Ministerie van Buitenlandse Zaken

Graag bieden wij u hierbij, mede namens de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking, de geannoteerde agenda aan van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen van 3-4 oktober 2005. In deze geannoteerde agenda wordt nader ingegaan op de verklaring van de Europese Gemeenschap en haar lidstaten over Turkije, waarvan de tekst u als bijlage toegaat. Dit naar aanleiding van het verzoek van de heer Rouvoet aan de Minister-President tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen.

De Minister De Staatssecretaris

van Buitenlandse Zaken, voor Europese Zaken,

Dr B.R. Bot Mr Drs A. Nicolaï

Geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen (RAZEB) van 3-4 oktober.

Algemene zaken

Uitbreiding
De Raad zal spreken over het openen van toetredingsonderhandelingen met Turkije, voorzien voor 3 oktober 2005. Ook zal tijdens de Raad mogelijk worden gesproken over Kroatië.

Ten aanzien van Turkije zal de Raad naar verwachting constateren dat Turkije aan de gestelde voorwaarden voor de opening van de toetredingsonderhandelingen op 3 oktober heeft voldaan, nu de door de Europese Raad van december 2004 genoemde wetgeving in werking is getreden en Turkije het Protocol bij de overeenkomst van Ankara heeft getekend. De Raad beoogt de interne voorbereidingen af te ronden die de EU van haar kant treft om op 3 oktober te kunnen beginnen. Deze voorbereidingen betreffen het onderhandelingsraamwerk, de toespraak van het Voorzitterschap bij de opening van de onderhandelingen en de interne procedures aan EU-zijde voor de onderhandelingen. Over al deze onderwerpen hoopt het Voorzitterschap voorafgaand aan de RAZEB overeenstemming te bereiken.

Turkije voldeed eind juli aan de op de Europese Raad in december 2004 gedane toezegging door het Protocol bij de overeenkomst van Ankara te tekenen. Het Protocol treedt in werking nadat het geratificeerd is door Turkije en, aan EU zijde, goedgekeurd door de Raad van Ministers nadat het Europees Parlement zijn instemming heeft gegeven. Het Protocol bevestigt dat de wederzijdse verplichtingen van de Europese Unie en Turkije in het kader van de douane-unie gelden voor alle lidstaten van de Unie, dus inclusief de Republiek Cyprus. Dit houdt, gezien jurisprudentie van het Europees Hof van Jusitite, voor Turkije onder meer in de verplichting om geen belemmeringen op te werpen of te handhaven voor schepen die de vlag van een van de lidstaten van de Unie voeren. Overigens hebben Cypriotische goederen al wel toegang tot de Turkse markt.

Turkije legde eind juli jl. bij ondertekening van het Protocol een eenzijdige verklaring af, die de Europese Unie noopte tot een reactie. Op 21 september jl. bereikten de 25 lidstaten overeenstemming over de tekst van een krachtige EU-tegenverklaring. De verklaring legt, mede op Nederlands aandringen, de nadruk op het belang van implementatie van het Protocol door Turkije, spoedig nadat de onderhandelingen zijn geopend. De verklaring zegt hierover het volgende: de Europese Gemeenschap en haar lidstaten eisen volledige, non-discriminatoire implementatie van het Protocol door Turkije, dus ook het wegnemen van alle belemmeringen van het vrij verkeer van goederen, met inbegrip van belemmeringen ten aanzien van transportmiddelen. Turkije dient het Protocol volledig toe te passen ten aanzien van alle lidstaten. De Europese Unie zal dit nauwlettend monitoren en volledige implementatie in 2006 evalueren. De Gemeenschap en haar lidstaten benadrukken dat het openen van onderhandelingen over de relevante hoofdstukken afhangt van het voldoen door Turkije aan zijn verdragsverplichtingen ten aanzien van alle lidstaten. Bovendien stelt de verklaring dat het niet volledig nakomen van zijn verplichtingen door Turkije gevolgen zal hebben voor de algehele voortgang van de onderhandelingen.

