European Union



| | | |

|RAAD VAN                 |                                       |NL         |
|DE EUROPESE UNIE         |                                       |           |
12586/05 (Presse 245)

(OR. en)

PERSMEDEDELING

Betreft:

PERSMEDEDELING

2681e zitting van de Raad

Concurrentievermogen (Interne Markt, Industrie en Onderzoek)

Luxemburg, 11 oktober 2005

Voorzitter Alan JOHNSON, minister van Handel en Industrie

Lord SAINSBURY of TURVILLE

staatssecretaris van Wetenschappen en Innovatie van het Verenigd Koninkrijk

|Voornaamste resultaten van de Raadszitting                                 |
|De Raad heeft een oriënterend debat gehouden over een aantal fundamentele  |
|aspecten van de compromistekst van het Britse voorzitterschap over REACH,  |
|teneinde op 28 en 29 november een politiek akkoord te kunnen bereiken.     |
|De Raad heeft tevens een orienterend debat gehouden over fundamentele      |
|aspecten van het voorstel voor een zevende kaderprogramma voor onderzoek en|
|technologische ontwikkeling (2007-2013).                                   |
|De Raad heeft zonder debat in eerste lezing een richtlijn aangenomen ter   |
|verhoging van de veiligheid van voetgangers door technische voorschriften  |
|inzake frontbeschermingsinrichtingen op motorvoertuigen.                   |
INHOUD1

DEELNEMERS 4

BESPROKEN PUNTEN

UITVOERING VAN DE WETGEVING - SCOREBORD VAN DE INTERNE MARKT 7

BETER REGELGEVEN 8

REACH 9

ZEVENDE KADERPROGRAMMA OP HET GEBIED VAN ONDERZOEK 10

Diversen 11


- Actieplan staatssteun en innovering 11


- Europese prijzen voor het bedrijfsleven 11


- Mededeling van de Commissie over industriebeleid 11


- Biowetenschappen en biotechnologie 12

ANDERE GOEDGEKEURDE PUNTEN

INTERNE MARKT

Voertuigen - Goedkeuring van mechanische onderdelen - coverbanden 13

Voertuigen - Frontbeschermingsinrichtingen 13

EXTERNE BETREKKINGEN

Middellandse-Zeelanden - Uitbreiding van het systeem van cumulatie van oorsprong* 14

DEELNEMERS

De regeringen van de lidstaten en de Europese Commissie waren als volgt vertegenwoordigd:

België:
de heer Benoit CEREXHE minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Tewerkstelling, Economie, Wetenschappelijk Onderzoek, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp mevrouw Marie-Dominique SIMONET minister van Onderzoek, Nieuwe Technologieën en Buitenlandse Betrekkingen (Waals Gewest)

Tsjechië
de heer Martin JAHN vice-minister- president, belast met Economische Zaken
de heer Petr KOLÁ? vice-minister belast met Buitenlandse Zaken, belast met Bilaterale Betrekkingen

Denemarken:
de heer Bendt BENDTSEN minister van Economische Zaken, Handel en Industrie mevrouw Connie HEDEGAARD minister van Milieubeheer en Noordse Samenwerking de heer Uffe TOUDAHL PEDERSEN staatssecretaris van Wetenschap, Technologie en Ontwikkeling

Duitsland:
de heer Georg Wilhelm ADAMOWITSCH staatssecretaris van Economische Zaken en Arbeid de heer Rainer BAAKE staatssecretaris van Milieubeheer, Natuurbehoud en Reactorveiligheid de heer Wolf-Michael CATENHUSEN staatssecretaris van Onderwijs en Onderzoek

Estland:
de heer Tiit NABER plaatsvervangend permanent vertegenwoordiger

Griekenland:
de heer Dimitrios SIOUFAS minister van Ontwikkeling de heer George MERGOS secretaris-generaal, ministerie van Economische Zaken en Financiën

Spanje:
de heer José MONTILLA AGUILERA minister van Industrie, Toerisme en Handel mevrouw María Jesús SANSEGUNDO GÓMEZ de CADIÑANOS minister van Onderwijs en Wetenschappen de heer Alberto NAVARRO GONZÁLEZ staatssecretaris voor de Europese Unie

Frankrijk:
de heer François GOULARD toegevoegd minister van Hoger Onderwijs en Onderzoek de heer François LOOS toegevoegd minister van Industrie

