Ministerie van Buitenlandse Zaken

Kamervragen over geweldpleging tegen christenen in Westelijke Jordaanoever

|Aan de Voorzitter van de        |          |Directie Noord Afrika en     |
|Tweede Kamer der Staten-Generaal|          |Midden-Oosten                |
|                                |          |Afdeling Midden-Oosten       |
|Binnenhof 4                     |          |Bezuidenhoutseweg 67         |
|Den Haag                        |          |Postbus 20061                |
|                                |          |2500 EB Den Haag             |
|Datum |14 oktober 2005                     |Behand|Roger van Laak       |
|      |                                    |eld   |                     |
|Kenmer|DAM-478/05                          |Telefo|+31 (0)70-3485185    |
|k     |                                    |on    |                     |
|Blad  |1/1                                 |Fax   |+31 (0)70-3486639    |
|Bijlag|1                                   |E-Mail|Dam@minbuza.nl       |
|e(n)  |                                    |      |                     |
|Betref|Beantwoording van vragen van de     |      |                     |
|t     |leden Van der Staaij en Herben over |      |                     |
|      |geweldpleging tegen christenen in de|      |                     |
|      |Westelijke Jordaanoever.            |      |                     |
Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door de leden Van der Staaij en Herben over geweldpleging tegen christenen in de Westelijke Jordaanoever. Deze vragen werden ingezonden op 16 september 2005 met kenmerk 2040521490.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Dr. B.R. Bot

Antwoord van de heer Bot, minister van Buitenlandse Zaken, op vragen van de leden Van der Staaij en Herben over geweldpleging tegen christenen in de Westelijke Jordaanoever.

Vraag 1

Kent u de berichten over geweldpleging door moslims tegen christenen in het dorpje Taiba op de Westelijke Jordaanoever? 1) Kunt u de inhoud van deze berichten bevestigen?

Antwoord
Voor zover mij bekend was de (zelf)moord door vergiftiging van een Islamitische vrouw in het plaatsje Tayba op de Westelijke Jordaanoever de aanleiding tot de rellen op 3 september jl. die leidden tot het platbranden van huizen van de familie van haar vermeende, christelijke minnaar.

Vraag 2
Wat is de reden dat de veiligheidsdiensten van de Palestijnse Autoriteit te laat optraden tegen dit geweld? Is het waar dat het Israëlische leger de eindverantwoordelijkheid heeft voor de veiligheid in het gebied waarin Tayba ligt?

Antwoord
De Palestijnse politie die naar het incident geroepen werd, kwam uit Ramallah en moest alvorens Tayba te bereiken door een gebied dat volledig onder Israëlische controle staat. De Palestijnse politiepatrouille werd anderhalf uur opgehouden bij een Israëlische controlepost met als gevolg dat de patrouille te laat Tayba bereikte. Overigens was de Israëlische politie wel op tijd ter plaatse, maar greep niet in.

Vraag 3
Plaatst u dit gewelddadige gebeuren in de context van een algemeen verslechterende situatie van christenen in de Palestijnse Gebieden? 2) Zo ja, bent u bereid hierover uw zorgen kenbaar te maken aan de Palestijnse Autoriteit en deze te vragen maatregelen te nemen ter bescherming van christenen?

Antwoord
Ondanks dit incident is er geen reden om aan te nemen dat de er sprake is van een verslechterende situatie voor christenen in de Palestijnse gebieden. De gebeurtenissen van 3 september jl. dienen niet zozeer gezien te worden als een conflict tussen christenen en moslims, maar veeleer als een zaak waar met name ook eerwraak een rol lijkt te hebben gespeeld.


1) Jerusalem Post, 5 september jl., 'Muslims ransack Christian village', Haaretz, 5 september jl., 'Muslims torch 14 Christian homes near Ramallah'
2) 'Anti-Christian Pogrom in the West Bank', www.honestreporting.com, 6 september 2005


---- --