Met dit alles maakt de verklaring, die ook door Cyprus wordt gesteund, naar de mening van de regering zeer duidelijk dat Turkije spoedig na het openen van de onderhandelingen het Protocol volledig en non-discriminatoir zal moeten implementeren. Dit betekent ook dat Turkije schepen die de Cypriotische vlag voeren zal moeten toelaten in zijn havens, en dat voortdurende belemmeringen van het vrij verkeer van goederen niet zonder gevolgen voor de onderhandelingen zullen blijven. De Minister van Buitenlandse Zaken heeft zijn Turkse ambtgenoot de heer Gül nog onlangs bij een gesprek in New York gewezen op het belang van spoedige, non-discriminatoire en volledige implementatie van het Protocol. Nederland zal met de andere lidstaten nauwlettend toezien op die implementatie en erop toezien dat een eventueel in gebreke blijven door Turkije niet zonder consequenties blijft. De EU heeft echter voor de opening van toetredingsonderhandelingen op 3 oktober niet de eis gesteld dat Cypriotische schepen toegang wordt verleend tot Turkse havens. Op de implementatie van het protocol zal zoals gezegd scherp worden toegezien.

De verklaring stelt tevens vast dat erkenning van alle lidstaten door Turkije een noodzakelijk onderdeel vormt van het toetredingsproces en benadrukt het belang van de spoedige normalisering van de betrekkingen tussen Turkije en alle lidstaten van de Unie. In dat verband benadrukt de verklaring het belang van steun aan de pogingen van de Secretaris Generaal van de Verenigde Naties om tot een algehele oplossing voor de kwestie-Cyprus te komen in overeenstemming met de relevante Veiligheidsraadsresoluties. Een rechtvaardige en duurzame oplossing zal bijdragen aan de vrede, stabiliteit en harmonieuze betrekkingen in de regio, aldus eindigt de verklaring.

Nederland steunt ook het voorliggende onderhandelingsraamwerk, dat de conclusies van de Europese Raad van december 2004 nauwgezet volgt. Nederland is van mening dat het onderhandelingsraamwerk voldoende waarborgen bevat om te zorgen dat Turkije zich aan alle gemaakte afspraken houdt. Nederland zal de ontwikkelingen in Turkije ten aanzien van de politieke criteria nauwlettend blijven volgen. Bijzondere aandacht zal daarbij uitgaan naar de vrijheid van meningsuiting en de interpretatie van het nieuwe wetboek van strafrecht in dat verband, alsmede de godsdienstvrijheid. Indien de voortgang op deze of andere gebieden te wensen overlaat, zal Nederland niet aarzelen hier consequenties aan te verbinden. Het onderhandelingsraamwerk biedt daartoe meerdere mogelijkheden. Zoals uiteengezet in de brieven van 8 juli en 15 juli jl. (Kamerstukken 23 987, nr. 52 en 21 501-02, nr. 635), koppelt het raamwerk de vordering van de onderhandelingen rechtstreeks aan de voortgang van Turkije bij de voorbereidingen op toetreding, in een context van economische en sociale convergentie. De voortgang wordt in het bijzonder aan een aantal vereisten afgemeten, waaronder de politieke Kopenhagencriteria, maar ook goed nabuurschap met derde landen en de kwestie-Cyprus. Daarnaast bestaat er de 'noodrem': de mogelijkheid de onderhandelingen te schorsen indien sprake is van een ernstige en voortdurende schending van de beginselen van vrijheid, democratie, eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden en de rechtsstaat. Ten slotte kan iedere lidstaat op elk gewenst moment het openen en voorlopig sluiten van elk hoofdstuk blokkeren, aangezien daarvoor unanimiteit nodig is in de intergouvernementele conferentie.