Ierland:
de heer Micheál MARTIN minister van Ondernemingen, Handel en Werkgelegenheid

Italië:
de heer Alessandro PIGNATTI plaatsvervangend permanent vertegenwoordiger

Cyprus
de heer Andreas PETRONDAS permanent secretaris, ministerie van Handel, Industrie en Toerisme

Letland:
de heer Dzintars ZAKIS staatssecretaris van Economische Zaken

Litouwen:
de heer Nerijus EIDUKEVI?IUS vice-minister van Economische Zaken

Luxemburg:
de heer Jeannot KRECKÉ minister van Economische Zaken, Buitenlandse Handel en Sport mevrouw Octavie MODERT staatssecretaris van Parlementszaken, Land- en Wijnbouw en Plattelandsontwikkeling en Cultuur, Hoger Onderwijs en Onderzoek

Hongarije
de heer Etele BARÁTH minister zonder portefeuille, belast met Europese Zaken de heer Miklos BODA staatssecretaris van Onderzoek en Technologie

Malta
de heer Censu GALEA minister van Concurrentievermogen en Communicatie

Nederland:
mevrouw Karien van GENNIP minister van Buitenlandse Handel mevrouw Maria van der HOEVEN minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Oostenrijk:
de heer Martin BARTENSTEIN minister van Economische Zaken en Arbeid
mevrouw Elisabeth GEHRER minister van Onderwijs, Wetenschap en Cultuur

Polen:
de heer Piotr RUTKOWSKI onderstaatssecretaris van Economische Zaken en Arbeid de heer Michal KLEIBER minister van Wetenschappen en Informatisering

Portugal
de heer Manuel PINHO minister van Economie en Innovatie de heer José MARIANO GAGO minister van Wetenschappen, Technologie en Hoger Onderwijs

Slovenië:
de heer Janez MO?INA staatssecretaris van Hoger Onderwijs, Wetenschappen en Technologie de heer Andrijana STARINA KOSEM staatssecretaris van Economische Zaken

Slowakije:
De heer László POMOTHY staatssecretaris van Economie

Finland
de heer Mauri PEKKARINEN minister van Handel en Industrie

Zweden:
de heer Thomas ÖSTROS minister van Industrie, Werkgelegenheid en Verkeer de heer Leif PAGROTSKY minister van Onderwijs en Cultuur

Verenigd Koninkrijk:
de heer Alan JOHNSON minister van Handel en Industrie Lord SAINSBURY of TURVILLE staatssecretaris van Wetenschappen en Innovatie

Commissie:
de heer Günter VERHEUGEN vice- voorzitter de heer Stavros DIMAS lid de heer Janez POTO?NIK lid mevrouw Neelie KROES lid de heer Charlie McCREEVY lid

De regeringen van de toetredende staten waren als volgt vertegenwoordigd:

Bulgarije
de heer Roumen OVCHAROV minister van Verkeer en Energie mevrouw Ekaterina VITKOVA vice- minister van Onderwijs en Wetenschappen

Roemenië:
de heer Ioan-Codrut SERES minister van Economie en Handel De heer Anton ANTON staatssecretaris van Onderzoek

BESPROKEN PUNTEN

UITVOERING VAN DE WETGEVING - SCOREBORD VAN DE INTERNE MARKT

De Raad heeft nota genomen van de door Commissielid voor de Interne Markt Charlie McCreevy verstrekte informatie over het scorebord van de interne markt 2005. De Raad nam er met voldoening nota van dat in vergelijking met vorig jaar in de meeste lidstaten een aanzienlijke vooruitgang is geboekt in de omzetting van internemarktrichtlijnen in nationale wetgeving. Toch zijn er nog blijvende inspanningen nodig om het door de Europese Raad gestelde doel, namelijk een omzettingsachterstand van niet meer dan
1,5 percent, te halen. De Raad Concurrentievermogen zal via zijn voorbereidende instanties en aan de hand van informatie van de Commissie de ontwikkelingen van nabij blijven volgen.

Op het scorebord van de interne markt wordt nagegaan hoever de lidstaten staan met het realiseren van de voorwaarden voor een goede werking van de interne markt. Daartoe wordt eerst bezien hoe snel en in welke mate iedere lidstaat de internemarktrichtlijnen omzet in nationale wetgeving, en wordt aangegeven hoeveel inbreukprocedures de Commissie tegen iedere lidstaat heeft ingesteld. Voorts wordt er op het scorebord gerapporteerd over de omzettingsresultaten van nationale normalisatie-instellingen en over de prijsverschillen, die een goede indicator vormen van de efficientie van de interne markt in de praktijk.

