in de Gouden Zaal, in een omgeving die alles met de canon van Nederland te maken heeft. De collectie van het Mauritshuis biedt met vooral de schilderijen uit de Gouden Eeuw een imposant overzicht van de meesterwerken van de Nederlandse schilderkunst. Het zijn schakels in de keten van de Nederlandse geschiedenis. We kunnen eraan zien hoe onze voorouders leefden, beter dan in welke beschrijving dan ook. En in deze zaal geen Nederlandse meesters, maar een Venetiaanse meester. Deze Giovanni Antonio Pellegrini was in 1718 toevallig in Den Haag en kreeg de opdracht wanden en plafond van deze zaal te beschilderen. Hij koos voor allegorische voorstellingen. Een mooi voorbeeld van hoe de Nederlandse cultuur door de eeuwen heen en ook vandaag de dag haar rijkdom mede aan buitenlandse invloeden ontleent. De cultuursector is in twee opzichten onmisbaar bij een canon. Kunst en cultuur vormen een belangrijke bron voor de leerinhouden waaruit een canon voor het onderwijs bestaat. Én kunst en cultuur bieden een inspirerende omgeving buiten de school. Een omgeving waarin burgers, jong en oud, zich de canon eigen kunnen maken en aan de verdere ontwikkeling ervan kunnen bijdragen. Ik wil op beide aspecten kort ingaan.

Hier in het Mauritshuis hangen veel Nederlandse meesterwerken. Dat is kenmerkend voor de wereld van de kunst: wat men in een bepaalde tijd het beste vindt, wordt bewaard. De commissie zal uit de rijke cultuur van Nederland een keuze moeten maken van de meest waardevolle en interessante elementen die we bij uitstek als te delen kennis willen zien.
Met `de cultuur van Nederland' bedoel ik niet alleen wat je de `inheemse' kunst en cultuur zou kunnen noemen. Nederland als land met open grenzen kent al eeuwenlang veel invloeden van buiten. De effecten van oudere buitenlandse invloeden herkennen we inmiddels niet meer als zodanig. De nieuwere wel, of ze nu afkomstig zijn van vreemde culturen buiten ons land of van vreemde culturen binnen onze grenzen. Kunst en cultuur droegen en dragen het meest bij aan het multicultureel karakter van de Nederlandse samenleving. De canon is niet zo zeer bedoeld om uit te sluiten wie of wat Nederlands is; integendeel, het gaat om het insluiten van wat intussen bij Nederland is gaan horen. Een soortgelijke benadering staan we voor bij de keuze uit de domeinen geschiedenis en maatschappij. Als we het hebben over gedeelde kennis in Nederland, zou dat niet alleen de mooie kanten van onze geschiedenis moeten omvatten, maar ook de gebeurtenissen die we, zeker vanuit de waarden van vandaag, betreuren. Het gaat het kabinet niet om een hosannaverhaal ter meerdere eer en glorie van Nederland; het gaat ons om een evenwichtig beeld van ons land in de loop van de geschiedenis. En vanuit het advies van de Onderwijsraad om de socialisatiefunctie van het onderwijs te versterken, gaat het vooral om die kennis van onze samenleving die nodig is voor goed burgerschap in het moderne maar soms complexe Nederland.

De minister zei het al: scholen kunnen niet alleen voor de implementatie van de canon verantwoordelijk worden gesteld. Maar, dat hoeft ook niet. De sector van de kunst en cultuur is bij uitstek geschikt voor de verbeelding ervan.
Het merendeel van de jongeren leert liever en gemakkelijker als wordt aangesloten bij vormen die zij kennen uit de jeugdcultuur. Door het stimuleren van de samenwerking tussen onderwijs en cultuur is de laatste jaren het aanbod voor jongeren enorm gegroeid. De introductie van het vak Culturele en Kunstzinnige Vorming, de kortingsmogelijkheden van het Cultureel Jongeren Paspoort, het werken met vouchers in het onderwijs bij cultuurinstellingen te besteden, het heeft allemaal bijgedragen aan meer kunst voor jongeren. Met het oog op de implementatie van de canon stel ik mij voor de wereld van de theaters, de muziekpodia, de musea, het cultureel erfgoed, de uitgevers, én die van radio en televisie opnieuw aan te spreken. Zij kunnen aan de implementatie van de canon ieder op hun eigen wijze en in de eigen vormentaal bij te dragen. Primair gericht op jongeren omdat in deze levensfase een basis voor gedeelde kennis over Nederland moet worden gelegd. Maar daarnaast ook voor het grotere publiek, bij wie de laatste jaren de belangstelling voor geschiedenis en de eigen cultuur groeiende is. Ik verwacht dat we dat het weekend van 10 en 11 september bij de open-monumentendagen weer kunnen zien. Onder het motto Geloven in gebouwen kunnen bezoekers dit keer heden en verleden van religie in Nederland zien. Tegen die achtergrond ben ik zeer geïnteresseerd in het advies van de commissie over implementatie van de canon en de rol die culturele instellingen daarbij kunnen spelen.

De commissie is gevraagd ons ook te adviseren over periodieke evaluatie en herijking van de canon. Juist in de sector van kunst en cultuur zie je de voortdurende dynamiek van de samenleving. Ik wil daarom eindigen met een citaat van Michaël Zeeman: "De canon leert geen vaststaande grootheden, de canon onderwijst lezen, kijken en luisteren, dat is kritisch oordelen." Dat is mij uit het hart gegrepen.