Wat betreft Kroatië zal de Raad, in navolging van de Raadsconclusies van maart 2005, mogelijk spreken over de vraag of Kroatië inmiddels volledig meewerkt met het Joegoslavië Tribunaal. Voor Nederland zal daarbij het oordeel van de hoofdaanklager van het Joegoslavië Tribunaal, mw Del Ponte, van groot belang zijn. Kort voor de Raad, op 29 en 30 september, zal zij een bezoek brengen aan de regio (Kroatië, Servië en Montenegro, Bosnië en Herzegovina) om de laatste stand van zaken te vernemen. Naar verwachting zal zij vervolgens haar oordeel toelichten tijdens een bijeenkomst op ministerieel niveau van de in juni jl. opgerichte "Task Force", die als taak heeft de Raad te adviseren over de vorderingen van Kroatië in het realiseren van volledige medewerking met het Joegoslavië Tribunaal. Of deze bijeenkomst zal plaatsvinden voorafgaand aan de Raad was bij het redigeren van deze geannoteerde agenda nog niet zeker.

Externe betrekkingen

Iran
De Razeb zal terugblikken op de uitkomst van de Bestuursraad van het Internationaal Atoomenenergie Agentschap (IAEA). De Bestuursraad nam op 24 september jl. na stemming een door de E3 ingediende resolutie over het nucleaire programma van Iran aan. De resolutie stelt vast dat Iran in 'non-compliance' met diens Safeguards Agreement is en dat het nucleaire programma van Iran vanwege twijfels over het vreedzame karakter daarvan verdere vragen oproept die ook tot de competentie behoren van de VN Veiligheidsraad. De resolutie legt eveneens vast dat de Bestuursraad op een later tijdstip zal besluiten over timing en inhoud van de op grond hiervan verplichte rapportage aan de VN Veiligheidsraad. De resolutie roept Iran er onder meer toe op volledig aan zijn verplichtingen, waaronder de opschorting, te voldoen en terug te keren naar de onderhandelingstafel. Het is voor het eerst dat de Bestuursraad er in is geslaagd om het eens te worden over het met zoveel woorden vastleggen van 'non-compliance' door Iran. Hoewel dit niet met consensus gebeurde, zoals bij alle eerdere resoluties van de afgelopen twee jaar het geval was, is dit een belangrijke, positieve stap, die betrokkenheid van de VN Veiligheidsraad bij de kwestie Iran mogelijk maakt. Geen van de belangrijke grote landen stemde tegen, ondanks aanvankelijke sterke weerstand tegen rapportage aan de VN Veiligheidsraad. De Russische Federatie en China, onthielden zich - evenals 10 anderen leden van de Bestuursraad- van stemming. India stemde zelfs voor. Er zal moeten blijken wanneer de Bestuursraad bereid zal zijn om de kwestie Iran, verwachtbaar op basis van nadere rapportage van DG El Baradei, definitief aan de VNVR voor te leggen. Op 28 september brengt de Minister van Buitenlandse Zaken een bezoek aan Wenen en zal bij die gelegenheid een bilateraal onderhoud hebben met DG IAEA, Mohamed El Baradei. Naar aanleiding van het verzoek van de Vaste Kamercommissie voor Buitenlandse Zaken d.d. 2 september jl., heeft Nederland in de Bestuursraad vrijgave van het laatste rapport van DG IAEA over Iran bepleit. De bestuursraad heeft hiermee ingestemd, Als bijlage treft u het rapport van DG IAEA (GOV/2005/67 d.d. 2 september 2005) evenals de resolutie van 24 september jl. ((GOV/2005/77) aan.

De mensenrechtensituatie in Iran blijft zorgelijk. Recente gevallen van schendingen betreffen de behandeling van politieke gevangenen en advocaten, de arrestatie van leden van de Baha'i gemeenschap en de executie van minderjarigen. De kritische journalist Ganji blijft vooralsnog in gevangenschap. De nieuwe president geldt als hardliner, die dicht bij de machtige conservatieve Geestelijk Leider staat. Naar verwachting zal ook dit jaar in de Derde Commissie van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties een ontwerp-resolutie in stemming worden gebracht waarin de mensenrechtensituatie in Iran wordt veroordeeld. Nederland zal zoals gebruikelijk de resolutie mede ondersteunen.