BETER REGELGEVEN

De Raad nam nota van een voortgangsverslag van het voorzitterschap over de lopende acties inzake "Beter Regelgeven". Het verslag biedt een kort overzicht van de lopende werkzaamheden met betrekking tot het gebruik van effectbeoordeling in het wetgevingsproces, de vereenvoudiging van de wetgeving, het toetsen van lopende wetgevingsvoorstellen, het proefproject van de Commissie over een methode voor het meten van administratieve kosten en de raadpleging van belanghebbenden. De Raad zal in de zitting van 28 en 29 november op dit punt terugkomen.

De Raad is tevens door vice-voorzitter Verheugen geïnformeerd over de laatste ontwikkelingen met betrekking tot de in maart 2005 aangenomen mededeling van de Commissie "Betere regelgeving met het oog op economische groei en meer banen in de Europese Unie", alsmede over de screening en de komende mededeling inzake vereenvoudiging.

Het Britse voorzitterschap heeft van dit onderwerp een topprioriteit gemaakt en heeft tijdens de informele bijeenkomst van de ministers van Concurrentievermogen en vice-voorzitter Verheugen in Cardiff op 11 en 12 juli hierover een diepgaande bespreking gehouden.

REACH

De Raad heeft aan de hand van een verslag van het voorzitterschap een oriënterend debat gehouden over een aantal fundamentele aspecten van de ontwerp-verordening inzake de registratie en beoordeling van en de vergunningverlening en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH) en tot oprichting van een Europees Chemicaliënagentschap. De besproken punten hadden betrekking op informatievereisten bij de registratie van chemische stoffen en de uitwisseling van gegevens tussen registranten. In het licht van het debat gaf de Raad het Comité van permanente vertegenwoordigers opdracht om de besproken aangelegenheden nader te bestuderen met het oog op een politiek akkoord over REACH in de volgende zitting van de Raad Concurrentievermogen eind november 2005.

Aan het slot van dit debat maakte de voorzitter de volgende opmerkingen:

"Algemeen gezien is het voorzitterschap gesterkt door de positieve reactie op het compromisvoorstel en de constructieve bijdrage van alle delegaties. Met dit debat zijn wij een belangrijke stap dichter gekomen bij een akkoord over dit dossier in onze volgende zitting in november.

Daarbij wens ik de volgende slotbeschouwingen te maken:

Wat de registratie van stoffen tussen 1 en 10 ton betreft, heeft het voorzitterschap de indruk dat er ruime steun is voor een gerichte benadering van informatievereisten, zoals voorgesteld door het voorzitterschap, inclusief de aanvullende informatie in bijlage V.

Een aantal delegaties heeft een voorkeur uitgesproken voor de benadering die alleen ten aanzien van bestaande stoffen geldt.

De voorzitter meent dat een belangrijk aantal delegaties voor een systeem is waarin de registrant besluit of er meer informatie moet worden verstrekt .

Het voorzitterschap wijst erop dat deze benadering niet uitsluit dat het Agentschap het bedrijfsleven in dezen van advies kan dienen.

Wat de registratie van stoffen tussen 10 en 100 ton betreft, blijkt volgens het voorzitterschap dat er ruime overeenstemming bestaat over zijn voorstel tot beperking van de informatievereisten, hoewel sommige delegaties ook bereid zijn te overwegen of er binnen deze hoeveelheden op grond van een bestudering van de blootstelling tests achterwege kunnen worden gelaten ("waiving").

Het voorzitterschap neemt er nota van dat er een breed draagvlak is voor een uitwisseling van alle gegevens en gezamenlijke indiening van informatie voor registranten van dezelfde stof, op voorwaarde dat er verder aandacht wordt besteed aan bepalingen die ervoor zorgen dat ondernemingen op een kosteneffectieve wijze kunnen optreden, en die een adequate bescherming van de handelsinformatie garanderen.

