Vordering gerechtelijk vooronderzoek tegen een verdachte van wie geen
persoonsgegevens bekend zijn
Samenvatting van de griffier van de Hoge Raad (buiten
verantwoordelijkheid van de Hoge Raad)
Op 3 mei 2004 heeft het openbaar ministerie een vordering gerechtelijk
vooronderzoek (GVO) ingesteld tegen een verdachte van wie geen
persoonsgegevens bekend zijn, maar wel een volledig DNA-profiel
beschikbaar is, met als doel de verjaring van het recht op vervolging
in een zaak te stuiten. Het betreft een misdrijf dat op 4 mei 1986 in
Bunnik heeft plaatsgevonden, waarbij een 11-jarige jongen is misbruikt
en vervolgens door verstikking om het leven is gebracht.
In het onderzoek naar deze zaak is in 2000, dankzij nieuwe DNA
technieken, een volledig DNA-profiel vastgesteld van de vermoedelijke
dader. Deze vermoedelijke dader is echter nog niet getraceerd.
De rechter-commissaris heeft de vordering GVO op 12 mei 2004
afgewezen.
In het daartegen ingestelde beroep heeft de rechtbank Utrecht op 30
augustus 2004 de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard
wegens misbruik van bevoegdheid. De officier van justitie heeft tegen
deze beslissing cassatie ingesteld bij de Hoge Raad.
Advocaat-generaal Machielse heeft in zijn conclusie van 29 maart 2005
de Hoge Raad geadviseerd de beschikking van de rechtbank Utrecht te
vernietigen en de zaak te verwijzen naar het hof Amsterdam om opnieuw
te worden beslist.
De Hoge Raad heeft op 4 oktober 2005 geoordeeld dat het instellen van
een vordering tot gerechtelijk vooronderzoek, met het oogmerk de
verjaring te stuiten, geen misbruik van bevoegdheid door de officier
van justitie oplevert in een zaak tegen een verdachte, van wie geen
persoonsgegevens bekend zijn, maar wel een volledig DNA-profiel
beschikbaar is.
De Hoge Raad heeft de beschikking van de rechtbank Utrecht vernietigd
en de zaak voor verdere afdoening verwezen naar het hof Amsterdam.
Zie voor de volledige uitspraak LJN-nummer AT2968
Bron: Hoge Raad der Nederlanden
Datum actualiteit: 4 oktober 2005 Naar boven