MOVP
De Raad zal aandacht besteden aan de situatie die is ontstaan na de succesvolle Israëlische terugtrekking uit de Gaza-strook en vier nederzettingen in het noorden van de Westelijke Jordaanoever. De Raad zal zich daarbij moeten concentreren op twee zaken. Allereerst is daar de vraag hoe de Palestijnse Autoriteit te ondersteunen bij de wederopbouw van Gaza en het doorvoeren van de noodzakelijke hervormingen op veiligheids- en bestuurlijk gebied. Zowel de Europese Commissie als de individuele lidstaten bereiden daartoe hulppakketten voor. Zo draagt Nederland bij aan de versterking van de Palestijnse veiligheidssector en is de regering tevens bereid jaarlijks 10 miljoen euro extra ter beschikking te stellen voor de Palestijnse wederopbouw (voldoende bewegingsvrijheid voor de Palestijnen en open grenzen van de Gaza-strook zijn hierbij belangrijke aandachtspunten). De voorstellen van de speciale gezant van het Kwartet, James Wolfensohn, vormen daarbij een belangrijke leidraad. Ten tweede gaat het om de vraag hoe er voor te zorgen dat het positieve momentum dat door de Gaza-terugtrekking is gegenereerd, behouden kan worden door het zetten van verdere stappen in het kader van het Sharm el Sheikh akkoord en de Roadmap. In dat licht baart de voortdurende Israëlische nederzetting activiteit, met name in en rond Oost-Jeruzalem, alsmede de bouw van de afscheidingsbarrière grote zorgen. Nederland is van oordeel dat de Raad terzake duidelijk stelling moet nemen.

Westelijke Balkan
Onder het agendapunt Westelijke Balkan zal de Raad mogelijk spreken over Servië en Montenegro, op basis van een voorstel voor opening van onderhandelingen met Servië en Montenegro over het afsluiten van een Stabilisatie- en Associatie Overeenkomst (SAO). Nederland onderschrijft de wenselijkheid van het starten van onderhandelingen over een SAO met Servië en Montenegro als beloning voor de door de regering in Belgrado doorgevoerde hervormingen. Tegelijkertijd is het van belang dat ook tijdens de onderhandelingen de regering in Belgrado effectief kan worden aangesproken op de samenwerking met het Joegoslavië-Tribunaal. Voor Nederland blijft dit een belangrijke voorwaarde voor het sluiten van een SAO met Servië en Montenegro.

Mogelijk zal de Raad eveneens spreken over Kosovo, indien het rapport van VN-gezant Eide aan de VN Veiligheidsraad beschikbaar is. Eide zal hierin mogelijk melding maken van vorderingen in de uitvoering van het Kosovaarse hervormingsproces ("Kosovo standards"). Tegelijkertijd zal Eide waarschijnlijk aangeven dat hierbij meer vooruitgang noodzakelijk is. In dit geval zal Nederland steun uitspreken voor een krachtig signaal van de EU aan het Kosovaarse zelfbestuur om de verdere uitvoering van de "Kosovo standards" voortvarend ter hand te nemen, vooral op het gebied van de bescherming van minderheden. Eide zal in zijn rapport eveneens adviseren over de mogelijkheid van opening van besprekingen over de toekomstige status van Kosovo. Nederland hoopt dat het rapport van Eide voldoende aanleiding geeft voor een spoedige start van deze besprekingen.