ZEVENDE KADERPROGRAMMA OP HET GEBIED VAN ONDERZOEK

De Raad heeft aan de hand van een nota van het voorzitterschap een oriënterend debat gehouden over de onderdelen "Ideeën" en "Capaciteiten" van het Commissievoorstel voor het zevende kaderprogramma (KP7) voor onderzoek en technologische ontwikkeling (2007-2013). De twee andere onderdelen van het voorstel, namelijk "Samenwerking" (onderzoek in samenwerking) en "Mensen" (menselijk potentieel) zijn in juni jongstleden grondig door de Raad bestudeerd.

In het licht van de besprekingen en de werkzaamheden onder het Luxemburgse voorzitterschap is het huidige voorzitterschap voornemens een herziene ontwerp-tekst op te stellen die het hele kaderprogrammavoorstel bestrijkt, als basis voor de verdere werkzaamheden die de Raad in staat moeten stellen in de zitting op 28/29 november tot een partiële algemene oriëntatie te komen.

Het nieuwe KP7 is erop gericht een van de prioritaire doelstellingen van de EU uit te voeren, namelijk een verhoogd potentieel voor economische groei en een sterker Europees concurrentievermogen door investering in kennis, innovatie en menselijk kapitaal. In de visie van de Commissie zal het leeuwendeel van de middelen, zoals bij KP7, nog steeds gaan naar toegepast onderzoek in samenwerking, maar er zijn verscheidene nieuwe elementen toegevoegd. De voornaamste door de Commissie voorgestelde nieuwe acties zijn financiering voor basisonderzoek door bemiddeling van een Europese onderzoeksraad onder leiding van eminente wetenschapsmensen; steun voor grootschalige publiek-private partnerschappen ter bevordering van industriële projecten; financiering van nieuwe onderzoeksinfrastructuren; en onderzoek op het gebied van veiligheid.

Tevens zij eraan herinnerd dat de voorstellen van KP7 tezamen met het voorstel voor een programma voor concurrentievermogen en innovatie (doc. 8081/05) moeten worden bekeken, en dat de nadere bepalingen voor de uitvoering van KP7 in de door de Commissie op 21 september 2005 aangenomen specifieke programma's staan. Kaderprogramma en specifieke programma's dienen door de Raad met gekwalificeerde meerderheid te worden aangenomen, overeenkomstig artikel 166 van het EG-Verdrag.

Diversen

Actieplan staatssteun en innovering

De Raad nam nota van een uiteenzetting door Commissielid Neelie Kroes van het Actieplan staatssteun en de mededeling over staatssteun en innovering. De Commissie is op 7 juni 2005 begonnen met een openbare raadpleging en stelde een verdere stap naar minder en beter gerichte staatssteun voor, herziening van de huidige richtsnoeren inzake staatssteun, een verfijnde economische benadering, doeltreffender en transparantere procedures en gedeelde verantwoordelijkheid inzake staatssteun tussen de Commissie en de lidstaten. De mededeling inzake staatssteun voor innovering is door de Commissie aangenomen op 21 september 2005. Doel van dit raadplegingsdocument is de belanghebbenden tot commentaar aan te zetten alvorens de Commissie komt met een nieuwe mededeling over verbeteringen van de EU-voorschriften inzake staatssteun voor innovatie-activiteiten.

In de onderhavige mededeling wordt een duidelijke werkwijze uiteengezet voor het opstellen van maatregelen inzake staatssteun voor innovering die zes grote gebieden bestrijken: innovatieve starters; risicokapitaal; integratie van innovering in bestaande voorschriften inzake staatssteun voor onderzoek en ontwikkeling (O & O); innoveringsbemiddelaars; opleiding en mobiliteit tussen academisch onderzoekspersoneel en het MKB; en expertisecentra voor projecten van gezamenlijk Europees belang.

Europese prijzen voor het bedrijfsleven

De Raad nam nota van de informatie van vice-voorzitter van de Commissie Günther Verheugen over de invoering van de regeling voor Europese prijzen voor het bedrijfsleven, ter erkenning van uitmuntendheid in het bevorderen van ondernemerschap. De regeling zal worden ingeluid in Londen op 14 november 2005.

Mededeling van de Commissie over industriebeleid

De Raad heeft nota genomen van de presentatie door de heer Günther Verheugen van de door de Commissie op 5 oktober aangenomen mededeling over industriebeleid. Het is een vervolg op vorige mededelingen over industriebeleid, waarin zowel horizontale als sectorale kwesties behandeld worden, naast de uitdagingen voor het concurrentievermogen van het Europese bedrijfsleven. De Raad is voornemens in een volgende zitting een grondig debat over de mededeling te houden.

