Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag

ons kenmerk: VD. 2005/2611
datum: 13-09-2005
onderwerp: Antwoorden lid Vos (GroenLinks) over de noodzaak van de ophokplicht

Bijlagen:

Geachte Voorzitter,

In antwoord op de vragen van het lid Vos (GroenLinks) over de noodzaak van de ophokplicht bericht ik u als volgt.

Vraag 1
Is de kans groot dat Nederland geen toestemming krijgt van de Europese Commissie om de biologische en Freilandeieren als biologisch en uitloop te blijven verkopen, rekening houdend met de Nederlandse ophokplicht? 1)

1) Spits, 5 september jl.

Antwoord 1
Voor de zogenaamde Freilandeieren is in de betreffende Europese verordening (2295/2003/EG) expliciet geregeld dat aan het voorschrift: 'beschikking over uitloop in de open lucht', niet hoeft te worden voldaan indien de veterinaire autoriteiten tijdelijke beperkingen opleggen. In de Europese verordening voor het houden van biologische kippen is dit niet geregeld, maar sta ik op het standpunt dat een analoge uitleg kan worden gehanteerd. De Europese Commissie heeft bevestigd dat, indien de veterinaire noodzaak voor tijdelijke maatregelen aanwezig is, dit de status van biologische of Freilandeieren in beginsel niet aantast. Ik verwacht derhalve dat de Freiland- en biologische eieren als zodanig kunnen blijven worden verkocht. Op dit moment zijn mij ook geen afzetproblemen bekend.

Vraag 2
Wanneer wordt het besluit over de status van de Nederlandse eieren door de Europese Commissie verwacht?

Antwoord 2
In het licht van mijn antwoord op vraag 1 verwacht ik niet dat de Europese Commissie een besluit zal nemen over de status van de Nederlandse eieren. Een definitief oordeel over de Nederlandse preventieve maatregel om insleep van Aviaire Influenza (AI) te voorkomen, verwacht ik evenwel binnen enkele weken.
Ik ben in overleg met de Europese Commissie, samen met de andere lidstaten, om te bezien of er ook een communautair kader kan worden ontwikkeld, waarin de Nederlandse maatregelen kunnen worden ingepast. Dit overleg kan nog enige tijd in beslag nemen.

Vraag 3
Acht de Europese Commissie het risico op uitbraak van vogelpest in Nederland als gevolg van besmetting door trekvogels als zeer gering? Zo ja, welke feiten of wetenschappelijke inzichten bepalen het verschil in beoordeling tussen Nederlandse en Europese experts?

Antwoord 3
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar mijn antwoorden op de vragen van het lid Van Velzen (SP), u toegezonden bij mijn brief van 9 september 2005.

Vraag 4
Bent u bereid de ophokplicht, die vooral de biologische pluimveehouders treft, in te trekken en aan te sluiten bij de Europese lijn van verscherpte monitoring en hygiënemaatregelen? Zo neen, waarom niet?

Antwoord 4
Ik verwijs u naar mijn brief aan de Tweede Kamer van 31 augustus 2005 (TK II, 2004-2005, 28807, nr. 83). Hierin heb ik de tijdelijke regeling ter wering van AI toegelicht. Met mijn aanpak probeer ik te voorkomen dat de gehele Nederlandse pluimveesector zou worden getroffen door een uitbraak van AI. De in de regeling beschreven maatregel omvat overigens nadrukkelijk niet slechts een zogenaamde ophokverplichting, maar biedt een alternatief om het pluimvee op andere wijze af te schermen. De preventieve maatregelen blijven niet langer van kracht dan veterinair noodzakelijk is, maar intrekking is op dit moment niet aan de orde.
Ik ondersteun de Europese lijn van verscherpte monitoring en hygiënemaatregelen zoals voorgesteld door de technische werkgroep van het Permanent Comité voor de Voedselveiligheid en Diergezondheid (PCVD) op 25 augustus 2005. Deze werkgroep concludeerde evenwel ook dat, op basis van risicobepaling op bedrijfsniveau, extra veiligheidsmaatregelen tegen het risico op insleep van AI geboden zijn, waarbij met name rekening gehouden zou moeten worden met trekroutes van watervogels. De Nederlandse maatregelen zijn genomen in het licht van de situatie dat Nederland met de vele waterrijke gebieden aantrekkelijk is voor en bezocht wordt door vele duizenden trekkende watervogels. Ik bezie momenteel of het accent van de maatregelen kan worden gewijzigd van een voorzorgsprincipe naar een zorgplicht. Daardoor kan bij de praktische uitwerking van de maatregelen wellicht meer rekening gehouden worden met de omgevingssituatie van het pluimveebedrijf en kan bijvoorbeeld worden volstaan door afscherming van de buitenuitloop met netten.

Vraag 5
Wat betekent een negatief besluit van de Europese Commissie over de status van de Nederlandse eieren voor de sector en welke compensatie gaat u daar tegenover stellen?

Antwoord 5
Ik verwijs naar mijn antwoorden op de vragen 1 en 2.

Vraag 6
Hoe 'tijdelijk' is de huidige ophokplicht en wat zijn de criteria op basis waarvan tot het opheffen van de ophokplicht wordt besloten?

Antwoord 6
De preventieve maatregelen zijn genomen omdat de dreiging op insleep door een combinatie van factoren nu groter is dan bijvoorbeeld dit voorjaar. Dat betekent dat diezelfde factoren kunnen leiden tot intrekking van de maatregelen. Heroverweging zal bijvoorbeeld aan de orde zijn indien de situatie in Rusland en Kazachstan zodanig is gewijzigd dat het besmettingsrisico duidelijk is afgenomen of wanneer uit de monitoring van de trekvogels blijkt dat het risico is afgenomen. Over de criteria om maatregelen in te kunnen trekken heb ik advies gevraagd aan de Commissie van Deskundigen AI. Ik zal u over de voortgang berichten.

Vraag 7
Wilt u deze vragen vóór 15 september 2005 beantwoorden om snel mogelijk duidelijkheid te hebben?

Antwoord 7
Ja.

De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,

dr. C.P. Veerman