Daarnaast zal wellicht gesproken worden over Bosnië en Herzegovina. Er bestaat thans geen uitzicht op een spoedige start van SAO-onderhandelingen met Bosnië en Herzegovina, nu de Republika Srpska zich blijft verzetten tegen een akkoord over politiehervormingen. Nederland steunt de inspanningen van Hoge Vertegenwoordiger en EU Speciale Vertegenwoordiger Lord Ashdown om hiervoor een oplossing te bereiken. Daarnaast geldt ook voor Bosnië en Herzegovina dat de samenwerking met het Joegoslavië-tribunaal een belangrijke voorwaarde is voor verdere toenadering tot de Europese Unie.

EU-Rusland
De Raad zal mogelijk spreken over de voorbereidingen van de EU-Rusland top die op 4 oktober in Londen zal worden gehouden. Tijdens de top zal worden gesproken over de voortgang inzake de vier gemeenschappelijke ruimten. Hierbij vormen onder andere de energiedialoog, klimaatverandering (implementatie Kyoto), implementatie van de overeenkomst met Europol inzake de bestrijding van grensoverschrijdende criminaliteit, voortgang toetreding Rusland tot de WTO, 'frozen conflicts' in de regio en terrorismebestrijding belangrijke onderdelen. Bovendien streeft de EU naar het bereiken van politieke overeenstemming over een visum- en readmissieovereenkomst met Rusland. Voorts zullen een EU-hulpprogramma aan de Noordelijke Kaukasus en de EU-RF relaties na het aflopen van de Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst (PSO) in 2007, aan bod komen. Tijdens de Raad zijn geen conclusies voorzien.

Nederland steunt de aanpak van het Brits EU-voorzitterschap dat implementatie van de vier ruimten centraal stelt. Ten aanzien van de visumonderhandelingen is de regering grotendeels tevreden over de tot nog toe behaalde onderhandelingsresultaten waarbij een direct verband tussen visumfacilitatie en terug-en overname wordt gelegd. De regering vindt dat het hulpprogramma aan de noordelijke Kaukasus een belangrijke stap is in het streven van de Unie bij te dragen aan het verbeteren van de humanitaire noodsituatie en op termijn aan een politieke oplossing in Tsjetsjenië. Het programma is voortgekomen uit de toezegging van president Poetin tijdens de EU-Rusland top in Den Haag vorig jaar concrete hulp te accepteren. Inzake de EU-Rusland relatie na 2007 sluit Nederland zich aan bij de mening van de meeste lidstaten dat voortzetting van een geactualiseerde, juridisch bindende PSO een goede basis kan vormen om het strategisch partnerschap met Rusland voort te zetten. Tot slot hoopt Nederland dat de top kan bijdragen aan concrete voortgang op het gebied van conflictoplossing in Georgië en Moldavië en aan de openstelling van het lidmaatschap van export controle regimes, zoals het Missile Technology Control Regime (MTCR), voor alle EU-lidstaten en Roemenië.

Oezbekistan
De Raad zal spreken over de ontwikkelingen in Oezbekistan sinds de gewelddadige onderdrukking van het burgerprotest in mei in Andidjan. Ondanks herhaald en indringend beroep op Oezbekistan blijft de regering bij haar weigering om een internationaal onafhankelijk onderzoek naar de gebeurtenissen in Andidjan door internationale deskundigen toe te staan. De speciale vertegenwoordiger van de EU voor Centraal Azië, Dhr Kubis, concludeerde na zijn recente bezoek aan Tasjkent dat er geen enkele beweging zit in de positie van Oezbekistan en dat de onderdrukking in Oezbekistan verder toeneemt. In lijn met de RAZEB-conclusies van mei, juni en juli zal de Raad zich buigen over mogelijke nadere maatregelen tegen Oezbekistan. Nederland vindt dat met het uitblijven van het onderzoek verdere stappen tegen Oezbekistan noodzakelijk zijn. Hierbij moet wel worden getracht de dialoog met de regering open te houden.

Saoedi-Arabië /Toetreding WTO
De Raad zal tevens spreken over de mogelijke toetreding van Saoedi-Arabië tot de Wereld Handelsorganisatie (WTO).


---- --