Biowetenschappen en biotechnologie

De Raad heeft de informatie van de heer Verheugen over de belangrijkste bevindingen van het op 29 juni 2005 aangenomen derde voortgangsverslag over biowetenschappen en biotechnologie tot zich genomen. Daarin geeft de Commissie ook de prioriteiten aan voor toekomstige acties die in eerste instantie zullen bestaan in de uitvoering van een onafhankelijke studie die een alomvattende evaluatie en kosten-batenanalyse moet opleveren van de gevolgen, de mogelijkheden en de uitdagingen die de moderne biotechnologie met zich meebrengt voor Europa, in termen van economische, sociale en ecologische aspecten. In tweede instantie zal de Commissie de studie en een diepgaande evaluatie van de vooruitgang sedert 2002 gebruiken om de communautaire strategie voor biowetenschappen en biotechnologie nog voor de voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad in 2007 bij te werken.

ANDERE GOEDGEKEURDE PUNTEN

INTERNE MARKT

Voertuigen - Goedkeuring van mechanische onderdelen - coverbanden

De Raad heeft overeenstemming bereikt over een gemeenschappelijke aanpak voor de aanneming van besluiten inzake

Besluit van de Raad inzake de aanvaarding door de Gemeenschap van Reglement nr. 55 van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties betreffende voorschriften voor de goedkeuring van mechanische onderdelen van koppelingen van voertuigcombinatie | |de aanvaarding door de EU van Reglement nr. 55 van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (VN/ECE) betreffende voorschriften voor de goedkeuring van mechanische onderdelen van koppelingen van voertuigcombinatie (11233/05). Deze bepalingen moeten technische belemmeringen voor de handel in motorvoertuigen wegnemen en een hoog veiligheidsniveau waarborgen;

vergunningen om coverbanden op de EU-markt te brengen indien zij zijn vervaardigd overeenkomstig de vereisten in de Reglementen nrs. 109 en 108 van VN/ECE(9916/05).

Beide teksten zullen voor instemming aan het Europees Parlement worden voorgelegd.

Voertuigen - Frontbeschermingsinrichtingen

De Raad heeft een richtlijn aangenomen waarmee wordt beoogd de veiligheid van de voetgangers te verbeteren door middel van technische voorschriften voor frontbeschermingsinrichtingen op motorvoertuigen (PE-CONS 3640/05) en de Raad heeft alle door het Europees Parlement in eerste lezing goedgekeurde amendementen aanvaard.

Het doel van deze richtlijn, waarbij Richtlijn 70/156/EEG wordt gewijzigd, is de verbetering van de veiligheid van voetgangers en voertuigen door middel van passieve maatregelen. De richtlijn bevat technische voorschriften voor de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot frontbeschermingsinrichtingen die tot de originele uitrusting van het voertuig behoren of die als technische eenheden in de handel worden gebracht.

Volgens de nieuwe regels moeten frontbeschermingsinrichtingen voor motorvoertuigen van klasse M1 (maximaal 8 personen) en N1 (goederen tot 3,5 ton) voldoen aan testvereisten en aantonen dat zij dusdanig zijn ontworpen dat de veiligheid van voetgangers wordt verbeterd en dat het aantal verwondingen wordt verminderd.

Deze richtlijn, die deel uitmaakt uit van het Europese actieprogramma voor verkeersveiligheid, kan worden aangevuld met nationale maatregelen houdende een verbod of beperking van het gebruik van frontbeschermingsinrichtingen die reeds op de markt waren voordat de richtlijn van kracht werd.

De nieuwe bepalingen treden in werking negen maanden na de bekendmaking in het Publicatieblad van de EU. Zij worden herzien in het licht van verder onderzoek en van de ervaringen gedurende de eerste vier jaar van de toepassing ervan.

EXTERNE BETREKKINGEN

Middellandse-Zeelanden - Uitbreiding van het systeem van cumulatie van oorsprong*

De Raad heeft een reeks ontwerp-besluiten goedgekeurd met het oog op de opneming van het pan-Europees-mediterraan systeem voor cumulatie van de oorsprong in overeenkomsten met derde landen.

