Ingezonden persbericht


EMBARGO VAN SCIENCE t/m 13 OKTOBER 20.00 UUR

Persbericht, 12 oktober 2005

"Vogelevolutie te traag voor aanpassing aan veranderend klimaat"

HETEREN (Gld.) / GRONINGEN ­ Vogels zoals koolmezen kùnnen zich aanpassen aan de effecten van klimaatsverandering. "Maar omdat deze aanpassingen waarschijnlijk niet snel genoeg gaan, kan dit uiteindelijk negatieve gevolgen hebben voor (het aantal dieren van) de soort." Phillip Gienapp van het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW) stelde vast dat overlappende generaties en de maar in kleine mate erfelijke timing van broedtijd de trage evolutionaire reactie veroorzaken. Gienapp promoveert op vrijdag 21 oktober in Groningen. Een deel van het onderzoek verschijnt aanstaande vrijdag al in het bekende wetenschappelijke tijdschrift Science.

Waarom passen de mezen zich niet beter aan? Op deze vraag hebben Phillip Gienapp en zijn collega's van het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW) zich de afgelopen jaren gestort. Voor een zangvogel is het cruciaal om jongen te krijgen op het moment dat het voedsel in overvloed aanwezig is. Het klimaat is de afgelopen tientallen jaren veranderd, het voorjaar is bijvoorbeeld warmer geworden bij ons. Hierdoor broedt de koolmees niet meer op precies het juiste moment. De rupsen van bosvlinders die het voedsel voor de jongen vormen zijn bijna twee weken vroeger uit het ei gekropen, en de meesjes gemiddeld maar een paar dagen. Het gevolg hiervan is dat de vroege broeders onder de mezen meer succes hebben en dus meer nakomelingen op de wereld zetten.

De biologen Daniel Nussey, Erik Postma, Phillip Gienapp en Marcel Visser schrijven deze week in Science dat de mezen wel over de ingrediënten beschikken om zich aan te passen. Ze laten zien dat in een wilde populatie koolmezen variatie bestaat tussen dieren in de mogelijkheid om de broedtijd aan te passen aan de omstandigheden. En die variatie in 'plasticiteit' van broedtijd is erfelijk. De meest 'plastische' dieren, die zich het meeste kunnen aanpassen, hebben de laatste 32 jaar steeds meer succes gekregen. Dit valt samen met de steeds grotere 'mismatch' met hun rupsenvoedsel. Als deze selectie doorgaat, zal er een 'nieuwe mees' ontstaan die beter aangepast is aan een warmer klimaat. De bouwstenen zijn er dus. Toch blijft er een probleem bestaan. Phillip Gienapp: "De snelheid waarmee de dieren zich aanpassen is waarschijnlijk niet voldoende om de veranderingen bij te benen." Dit komt doordat de timing van het starten met broeden maar voor een klein deel erfelijk is. Bovendien speelt mee dat de generaties broedvogels overlappen: het duurt dus langer voordat een aanpassing in de hele populatie doorgedrongen is. Daarnaast geven ook vaders via hun genen de eigenschap van de eileg-start door, maar ze worden er zelf niet op 'afgerekend'. Aan de hand van klimaatvoorspellingen van het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) en een nieuw ontwikkeld model voor 'koolmeesfenologie' hebben de NIOO-onderzoekers de ontwikkelingen voor de koolmezen en hun voedsel voor de komende eeuw voorspeld. "Zowel de mezen met hun legdatum als de rupsen vervroegen met dezelfde snelheid en het verschil, de mismatch, zal dus blijven bestaan." De vogels die te vroeg of te laat broeden ten opzichte van de rupsenpiek in het voorjaar blijken minder jongen groot te brengen, die bovendien lichter zijn. "Dit zal negatieve effecten hebben op het voortbestaan van populaties. De koolmees staat model voor andere soorten; kwetsbare soorten zouden hierdoor zelfs kunnen uitsterven," stelt Gienapp.

Het NIOO is het onderzoeksinstituut voor ecologie van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW). Het bestaat uit drie centra: voor ecologie van kust en zee, van het zoete water en van het land. Bij het NIOO werken ongeveer 250 mensen. Op het NIOO-Centrum voor Terrestrische Ecologie in Heteren richten de onderzoekers zich op het leven op het land.