Om de nieuwe pan-Europees-mediterrane cumulatie van de oorsprong in genoemde overeenkomsten op te nemen, moet de EU de protocollen inzake de regels van oorsprong wijzigen die gehecht zijn aan de overeenkomsten met de hierna volgende landen, Bulgarije, (9528/05), Roemenië (9532/05), IJsland (9570/05, Noorwegen (9632/05), Zwitserland (inclusief Liechtenstein)(9615/05), de Faeröer (9634/05), Turkije (9534/05, 9535/05), Algerije (9525/05), Egypte (9524/05), Israël (9519/05), Jordanië (9526/05), Libanon (9517/05), Marokko (9516/05), Tunesië (9518/05) en de Palestijnse Autoriteit van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook (9515/05), evenals het proctocol inzake regels van oorsprong dat gehecht is aan de Overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte (9514/05). De ontwerp- besluiten zullen ter goedkeuring worden voorgelegd aan de instellingen die in elk van de overeenkomsten in kwestie wordt genoemd.

De belangrijkste handelingen die moeten worden verricht om de protocollen bij te werken bestaan in:

het herformuleren van artikelen over cumulatie,

het invoeren van nieuwe bepalingen over het certificaat van oorsprong,

het harmoniseren van de bepalingen over het verbieden van, intrekking van of vrijstelling van douanerechten,

het harmoniseren van de verwerkingsvoorschriften in de protocollen voor niet van oorsprong zijnde materialen, zodat zij oorsprongsstatus verkrijgen;

het invoeren van amendementen waarmee de bepalingen van alle protocollen identiek worden gemaakt.

Dankzij de besluiten zullen landbouwproducten uit Turkije in aanmerking kunnen komen voor het nieuwe pan-Europees-mediterraan systeem voor cumulatie van de oorsprong, aangezien de verschillen tussen de tariefpreferenties die de EU heeft toegekend aan Turkije, enerzijds, en aan de andere Europese handelspartners, anderzijds, zijn weggevallen.

Tevens zullen de Faeröer in het systeem worden opgenomen.

Voor Syrië wordt in de pan-Europees-mediterrane cumulatie van de oorsprong voorzien in het Protocol inzake oorsprongsregels dat is opgenomen in de Europees-mediterrane overeenkomst die geparafeerd is.

In 1997 is een systeem van diagonale cumulatie van de oorsprong tussen de EU, Bulgarije, Polen, Hongarije, Tsjechië, Slowakije, Roemenië, Litouwen, Letland, Estland, Slovenië, IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland ingesteld, dat in 1999 is uitgebreid tot Turkije.

In 2003 hebben de Euromed-ministers van Handel een nieuw protocol inzake oorsprongsregels goedgekeurd, waardoor het pan-Europese systeem voor cumulatie van de oorsprong kan worden uitgebreid tot de mediterrane landen. De ministers hebben de betrokken partners tevens verzocht de nodige stappen te ondernemen om het nieuwe protocol op te nemen in hun overeenkomsten.

Het sluiten van vrijhandelsovereenkomsten tussen Middellandse-Zeelanden zal de invoering van de pan-Europees-mediterrane cumulatie van de oorsprong mogelijk maken. Bij dit systeem wordt ervan uitgegaan dat er preferentiële betrekkingen bestaan en de partners dus aanzienlijk voordeel zullen behalen, met het oog op het verwezenlijken van een echte vrijhandelszone in de Europees-mediterrane regio vóór de afgesproken termijn van 2010.


---

SEC(2005) 937.
Een partiële algemene oriëntatie is een manier om Raadsbesprekingen over niet-budgettaire elementen vast te leggen die verband houden met het lopend overleg over de financiële vooruitzichten voor de periode 2007-2013. Deze benadering laat de mogelijkheid open om reeds goedgekeurde voorstelonderdelen bij te stellen, mocht zulks na een akkoord over de begrotingsbedragen nodig zijn.

In januari 2002 heeft de Raad een strategie voor Europa inzake biowetenschappen en biotechnologie goedgekeurd. Deze bestaat uit twee delen: richtsnoeren voor het beleid en een 30-puntenplan om het beleid in maatregelen om te zetten. De strategie beschrijft wat de Commissie en de andere Europese instellingen moeten doen, en geeft tevens aanbevelingen voor activiteiten van andere publieke en private belanghebbenden. De Commissie brengt periodiek verslag uit van vorderingen.